Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] XIII. Soldaatjespelen. De knapen spelen, op de breede plaats, Met houten sabel en geweer gewapend, En krijgsmuziek van trommel en trompet. Roodwangig zusje, een degen in de vuist, Speelt juichend mee en houwt er flink op los. Vlak onder 't neusje, om 't rozelipje, heeft Ze een zwaar paar snorren fluks zich aangeschaft, Door Broêr geteekend met verkoolde kurk, En op haar hoofdje prijkt een gouden helm. Ver van de kindren met hun woest getier, Zit moeder, stil gebogen over 't werk, Waarin de naald, snel prikkend, voorwaarts glijdt. Daar springt, met vliegend haar en vonklend oog, [pagina 19] [p. 19] De houten kling in 't handje vastgeklemd, 't Roodwangig meisje op eens naar moeder toe. - ‘Mamaatje, luister! Ik ben generaal En 'k heb den vijand gansch verslagen! Zeg, Word ik soldaat, als 'k groot ben? Toe, zeg ja!’ - ‘Neen, lacht een knaap, die meer van 't leven weet, Dat kan niet, zus! Geen vrouw wordt ooit soldaat.’ - ‘Mamaatje, is 't waar? vraagt zusje, en weifelt nog, Ik houd van vechten!’ - ‘Kind, dan krijgt ge uw zin, Lacht moeder droef: soldaatje niet, maar vrouw, En strijd genoeg, o kleine, strijd genoeg!’ Vorige Volgende