Ephemeri vita of afbeeldingh van 's menschen leven
(1675)–Jan Swammerdam– AuteursrechtvrijVerklaaringh van de derde en vierde Plaat.ICk heb deese twee Plaaten vervolgens ende overhandts met de selve Letteren geteeckent, soo om dat de verhandelingh sulcks vereyschte; als om dat se de gantsche Ontleeding van het Aas vertoonen. Welcke letters dan in de derde Plaat ontbreecken, die kan men in de vierde naasien; ende die in de vierde Plaat ontbreecken, kan men in de derde vinden. | |
Verklaaringh van de derde Plaat.I. Afbeeldingh.DE Longh ofte de Lucht-pijpen van het Aas, Ga naar margenoot+ het welcke twee seer opmerckelijcke, ende geduurigh openstaande Lucht-aderen sijn, uyt eenige duysenden Krul-wijse ende stijve Ringekens bestaande: waar door de Lucht tot alle de Inwendige Leeden van dit Dierken overgevoert wordt. De selve sijn aan weersijden na de lenghte | |
[pagina *5]
| |
[pagina 409]
| |
van het lichaam in de Wurm geplaatst, daarse slangh-wijs geboogen sijn: ende de onbegrijpelijckheydt van haar Maacker, door een maacksel, dat in alle de eeuwen niet en kan ondersocht worden, geduurigh uytkrijten. Lucht-pijpen in het Hooft van de Wurm; Ga naar margenoot+ de selve siet men uyt de twee voornaame Stammen of Tacken AA voort spruyten, ende naa de Hersenen, ende de Senuen toe te gaan. Tacken der Lucht-pijpen, Ga naar margenoot+ naa de Spieren of muskulen der borst gaande. Lucht-pijpen, Ga naar margenoot+ naa de Spierkens des Buycks gesonden: de selve spierkens of muskelkens, siet men aan de ander of oversijde van het lichaam, heel van lucht-pijpkens ontbloot; alwaar dan de Schuyns-opgaande Spierkens, de onderleggende Recht-draadige Spierkens eenighsins bedecken. Het gebruyck van de selve is, de ringen des buycks te beweegen, het bloedt ende de vochtigheeden voort te drijven, ende de ingewanden te ontlasten, voor soo verre sy de beweegingh der darmkens te hulpe koomen. De Longe-pijpkens, Ga naar margenoot+ naa het Rugge-mergh loopende, alwaarse ontrent de verdickingen van de selve, of daar sy haar Knoops-gewijs vertoont, seer sichtbaar te sien sijn. De Longh-pijpen, Ga naar margenoot+ naa den Hom ofte de Saat-beurskens van het manneken gaande. Een van deese beurskens siet men in het lichaam afgebeelt, soo als het natuurelijck daar in geplaatst is. Het andere beursken daar-en-teegen, is buyten het lichaam geleght, ende wat grooter afgeteeckent, als het geene dat uyt sijn plaats niet en is genoomen. De Longh-pijpen, Ga naar margenoot+ naa de Kuwen of Kaaken gaande, de welcke haar als peerlemoer, of | |
[pagina 410]
| |
aderkens die wit gekoockt silver gelijck sijn, aldaar vertoonen. Twee van deese Kuwen worden 'er maar vertoont, alsoo de andere tien afgesneeden sijn, om de onderste tien Vlot-riemkens te verbeelden. Siet RRR. De Longh-pijpen, Ga naar margenoot+ naa de onderste deelen der Darmen, als oock naa de aanleggende Saat-vaaten dd. afgesonden. De Lucht-pijpen, Ga naar margenoot+ de welcken het Vet, de Vliesen ende den Huyt, met lucht versien ende verkoelen ende voeden. De Lucht-aderen, Ga naar margenoot+ dewelcke de Kookerkens der Vleugelen, meede gedeelt worden; alwaarse haar uyterlijck vertoonen, als Ribbekens of Senuwkens. Haar voornaamste gebruyck geloof ick te sijn, om door de ingedreeve lucht, de vleugelen te helpen uytspannen: om welcke reedenen de vleugelen selve, met een groot getal lucht-pijpkens versien sijn. Drie voornaame Lucht-pijpen, Ga naar margenoot+ buyten het lichaam loopende, naa de Kuwen of Kaaken. De selve worden hier afgesneeden vertoont; om de onderleggende ende borstel-hayrige Vlot-riemkens of Vinnen RRRRR, soo veel te bequaamer te verbeelden. De middelste van de drie aangeweese Longh-pijpen, Ga naar margenoot+ der spierwitte Kuwen, dewelcke swart van teeckeningh is, ende sich ten naasten by op het midden der Kuwen deurschijnent wit, vertoont: waar door het schijnt of de swarte streeck of linie der Kaacken, met een wit Stippelken geteeckent was. De Vijf Vlot-riemkens of Vinnen aan weersijden van het lichaam, Ga naar margenoot+ die met donckere gout-geele ende stijve borstelachtige Hayrkens, meest aan een sijde beset sijn. | |
