Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
(1980)–Jan Swammerdam– Auteursrechtelijk beschermdDe quibusdam Vermiculis, qui intra spongiosam Rosae Silvestris, sive Cynosbati, Excrescentiam enutriuntur.Tuberculum hocce quoad externam suam figuram, Ga naar margenoot+illi, quod Icone sexta hujus Tabulae in Quercu repraesentatur, haud absimile est: quamvis minime lanuginosum sit, sed contra spongiosum; ut hinc vel jure etiam Spongia adpellari queat. Exsiccatum colore gaudet griseo nigrescente, variisque monticulis, sinibus, & eminentiis Ga naar margenoot+inaequalibus distinguitur a a. Crescit id pariter in ramuli fastigio, hujusque medio, haud aliter, quam Rosae alabastrus petiolo suo, innititur Ga naar margenoot+b. Quodsi Excrescentia isthaec discindatur; Ga naar margenoot+plures in ea deteguntur cellulae c, in quibus ingens alborum Vermiculorum, variae magnitudinis & aetatis, numerus deprehenditur. | |
Van eenige Wurmkens, die in een spongieus Uytwasken van de Wilde Roos, synde een Wilde Egelantier op gekweekt worden.Dit gewasken komt in syn uyterlyke gedaante niet kwalyk over een, met dat in de sesde afbeelding op deese selve plaat, van de Eyke boomen vertoont is, hoewel het niet wollig is, maar ter contrarie spongieus is, en selfs een spons sou kunnen genoemt worden. Als het droog is, soo is het van een graauwe swartagtige couleur, met verscheyde knobbelen, Ga naar margenoot+inbuygingen, en oneffene verheventheeden a a. Het groeyt meede boven op een taksken, daar het in het midden op geplaatst is, gelyk een Rooseknop Ga naar margenoot+op syn steel b. Als men dit gewasken door Ga naar margenoot+snyt, soo vind men daar in verscheyde cellekens c, daar een groot getal witte Wurmkens, van verscheyde grootte en ouderdom in geplaatst syn, de | |
[pagina 770]
| |
Vermiculi hi similiter, ac de aliis omnibus, qui intra Tubercula degunt, Vermiculis jam memoratum est, paullatim quoque Nymphae formam induunt, hocque sub habitu membra futurae Muscae quam manifestissime offerunt conspicienda: id, quod circa finem aestatis contingit. Duas autem Muscarum species ex Spongiola ista in lucem prodire vidi, quae pluribus eam foraminibus perterebraverant, atque sic demum inde foras prorepserant. Prima equidem species satis prope ad illas accedebat Muscas, quae ex soliorum Quercûs Tuberculis apud me provenerant: nisi quod corpore esset paullo Ga naar margenoot+crassiore d, nigrisque Oculis, & ruffo caeterum Ga naar margenoot+colore praedita. Alterius speciei Muscae e Bisetae erant: quamvis character iste Masculis earum tantummodo proprius fuerit. Quatuor etiam Alis, & sex Cruribus rubescentibus, hae, uti priores, gaudebant. Corpus ipsis oblongum erat. Caput, tenello innixum petiolo sive collo, rubescentes Ocellos prae se ferebat. Porro corpus universum, haud aliter, ac Cantharides, colore ex aureo viridi coruscans, peramoenum visu exhibebat spectaculum. Muscae istae nequaquam eodem omnes tempore in conspectum prodibant; sed continuos aliquot dies impendebant in perforando suo domicilio; quippe quod Dentium suorum adminiculo varios incuniculos Ga naar margenoot+exedebant, multisque oscillis f, ultro citroque perterebrabant. | |
welke gelyk, van alle de andere Wurmkens ìn de gewaskens gesegt is, meede met ter tyt de gedaante van een Pop aanneemen, die heel klaar de leedematen van een toekomende Vlieg vertoonen: dat in het laatste van de Somer maanden geschiet.
Tweederhande soorten van Vliegkens, heb ik uyt dit sponsken sien te voorschyn komen, die het selve met verscheyde gaatkens doorboort hadden, en waar buyten sy gekroopen waaren. Het eerste soort kwam niet kwalyk over een met de Vliegkens, die uyt de wratkens der Eyke bladeren by my voort kwamen, hoewel sy een weynig gesetter Ga naar margenoot+van lichaam waaren d, hebbende swarte Oogen en een rossche couleur. Het tweede soort van Vliegkens Ga naar margenoot+e, dat waren tweeborstelige Vliegen, hoewel dat niet eygen wa[s], als aan de Mannekens. Sy hadden gelyk de anderen vier Vleugelen, en ses rootagtige Voeten. De gestalte van het lichaam was langwerpiger, het Hooft stont op een teer steelken of halsken, daar rootagtige oogkens in stonden. En voorts was het gansche lichaam van een blinkent gout groene couleur, even als de Spaansche Vliegen, dat een seer fraay gesigt gaf. Deese Vliegkens kwamen niet alle op een tyt te voorschyn, maar sy besteeden eenige dagen lang agter malkanderen, om haar een opening door haar wooning te maaken, die sy met veele loop-groefkens Ga naar margenoot+ende gaatkens f uyt aten, en door en weer door boorden met haare Tanden. |
|