Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] XXII. Op den heuvel. Beklommen is de hooge heuveltop. En aan mijn voeten ligt de grijze stad, In lichten nevel, zachte zilverwá, Niet grooter schier dan 't brooze speelgerei Van houten huisjes, boomen, spichtig-slank, En kerk, met koepelkruin of torenspits, Door kinderhandjes, net, met moeders hulp, Bijeen geschikt op 't groene tafelkleed. Als vogelzwermen zweven wolken, blank En perelgrijs, laag over 't landschap heen. En, gloedrood, zinkt der zonne reuzenbal, In 't blinkend bad van gouden nevels weg, Als liet de hemel, uit zijn blauwen tent, Dien purpren appel vallen in den schoot Der aard die, dankbaar voor zijn milden min, Zijn blik wêerstraalt, met reinen rozegloed. Vorige Volgende