Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
(1980)–Jan Swammerdam– Auteursrechtelijk beschermdAnatome et Descriptio Partium Internarum.Vermis istius Anatomen instituturus, eorum aliquot in aquam pluviam conjeci; ut ibi morerentur: quod quidem spatio sex septemve dierum quandoque demum obtinetur. At bidui tamen triduive intervallo sic macerati ad Anatomen quam aptissimi sunt: etiamsi enim tum adhuc vivant; valde tamen torpescentes haud multum amplius sese movent. Quodsi autem die quinto | |
Ontleding en Beschryving der Innerlyke Deelen.Wanner ik nu deese Wurm wilde ontleeden, soo liet ik eenige der selve in regen water sterven; dat wel ses a seven daagen somtyts werk heeft. Maar binnen 2 a 3 dagen syn sy seer bequaam tot de ontleeding, alsoo sy dan nog leeven, maar seer loom syn, en sonder dat se haar merkelyk roeren: maar als men se op den vyfden dag weer uyt het water neemt, soo kruypen sy, en springen als | |
[pagina 701]
| |
tandem ex aqua protrahantur; pristino eos more suo reptare ac subsilire videbis: quin hi ipsi quoque formam Nympharum nonnunquam adhuc induunt, quae in Muscas deinde procrescunt. Oculos in Capite Acari detegere mihi haud licuit: at primae, quas Anatome heic loci videndas exhibet, partes Crura sunt, quae alias etiam Dentes, Ungues, aut Ungulas adpellavi; quandoquidem experiundo didici, triplex hocce officium ipsis demandatum esse. Animadverto enim, Vermem harumce partium adminiculo Caseum excavare, derasasque dein miculas deglutire: cujus actionis respectu Dentium iis nomen competit. Porro etiam earum ope progreditur Acarus; ut hinc fere crederes ipsum Rostro suo incedere: id, quod distincte conspici potest, si super sindone, aut tenui charta, Vermem reposueris: tum enim videbis, eum dictos istos artus suos in sindonis chartaeve poros defigere, sicque duorum veluti Pedum auxilio sese protrahere. Interim haud solus tamen hic est, quo Vermis iste pollet, progrediendi modus: nam undulato etiam suorum Annulorum motu semet is promovere valet. Tandem & Ungulas voco memoratas illas partes; tum ob externam, qua gaudent, figuram; tum quia Vermis earum ope postremum corporis sui Annulum apprehendit, atque Os sic ad Anum adducit. Dentes, sive Pedes isti, antica parte acutissimiGa naar margenoot+ sunt, & mediocriter incurvati, propemodum similes Gryphum Accipitrumve Unguibus a a. Postica parte latiores fiunt, duasque monstrant apophyses, in quas exigui, quibus moventur, Museuli sese inferunt. Articulantur porro cum partibus Oris & Palati corneo-osseis; quae quidem duo sunt Ossicula nigra, oblonga, excavata, in quibus Pharynx adnexus atque coilocatus est. OssiculaGa naar margenoot+ isthaec ex principiis sat tenuibus b b dein latiora evadunt, tandemque in qua tuor desinuntGa naar margenoot+ Appendices c c, quodammodo membranaceas: connectuntur autem anterius atque in medio Ga naar margenoot+duobusaliis Ossiculis, corneis, singularibus d, quorum ope in situ suo continentur, & justo intervallo regulariter a se mutuo disjunguntur. Gula, quae inter Ossiculorum descriptorum Appendices, in concava harum parte, collocata est, in Thorace Vermis notabiliter dilataturGa naar margenoot+ e, & veluti Ingluviem ibidem constituit. Sub hac quatuor cernuntur AppendicesGa naar margenoot+ caecae ff, quae, in Verme ipfo spectatu elegantissimae, minutis quasi Pingue- | |
te vooren: en sy neemen ook wel aan de gedaante van een Pop; die daar naa in Vliegen vergroeyen.
Het eerste, dat de ontleeding ons in het hooft vertoont, waar in ik geen Oogen heb kunnen ontdekken; dat syn syne Voeten, die ik ook syne Tanden, en Nagelen of Klaauwen genoemt heb: om dat my de ervarentheid leert, dat se dit driederley gebruyk hebben: want ik bevinde, dat se de Kaas daar meede uyt hollen, en die dan op slikken, in welkers opsicht sy Tanden kunnen genoemt worden. Voorts gaan sy met deselve voort, soo dat men meenen sou, dat se het met de Bek deeden: en dit kan men distinct sien, als men se op fyn lywaat of papier set, in welkers openingen sy dan deese Leeden in hegten, en haar alsoo als met twee Voeten voort trekken: boewel nogtans dat deefe Wurm ook op een andere manier kan voort gaan, namelyk, door de golfagtige beweegingen syner Ringen. Eyndelyk noem ik se Klaauwen, soo van haar uyterlyke figuur, als om dat de Wurm daar meede syn laatste Ring des Lichaams komt te vatten, en die te samen te trekken.
