Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] VII. De woudlaan. In vrede en schaduw ligt de wijde woudlaan Waar, nu en dan, een eikel op liet mos valt. Onhoorbaar wipt, tak op, tak af, een eekhoorn, Terwijl een vogel, wielewaal of lijster, In 't hoog geboomte een zoete melodie zingt. Door 't blauwe plekje, tusschen 't groen gebladert, Klein stukje hemel, zendt de zon haar stralen, Als goudgewiekte, bliksemvlugge boden. Uit ritslend loover vliegt, met blij geklapwiek, Van tijd tot tijd, een perelgrijze duive op; En 't heesterhout door, vliedt een vlugge hinde Naar 't ver verschiet waar, tusschen 't groen der twijgen, Verleidlijk koel, een zilvren vijver tintelt. Vorige Volgende