Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] IX. Zomeravond. Op 't wieglend koren glanst de roode goudgloed Der zon die wegzinkt, diep in 't zwartgroen pijnwoud. Van 't verre weiland keert, barvoets, de knaap wêer, En leidt naar stal de koe, die willig meegaat. Fraai kleurt de korte bruine broek, versleten Katoenfluweel, bij 't roode wollen wambuis. De rosse koe volgt trouw haar jongen meester, Den zandweg langs, waar dwarrlend stof een goudwolk Om 't ras verdwijnend landlijk groepje toovert, Naar 't grijs gehucht, waar 't glooiend groen der heuvels Een blanke geit verlokt tot eenzaam dwalen, Terwijl de scheper, die zijn kudde voortdrijft, De ruige helling af, naar 't stille dal wêer, Met schel gefluit de zwerveling terugroept. Vorige Volgende