Deese Tanden of Voeten syn van vooren heel spitz van maaksel, en redelyk krom geboogen, ten Ga naar margenoot+naasten by als de Klaauwen der Roofvogelen aa, agter aan worden sy breder, daar men twee uytsteeksels aan haar siet; waar in de Spierkens ingeplant worden, die haar beweegen. Sy worden gearticuleert met de hoornbeenige deelen van de Mont en het verhemelte, dat twee swarte, langwerpige, en uyt geholde Beenkens syn, daar de Keel syn connexie en plaats in heeft. Deese Beenkens Ga naar margenoot+syn in haar begin redelyk smal bb, daar naa worden sy breeder, en eyndelyk eyndigen sy in Ga naar margenoot+vier aanhangfels cc, die eenigsins vliesig syn van vooren; en in het midden worden sy samengebegt Ga naar margenoot+met twee bysondere Hoornbeenkens d, waar door sy in haar situatie gehouden worden, en regulier van een komen te staan. De Slokdarm, die tusschen de aanhangsels deeser Beenkens in de holligheid van de selve geplaatst is, die wort in de Borst van de Wurm Ga naar margenoot+merkelyk gedilateert e, dat als de Krop van dit Dier is. Daar onder siet men vier blinde aanhangsels Ga naar margenoot+ff, die haar seer fraay in 't leeven vertoonen, als of sy met kleene globeuse Vet-deelkens | |
[pagina 702]
| |
dinis glebulis, globosis, stipatae, imo ex his compositae adparent. Quaenam autem hae sint particulae, & quis earum sit usus, ego hactenus exponendo non sum: nisi forte placuerit de iis statuere, quod transeunti per Oesophagum cibo Ga naar margenoot+humectando, atque ad faciliorem digestionem praeparando serviant. Ga naar margenoot+Sequitur deinde Ventriculus ggg, qui admodum longus est: prout in omnibus Infectis, quamdiu haec etiamnum Vermiculi aut Erucae sunt, obtinet. Numerosissimis Asperae Arteriae ramificationibus is instrunctus est; quarum tamen non nisi duas, nonnullasque insuper minores propaginesGa naar margenoot+ per ejus superticiem distributas, h h h, Icone expressi. Tanta autem est Ventriculi in hoc Animalculo prolixitas; ut facile quis pro Intestino eum describeret: imo vel egomet quoque ita sentirem; nisi comparatio ad alia lnfecta aliud me doceret. Constat is menibranacea compage, per quam nonnullae musculares Fibrae transparent. Contenta ejus omnia erant albida: quod quidem repraesentare conatus fui, nigras quasdam exiguas maculas, translucentes, in Ga naar margenoot+ejus superficie exhibendo i. Caeterum particulis etiam pinguibus investitus videbatur: quod tamen haud animadverti, nisi postquam tenui super vitro eum exsiccaveram. Infra, circa finem hujus Canaliculi, duo Ga naar margenoot+ prodibant Intestinula tenuia kk; cujusmodi pariter in omnibus Vermiculis Erucisque, ne Pediculo quidem excepto, deprehendo. Vocantur ea mihi Intestinula caeca Utrumque au tem heic, in Acaro, duo in Intestinula dispescebatur; quorum bina materiem continebant exGa naar margenoot+ flavo viridem ll, duo reliqua partim viridem, partim albam, quae veluti coagulata videbaturGa naar margenoot+ mm. At, quod perquam erat singulare, ma terics ista tam celeriter per Intestinula movebatur; ut oculus motum ejus prosequi nulla ratione posset. Cum autem Intestinulum discidissem, contentum hocce tam celeriter per vulnus propellebatur; ut velocitatem ejus sane quam difficillime cognoscere liceret. Id in Verme, quem vivum aperueram, observavi. Verum in alio, qui jam semiputrefactus erat, animadverti tunicam, dicta Intestinula investientem, tanquam in glebulas pingues, quarum innumerae ibi confpiciebantur, semet resolvere. Intestinula ista aeque in hoc, quam in priore Verme, admirandae erant subtilitatis. Ex motu autem materiei, quam continent, inferre omnino licet, spiralibus etiam Fibris muscularibus ea esse instructa: quamvis has detegere haud po- | |
beset waaren, en dat haar structuur daar uyt bestont. Wat dit voor deelkens syn, of wat gebruyk sy hebben, dat is my onmogelyk te seggen, ten zy men wilde oordeelen, dat se de doorgaande spys bevogtigden, en tot haar verteering disponeerden.
