Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] XXVIII. Heideslaap. Nu slaapt de heide, in paerschen purperpracht, Haar middagslaap. Eentonig sjirpt een koor Onzichtbre krekels haar een wiegelied En gonzend gaat, bloem in, bloem uit, de bij. Geen windje waait; geen wolkje weeft een wijl Een blanken sluier over 't vlammend oog Der zon, een starend strak cyclopen-oog. De lucht is wit van hitte; weggebrand Is uit den hemel 't vriendlijk uchtendblauw. Diep slaapt de heide en droomt een langen droom Van middaggloed en ongestoorde stilt. Vorige Volgende