[pagina 411]
| |
Een pluym-hayrigh deelken, Ga naar margenoot+ onder aan het eerste paar Kuwen geplaatst: waar van ick geen geheugenis hebbe, wat het is, noch oock of het ontrent de andere kaacken gevonden wordt. Het Ruggen-mergh van het Aas, Ga naar margenoot+ bestaande uyt elf Knoops-gewijse verdeelingen of verdickingen; alwaar de Senuen die het gantsche lichaam deur loopen, ende het selven sijn gevoelen ende beweegingh geeven, haar oorspronck uytneemen. Siet hier vorder van, de seste Afbeeldingh, op de vierde Plaat. De Plaatsen, Ga naar margenoot+ daar het Ruggen-mergh met stercke banden in haar plaats of stant gehouden wordt. De senuen des gesichts, Ga naar margenoot+ uyt de Harsenen spruytende, of anders uyt het begintsel des Ruggen-mergs, alwaar de selve sich het aldereerst verdickt, en sich Knoops-gewijs begint te vertoonen. De Spieren des Borsts, Ga naar margenoot+ die de Beenen beweegen; waar naa toe eenige senuen uyt het Ruggen-mergh gesonden worden, die haar het beweegen, leeven, ende gevoelen meede deelen. Noch andere maar deurgesneede Spieren des Borsts, Ga naar margenoot+ die de Vleugelen beweegen, waar toe haar het Rugge-mergh meede sijne Senuen sendt. Twee deelkens, Ga naar margenoot+ die ick oordeel tot de Saat-vaaten van het Manneken te behooren, hoewel ick daar niet veel seeckerheyt van en hebbe. Den Rechten-darm afgesneeden sijnde, Ga naar margenoot+ die beeter ende netter op de vierde plaat, in de vijfde afbeeldingh vertoont wordt. De seer kunstige t'Samen-vouwinge der Vleugel, Ga naar margenoot+ soo als dat binnen in de Koker der selve KK geschiedt, ende niet als ontrent den tijdt van de veranderingh der Wurm te sien is. Door | |
[pagina 412]
| |
deese verwonderlijcke manier van vouwingh ende t'samenployinge van de vleugel: kan de selve seer veerdigh weer ontvouwen ende uytgespannen worden; gelijck de manier daar van, op de seste plaat, in de tweede, derde ende vierde afbeeldingh, eenighsints vertoont wort. | |
II. Afbeeldingh.Hier worden nu alle de genoemde ende de beschreeve deelkens in haar natuurelijcke groote vertoont. | |
III. Afbeeldingh.Het gebouw of de wooningh van een Rups, pag. 67 beschreeven: het welcke soo veel doenlijck is geweest, naa het leeven is afgebeelt. | |
Verklaaringh van de vierde Plaat.I. IV. en VII. Afbeeldingh.EEnige Tacken van de Lucht-pijpen AA in de voorige plaat aangewesen, Ga naar margenoot+ naa den Eyerstock ofte de Kuyt van het Haft gaande. De selve Lucht-aderen, Ga naar margenoot+ soo alsse haar in, ende op het Vlies, dat den Eyerstock bekleet, vertoonen. De selve Longh-pijpen, Ga naar margenoot+ te gelijck met een gedeelte van den Eyerstock, uyt het lichaam genoomen sijnde. Alwaar seer aardigh vertoont wort, hoe deese Lucht-pijpkens haar aan de Eyerkens hechten, gelijck als een druyven steel of risch sich aan de druyven doet. De Longh-pijpen naa het Hert van het Aas | |
[pagina *7]
| |
[pagina 413]
| |
of Haft toeloopende: Ga naar margenoot+ alwaar ick alle de pijpkens, die uyt de aangeweese twee groote stammen der lucht-aderen AA spruyten, niet uytgebeelt hebbe, om de onorder te vermijden, van wegen het seer groot getal, dat daar naa toe gaat. Een gedeelte van het Hert, Ga naar margenoot+ dat als een langh-werpigh buysken gemaackt is, en het geen hier ende daar wat uytpuylt. Sijn natuurelijcke plaats in het lichaam, is in de rugh; alwaar het van den Eeuwigh gepreesen Maacker seer kunstigh geplaatst is, soo dat het den heelen rugh langhs loopt. Eenige afgesneede ende afgebroocke Longe-pijpkens, Ga naar margenoot+ de welcke soo naa het hert, als oock naa de andere deelen afgesonden worden. De plaatsen, Ga naar margenoot+ alwaar de buys van het Hert, wat uytpuylt ende sich verwijdert. De Spierkens, Ga naar