Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
(1980)–Jan Swammerdam– Auteursrechtelijk beschermdDe nonnullis Vermiculis, quorum Ovula in Sacculum illum, quo Moschus ad nos transfertur, collocata erant.Nunquam profecto metam contingerem, si abditas quasvis Erucarum & Vermium in Animalcula alata mutationes vel enumerare saltem conarer. Tam foecunda est & multiplex in generibus & speciebus suis Natura! Quocirca sequentem duntaxat observationem adhuc superaddam, hancce Quarti Ordinis historiam duobus deinde finiturus Vermiculis, qui intra tubulos habitantes, alter in terra, alter in aquis, degunt: elementum enim aquae haud minus, quam terra, plurimis ejusmodi Insectorum, quae enutrit, speciebus fertilissimum est. Julii 10mo, in pelle illius sacculi, quo conclusus Moschus ad nos pervenit, quam plurimos reperiebam Vermiculos, exiles, albosGa naar margenoota. Omnibus his Caput erat ex rubro spadiceum, Dentesque nigri. Pectori sex Crura inhaerebant. Corpus subtilibus pilis undequaque horrescebat. Moschi hic sacculus cistella continebatur haud admodum exactè clausa, cujus fundus alba charta obtectus erat. Istam per chartam, variis foraminibus morsu paratis, in lignum usque cistellae semet penetraverant hi Vermiculi. Et sane foramina isthaec tam in papyro, quam ligno, conspicua admirationem Ga naar margenoot+movebant contemplanti b: variis enim figuris gaudebant; prout a Vermiculis in orbem, aut oblongam ovatamve circumferentiam, erant obmorsa. Porro animadvertebam, multos istorum Vermiculorum in modo dictis cavernulis ovatam sibi telam confecisse c, modice cras- | |
Van eenige Wurmkens, welkers Eyeren op het Beursken, daar de Muscus in overkomt, geset waaren.Ik sou nimmermeer gedaan hebben, indien ik alle de verborge vergroeyingen der Rupsen ende Wurmen, in gevleugelde Dierkens maar alleen wilde op tellen; soo vrugtbaar en soo menigvuldig is de Natuur in haare geslagten ende specien, daarom sal ik alleen deese volgende observatie daar nog by voegen, en deese verhandeling in de Vierde Order eyndigen met twee Wurmkens, die in pypkens woonen, het eene op het land, en het andere in het water: het welk element niet minder vrugtbaar in het aankweeken van deese soorten van Dierkens is, als de aarde. Het was op den 10 July, dat ik in het vel van het beursken, daar de Muscus beslooten in over komt, seer veele kleene en witte Wurmkens bevondGa naar margenoota. Sy hadden alle een root castanie Hooft met swarte Tanden, aan de Borst sag men ses Voeten, en het lichaam was met fyne hayrkens heel ruyg bekleed. Deese Muscus beurs lag in een doos, die niet wel geslooten was, en alwaar een wit papier den bodem bekleede, door het welk papier deese Wurmkens sig verscheyde gaaten, tot in het hout van de doos hadden gebeeten. Deese gaatkens waaren admirabel, in het papier ende Ga naar margenoot+hout te sien b, alsoo sy van verscheyde figuuren waaren, naa dat deese Wurmkens die ront, langwerpig, of ovaalsgewys, hadden uyt gebeeten. Voorts sag ik, dat veele van deese Wurmkens in de geseyde holligheeden, een ovaal spinsel gemaakt hadden c, dat redelyk dik ende sterk was, en citroen geel van couleur, waar in sy veele hayrkens | |
[pagina 786]
| |
sam, fortem, citrino colore tinctam, cui plurima simul intexuerant Gossypii filamenta; quandoquidem Moschi sacculus intra lanam Gossypinam collocatus erat. Quum telas istas aperirem; veram in iis Ga naar margenoot+inveniebam Nympham d, quae ad modum priorem Ordinis Tertii pertinebat; utpote futuri Scarabaei artus distinctissime repraesentans Nonnullae harum Nympharum erant candidissimae: in aliis vero provectioribus Oculi paullatim in nigrum transibant colorem; donec tota sensim Nympha ex albo decoloraretur, tandemque elegantissimum in Scarabaeunculum, Ga naar margenoot+cute deposita, mutaretur e. Scarabaei isti, cum novissime cutem suam, in qua Nymphae habitum prae se ferunt, excussêre, nivei sunt candoris. Post vero pedetentim flavescunt; donec ultimò in Moschi colorem, quem deinceps semper retinent, abeant: quamvis interim eorum tamen nonnulli colorem inter flavum & rubrum ambigentem constanter servaverint. Porro distincte in Caput, Thoracem & Ventrem veluti secti sunt. In Capite duos gerunt Oculos nigros; ante quos bina prostant Cornicula, ruffa, subtilibus pilis, concoloribus, dense obsita. Thorax, flavescentibus itidem pilis, auri propemodum splendore coruscis, exornatus, imae suae regioni adfixa sex Crura, Corniculorum colore conspicua, pariter pilosa, monstrat. Alarum opercula costulis, haeque foveolis, distinguuntur, & tenuibus pilis passim veluti consita sunt: quod tamen circa Scapulas praeprimis, & postica parte, qua vaginae istae juxta Abdominis extremitatem incurvantur, obtinet: utraque enim hac regione, tam anteriore, quam posteriore, quatuor locis, congeries pilorum albescentium ipsis impertita est. Alae ipsae membranaceae sunt, & expedite admodum subter vaginas, quibus obteguntur, sese complicant; ut ut vel altero tanto, quam Abdomen, sint longiores. Scarabaeorum isthaec species, ob Corniculorum suorum constructionem, ad Capricornos volantes referri posset. Ex aliis quibusdam Vermiculorum speciebus, putrido & carioso ligno vescentibus, Scarabaeos in lucem prodire vidi, quorum Cornua simili modo, ac in Bombycum Papilionibus, erant fabrefacta: id saltem dabatur discriminis, quod omnes eorum divisiones, sive lamellae, seorsim singulae inter se mutuo articulatae essent: quae quidem structura & visu elegantissimum exhibebat spectaculum, & Conditoris sapientiam atque artem apertissime demonstra- | |
Katoen hadden te samen geweeven, alsoo de Muscus beurs daar in geleyt was.
