Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] XXX. De vliet. Zij ligt voorover bij den vluggen vliet, Die vliedend fluistert van gevloden vreugd, De witte wang geleund op de open hand, Waar 't zilvren mos een fulpen leger biedt, En 't lichte lisch met blonde bloemen prijkt. In 't welkend loover klaagt de wind zijn wee En dorre blaadren vallen, één voor één, Als tranen, klankloos, in den vluggen vliet. En kleurloos - kalm is de effen avondlucht, Gelijk 't gelaat van een, die eeuwig zwijgt En levend dood is, wijl zijn liefde stierf. En boven 't water hangt een doode tak En knakkend riet, gebroken door den wind. Vorige Volgende