Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] II. De weide. In gouden glansen ligt de groene weide, Nu de avondzon in 't berkenboschje wegzinkt En schuinsche stralen op den fulpen grond giet. Zie! naast zijn moeder rent een rosbruin veulen, Een dartel dier, den wind te vlug, de wei door, En hinnikt blij, en schudt de lange manen. Bij 't smalle slootje, waar een grijze knotwilg Te droomen staat, herkauwt een loome koe. Aan 't wagglend hekje leunt de herdersknaap, Een blonde borst met blozendbolle wangen, En tuurt naar 't huisje, omrankt van blauwe-regen En kamperfoelie, waar de groene luiken Met roode randen, tegen 't muurtje kleppren [pagina 31] [p. 31] En, vóór de deur, een meisje staat te breien, Een flinke deern, met bloote rozenarmen En paerschbont jak, waaronder 't hartje popelt, Terwijl de moeder, kijvend en bedrijvig, In huis en hof, al schommlend, heen en wêer gaat. Vorige Volgende