Als ik nu deese spinsels opende, soo vond ik Ga naar margenoot+daar een waaragtige Pop in d, horende onder de Derde Order op de eerste wyse, alsoo hy seer distinct de leedematen van een toekomende Schalbyter vertoonde. Eenige van deese Poppen waaren spierwit: andere die langer vervelt waaren, daar in sag men de Oogen allengskens in een swarte couleur vergroeyen, tot de gansche Pop metter tyt gecouleurt wierd, en in een seer aardig Schalbyterken Ga naar margenoot+vervelde e. Deese Schalbyters syn spierwit, als sy haar huysken, waar in dat se een Pop vertoonen, eerst effen hebben uytgeschooten: daar naa worden sy allengskens geel, tot haare couleur in een Muscus verruw verschiet, die sy altyt behouden. Hoewel dat daar eenige onder waaren, die tusschen geel ende root haar stant behielden.
Sy worden distinct in Hooft, Borst, en Buyk als gesneeden. In het Hooft hebben sy twee swarte Oogen, daar twee rosverwige Hoornkens voor staan, die digt met syne hayrkens van de selve couleur beset syn. De Borst is van gelyken met geelagtige glimmende hayrkens, die naa het gout trekken, verciert, waar onder aan men de ses Beenen siet: die van couleur syn als de Hoornen, en met hayrkens beset. De schalen der Vleugelen syn in ribbekens, en die in kuylkens onderscheyden, en met fyne hayrkens hier en daar als besaayt: maar dit siet men bysonder omtrent de Schouweren, en agter, daar deese scheeden om den Buyk buygen; alwaar sy, soo van vooren als agteren, op vier plaatsen cierelyk met een versameling van witagtige hayrkens syn begaaft geworden. De Vleugelen selve syn vliesig, en hoewel sy eens soo lang als den Buyk syn, soo worden sy heel behendig onder de schalen, die haar bedekken, in een gevouwen. Dit soort van Schalbyters kan men onder de vliegende geboornde Schalbyters reekenen, van wegens de structuur harer Hoornen. In eenige andere soorten, waar van de Wurmkens vermeuluwt en doof hout eeten, daar heb ik Schalbyters uyt te voorschyn sien komen, dewelke haare Hoornen, op de wys als in de Kapellen der Zy-wurmen, gemaakt hadden; maar met dit onderscheyt, dat alle de verdeelingen of lagen daar van, in haar particulier gearticuleert waaren, dat cierelyk stont, en de wysheid en kunst van haar maaker openbaarde. Dan dit siet men veel klaarder in den Schalbyter, | |
[pagina 787]
| |
bat. At vero id ipsum longe clarius adhuc in Scarabaeo Fullone conspicuum est, cujus Foemella apud Moufetum depicta invenitur; quae tamen istis ornamentis caret: prout in plurimis Insectorum. speciebus obtinet, quod Mares Foemellis elegantiores sint. Descripti hactenus Vermiculi avium etiam plumas depascuntur, ideoque ingens saepe damnum adferunt. In Belgio equidem passim reperiuntur, & alteri speciei Vermiculorum carnes exsiccatas corrodentium adnumerari possunt: unde & apti nati sunt ad sceleton quam nitidissime repurgandum. | |
die Volder genaamd werd, waar van Moufetus het Wyfken afgebeelt heeft, dat van deese cieragien ontbloot is: gelyk als in de meesten Insecten plaats heeft, daar de Mannekens altyt het schoonste syn. Deese beschreeve Wurmkens eeten ook de veeren der vogelen, daar sy groote schade in doen. Sy syn gemeen in Neerlant, en men kan haar onder de tweede soort van de Wurmkens tellen, die het drooge vleesch eeten: soo dat se bekwaam syn om een geraamte heel schoon te maaken. |
|