Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] XIV. Het doode kindje. In 't witte wiegje slaapt het jonge kind Den diepen doodslaap. Tripplend, in het licht Der lentezon, die stroomt door de open deur, Treedt zusje binnen, 't blanke boezelaar Vol voorjaarsbloemen, die ze om 't kindje schikt. Haar rozehandje, dat geen schroom nog kent, Legt op het kussen gele crocusbloem, Gevlamde tulp en blauwe hyacinth. Dan kijkt ze een poos, met open mond, en lacht: - ‘Hoe mooi is Brôer nu! net een wassen pop!’ Vorige Volgende