Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] XXIII. Het hert. In 't wilde woud, verstrikt in 't struikgewas, Houdt hijgend halt het hooggetakte hert, En tuurt schuinsweg, met schichtig-schuwen blik, En luistert.... of geen snuffelende hond, Verraderlijk geslopen over 't mos, Dat, dik en donzig, elk geluid verheelt, Met looze list, zijn wijkplaats heeft ontdekt. Door 't hooge loover, dat zijn vlucht beschut, - Als ware in elken tak, wiens bladerpronk Van herfstlijk rood, scherp afsteekt tegen 't blauw, Een geest gevaren, die beschermen wil, - Straalt, vonklend op der stammen rosgoud mos, Een zonnestraal, en valt op weidsch gewei, Vaalbruine borst en zachtgekromde knie. Vorige Volgende