Ga naar margenoot+Daar op volgt de Maag g g g, die seer lang is, gelyk in alle Insecten plaats heeft: wanneer sy nog Warmkens en Rupsen syn. Deselve was met seer veele takken der Lugtpyp voorsien, waar van ik 'er alleen twee heb afgebeelt, en dan eenige Ga naar margenoot+kleene takskens op deselve. h h h. Deese Maag is soo merkelyk lang in dit Dierken, dat men se ligt voor een Darm sou beschryven, en ik sou se selve daar voor neemen, ten sy de Analogie met de andere Insfecten my contrarie leerde. Sy bestaat uyt een vliesige substantie, daar men eenige spieragtige Vesels siet door schynen. Haar inhoud was alles wit, dat ik afgebeelt heb, met eenige, swarte doorschynende vlakskens daar op te vertoonen. Ga naar margenoot+i. Vorders scheen sy meede bekleet te syn met Vet-deelkens, dat ik niet eer gesien heb, als na dat ik se op een dun glas gedroogt hadt.
Onder aan de gront van dit gootken, sag men Ga naar margenoot+twee dunne Darmkens uytgaan k k, die ik meedi in alle Wormkens en Rupsen vinde, tot selfs in de Luys: deselve noem ik blinde Darmkens, sy wierden aan weer syden in twee Darmkens verdeelt. Twee der selve beslooten in haar een geelgroene Ga naar margenoot+substantie ll, en de twee andere eens deels een groene, en eens deels een witte, die geschift Ga naar margenoot+sig vertoonde mm. Maar dat seer raar was; deese substantie wiert soo snel door de Darmkens bewoogen, dat men daar geen oog op kon houden. En als ik het Darmken doorsneed, soo wiert sy daar soo veerdig door de wonde uyt gedreeven, dat men seer qualyk de vlugtigheid deeser materie kon onder kennen. Dit sag ik in een Wurm, die ik levendig opende. Maar in een ander die half rot was, daar in bevond ik, dat het vlies, 't geen deese Darmkens bekleede, als in Vet-deelkens sig separeerde, die in een menigvuldig getal aldaar waaren. Deese deelen waren verwonderlyk syn, soo in de eene, als ia de andere Wurm, en uyt het beweegen der inhoud blykt, dat se ook ronde Spierkens hadden, die ik egter niet ontdekken kon, soo subtiel waaren sy voor de stompe grosheid myner instrumenten en oogen, die niet als de sensible en sigtbaare saaken ontdekken, en dat nog onvolmaak- | |
[pagina 703]
| |
tuerim: suumma enim subtilitate sua obtusam eludebant instrumentorum & oculorum meorum aciem; quippe quae sensibilibus tantum modo ac visibilibus rebus, & ne his quidem, nisi imperfecte, examinandis par est. Quocirca ratio sane omnis suadet jubetque, ut humili demissoque simus animo; quandoquidem, ob ingentem nostrarum miseriarum cumulum, ne Ga naar margenoot+unicam quidem rem a DEO creatam funditus pervestigare valemus. Intestinula illa suis quoque gaudebant Fistulis Pulmonalibus n. Et quis, quaeso, dixerit, quanta insuper miracula in iis abdita latuerint? Sub quatuor modo descriptorum VasculorumGa naar margenoot+ insertione Pylorus o conspiciebatur; cui proximeGa naar margenoot+ subjunctum erat Intestinum Colon p p, huicqueGa naar margenoot+ deinceps Rectum q. Porro Recti cernebaturGa naar margenoot+ extremum r; quod tamen alia, quam qua a me hoc loco repraesentatur, figura gaudebat: ego enim Icone mea id taliter heic depictum praebeo, prout sese exhibuit, cum subtus, in Annulo ultimo, per Podicem e corpore a me expressum fuisset. Praeterea memoratu dignum erat, quod duo Caecorum Intestinulorum cum particulis PinguedinisGa naar margenoot+ eousque conjuncta suerint s s; ut caeca illorum extrema hisce infixa, & per complures Fistularum Pulmonalium ramulos connexa, observarentur: quod circa unicum saltem ejusmodi Intestinulum Icone expressi. Pingues istae particulae in Verme hoc admodum abundant: sunt autem oblongo-ovatae, nonnunquam duplicatae, quandoque appendicibus auctae, alias rotundae, quodammodo concavae, alias iterum planae: prout videre est in duabus illis Pinguedinis massulis, quas una cum suis divisionibusGa naar margenoot+ repraesento s s. Quodsi