margenoot+ die de ses Kuwen, ende de vijf Vlot-riemkens of Vinnen, die aan weersijden van het lichaam geplaatst sijn beweegen; alwaar merckelijcke senuen tot haar gevoel ende leeven naa toe gaan. De Maagh ende de Darmen, Ga naar margenoot+ soo alsse deur de Vliesen van den Eyerstock heen schijnen, ende uyt puylen. Siet deese maagh en darmen sijn heel net afgebeelt, in de vijfde vertooningh van deese selve plaat. De Gestalte, Ga naar margenoot+ of het maacksel der Eyeren die plat-achtigh ende langh-werpigh rondt sijn. De Spierkens van den Rechten Darm, Ga naar margenoot+ de welcke dienen kunnen om de overtolligheden der ingewanden, buyten het lichaam te beweegen. | |
II. Afbeeldingh.Alhier soo worden de Eyerkens ofte den Oorspronck van het Haft afgebeelt, soo als de selve | |
[pagina 414]
| |
haar aan het gesicht vertoonen sonder Vergroot-glas: onder het welcke alle de beschreeve deelkens van het Aas zijn gesien geweest, ende daar naa uytgeteekent. | |
III. Afbeeldingh.Den Dubbelden Eyerstock ofte den Kuyt van het Aas, die uyt een onnoemelijck getal seer kleene Eyerkens bestaat: dewelcken op die tijt, wanneer als het Haft vlieght, in ende booven op de vlackte der wateren uytgeschooten werden: alwaar dan het Manneken sijn Hom of Saat, boven op uytstort. Soo dat deese dierkens sonder eenige vermengelingh voort teelen, dat seer wonderlijck is; ende klarelijck de Almachtigheyt Godts bewijst; ende hoe dat hy door soo veele verscheyde weegen, ende onnaspeurelijcke uytvindingen, het selfde eynde kan berijcken. | |
IV. Afbeeldingh.De uytleggingh van deese vertooninge is begreepen, in die verklaaringh van de eerste afbeeldingh op deese selve Plaat. | |
V. Afbeeldingh.Een gedeelte van den Keel-darm of Slock-darm, Ga naar margenoot+ dewelcke het eeten in de Maagh brenght, dicht aan de selve afgesneeden. Den Ondersten mond of Sluyter des Maaghs, Ga naar margenoot+ waar door het eeten weer uyt de selve in de Darmen gaat. Den Maagh selve, Ga naar margenoot+ waar in eenige van sijn Lucht of Longh-pijpkens vertoont worden, die hy van de groote stammen der Longh-aderen ont- | |
[pagina 415]
| |
fanght. Soo als die op de derde plaat in de eerste Afbeeldingh by AA. sijn afgeteeckent. Den dunnen Darm, Ga naar margenoot+ de welcke als een uytspruytsel van de Maagh sijnde, datelijck aan de selve volght; soo dat sich den Maagh in de selve als verandert ende vernauwt. Den Dicken of Kronckel-darm, Ga naar margenoot+ daar in eenige langhwerpige Striemen of streepen aan te mercken sijn, die daar van binnen deurschijnen. Den Rechten-darm, Ga naar margenoot+ die seer aardigh gerimpelt sich vertoont. Eenige deur-schijnende Halve-maan-wijse Klap-vliesen of Schot-deurkens, Ga naar margenoot+ die binnen in den Dunnen-darm te sien sijn ende daar deur schijnen. Deese Cijffers 4. 5. 6. en soo voorts, Ga naar margenoot+ vertoonen elf van de Ringhs-gewijse Inkervingen, of inkepingen van het lichaam des Wurms; en wijsen de plaats aan, waar ontrent den Maagh ende de Darmen haare natuurelijcke stant hebben. | |
VI. Afbeeldingh.De Hersenen, het Ruggen-mergh, ende de uytspruytende Senuen, die worden alhier soo afgebeelt, als se natuurelijck of in het leeven haar vertoonen. Soo dat de Senuen van het Ruggen-mergh haar soo gaapende dan niet en laaten sien, alsse op de derde Plaat by de eerste fig. YY afgebeelt sijn: wantse aldaar afgeteeckent worden, soo als se haar vertoonen, wanneer se met een fijn naaltken, onder een vergroot-glas van een geleyt sijn; het welck lichtelijck kan geschieden, sonder snijden of scheuren. De Cijffer-letters 1. 2. 3. en soo voorts, Ga naar margenoot+ vertoonen den natuurelijcken plaats ende stant, die het Ruggen-mergh in het lichaam des Wurms | |
[pagina 416]
| |
heeft; ende op wat wijse het omtrent de Ringhs-gewijse verdeelingen van hooft, borst ende buyck geleegen is. | |
VII. Afbeeldingh.De uytleggingh hier van is in de verklaaringh van de eerste afbeeldingh deeses plaats. |
|