Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] XVI. De vaart. Het bruine schip doorploegt de stille vaart, En groeft zijn voren, zilverblank, in 't water, Gelijk een smart, die lange sporen nalaat In de effen ziel en rimpels grift in 't voorhoofd. In de avondstilte hangen slap de zeilen - Zoo laat een zwaan de moede vleugels hangen - En forsche mannen trekken 't zware sleeptouw. Aan 't rozig perelgrijs der transen drijven, Uit mist geboren, lage looden wolken. Der slanke popels kale twijgen weven Op 't hemelgrauw borduursel, fijn als kantwerk, Waar nog een vogel zingt van hoop en leven, Terwijl de zon haar laatste vlammen uitdooft. Vorige Volgende