vero Pingue istud microscopio examinetur magnitudines plus augente; quaelibet ejus divisio aut lobulus peculiari velut Membrana inclusus apparet. Imo conspicitur tunc, quod singularis quaelibet ejusmodi particula separatimGa naar margenoot+ in se contineat insignem numerum globulorumGa naar margenoot+ Pinguium a a a; qui, cum aperitur lobulus, inde effluunt, atque inter sese confunduntur: ut adeo plurium lobulorum consociatione varii quasi ramuli efficiantur, atque arbusculae species aliquatenus effingatur. Pinguedinis istae particulae colore albo surdo gaudent; quo quidem tam elegans oculis in ipso Verme nascitur spectaculum, ut sane describi nequeat. Scilicet Supremus omnium artificum Artifex, cujus verbo producta sunt omnia, istius quoque ornamenti est Auctor. | |
telyk, dat ons in der waarheid met alle reeden behoort te verootmoedigen, die door de grootheid onser ellenden niet een eenig Schepsel GODS ten vollen kunnen ondersoeken. Deese deelkens hadden Ga naar margenoot+ook haare Long-Aderen n, en wie kan of sal seggen, wat voor groote wonderen daar in nog verborgen waaren?
Onder de inplanting deeser vier vaatkens sag Ga naar margenoot+men het Maagportier o, waar op de Karteldarm Ga naar margenoot+volgde p p, en onder deselve de Regte q. waar op Ga naar margenoot+men syn uyteinde sag r: maar niet in die figuur, als ik hem daar afbeelde, alsoo ik die vertoon op de wys, als ik hem door den Aars op de laatste Ring des lichaams van onderen had uyt het lichaam gedrukt.
Het was aanmerkelyk, dat twee van de blinde Darmkens haar vereenigden met de Vet-deelkens Ga naar margenoot+s s, daar aan men haar blinde eynde vast sag, en waar meede sy samengehegt wierden door verscheyde takken van de Longpypen: dat ik omtrent een Darmken maar afgebeelt heb. Deese Vet-deelkens syn in een menigvuldig getal in deese Wurm. Haar figuur is langwerpig ovaal, en somtyts syn sy dubbelt, somtyts met aanhangsels, somtyts ront, holagtig, en dan weer vlak, gelyk die twee deelkens Ga naar margenoot+syn, die ik met haar verdeelingen toon s s.
Als men se met een vergrootglas besiet, dat het object meer vergroot, soo vertoont sig yder lobus of verdeeling van deese Vet-deelkens, als of die in een particulier vlies beslooten was. En yder particulier deelken siet men, dat nog bysonder in sig Ga naar margenoot+besluyt een groot getal Vet-klootkens a a a, die daar uyt loopen, en haar in een vermengen, als men de verdeeling opent, soo dat se dan door haar vereeniging verscheyde takskens maaken, en als een boomken uytbeelden. De couleur deeser Vetdeelkens is een doof wit, dat soo cierelyk in het leeven staat, dat het niet te beschryven is; want die Kunstenaar aller Kunstenaren, wiens woort alles voort gebragt heeft, die isser den Autheur van. | |
[pagina 704]
| |
Est & visu pulcherrimum, quanam ratione Ga naar margenoot+Pulmonales Fistulae, candore argenteo conspicuae b, per Sacculos istos pinguiferos discurrant; ita, ut potissimum juxta horum lobulos, in quibus Pinguedinis globuli collocati sunt, sese distribuant, atque in interstitiis harumce divisionum communiter digestae inveniantur. A latere Gulae Tubulus subtilis situs erat, qui versus Fauces, & corneo-osseas Palati Orisque partes, ferebatur: at quo is loco definat examinare mihi haud licuit. Tubulus iste in Pectore binos alios in Canaliculos, tenues, dispescebatur, quorum quilibet in duas sese dilaGa naar margenoot+tabat Vesicas sive Ampullas oblongo-globosas t t: hae vero deinde in duos iterum coarctabantur Tubulos angustiores, qui tandem in binas rursus sese dispandebant Vesiculas, plurimis Fistulis Pulmonalibus per superficiem suam eleganGa naar margenoot+tissime dispersis exornatas u u. Alterum glandulosarum harumce Bursularum latus particulae Pinguedinis, regulariter admodum & artificioGa naar margenoot+se dispositae, stipabant x x, atque inferius tanGa naar margenoot+quam in oblongas Appendices y y exporrigebantur: cujusmodi constructio nuspiam in corpore, nisi hoc solo in loco, circa Pinguedinem obtinet. Cuinam usui modo descriptae partes inserviant, itidem ignoro: quamvis haud absque ratione suspicari liceat, Salivalum eas Ductuum & Glandularum fungi officio. Quum enim Acarus nunquam stamina ducat; Ampullaeque istae in ejus corpore caecae sint; sane humori, quem hae continent, vix alius usus adtribui posse videtur. Fistulae Pulmonales, quae per omnes hasce partes distribuuntur, simili gaudent fabrica, qualis in omnibus propemodum aliis Insectis obtinet, a summo Anatomico, Marcello Malpighio, in Bombycibus repraesentata, & a me pluries etiam exhibita. At Annuli tamen, quibus hae Fistulae componuntur, haud adeo in hoc Verme numerosi sunt: unde & constructio earum magis membranosa & flexilior est. Quodsi Vermis, subtili acu per Caput transadacta defixus, microscopio examinatur; motum Fistularum Pulmonalium distincte per cutem internoscere licet. Quoniam enim is tunc in varios sese flexus contorquet; hinc fit, ut simul conspici queat, quod Fistulae Pulmonales jam recta extendantur, jam Serpentum more incurventur, mox iterum circuli in formam convelvantur, neque interim unquam concidant, utcunque diversis modis agitentur. | |
Seer fraay staat het, hoe de silver couleurige Ga naar margenoot+Long-Aderen b deese Vetbeurskens door loopen, en dat meest langs haare verdeelingen, waar in de Vetklootkens geplaatst syn: alwaar sy tusschen beyden gemeenlyk haar situatie hebben.
Neffens de Slokdarm was een subtiel pypken geplaatst, dat naa de Keel en de hoornbeenige deelen van het gehemelte en de Mont ging; maar waar het eyndigde, heb ik niet kunnen ondersoeken. Dit pypken Verdeelde sig in de Borst in twee fyne andere pypkens, dewelke ieder in twee langwerpige Ga naar margenoot+en klootagtige blaaskens of vleskens t t haar verwyderden; daar naa wierden die weer verengt in twee naauwer pypkens, die dan eyndelyk Ga naar margenoot+in twee blaaskens haar weer uytsetten u u, waar op men seer veele Longpypen heel fraay verspreyt sag. Aan de ander syde deeser twee klieragtige beurskens, sag men de Vetdeelkens seer regulier Ga naar margenoot+en kunstig geplaatst x x, dewelke van onderen haar in manier van langwerpige aanhangsels Ga naar margenoot+aldaar vertoonden y y, dat men nergens omtrent het vet in 't lichaam siet, als alleen daar ter plaatze.
Wat gebruyk deese deelkens hebben, is my meede onbekent, hoewel ik niet onbillik sou kunnen meenen, dat het de kwyl canaalkens, en haar klieragtige beurskens syn. Want alsoo deese Wurm niet spint, en dat die vlesgewyse beurskens in het lichaam blind syn, soo kan haar vogtige inhoud kwalyk een ander gebruyk toe gepast worden.
De Longaderen, die alle deese deelen door loopen, die syn van maaksel, als meest in alle andere Insecten plaats heeft, en van den grooten Ontleeder Marcellus Malphighius in de Sywurmen is uyt gebeelt, en van my in veele plaatsen: maar haar ringen syn hier soo meenigvuldig niet, waar om haar structuur vliesiger en buygsamer is.
Wanneer men een Wurm met een subtiele naalt het Hooft doorboort, en dat men hem dan onder een vergrootglas besiet en vast hout, soo kan men de beweeging der Longpypen kennelyk door het vel onderscheyden: want alsoo de Wurm sig dan in verscheyde bogten draayt, soo siet men van gelyken, dat de Longpypen dan regt uyt gerekt worden, dan slangwys geboogen, en dan weer als een hoepel te samen gewonden, sonder dat se immermeer toevallen, hoe verscheydentlyk dat se ook be- | |
[pagina 705]
| |
Quocirca Summus Artifex mirabile nobis heic exhibuit Canaliculi flexilis specimen, qui trigesies tenuior pilo, ramosaeque instar arbusculae constructus, semper patulus hiat, quascunque in figuras torqueatur. Pone corneo-osseas Oris & Palati partes, in Collo, situm est Cerebrum. Unde fit, ut, Verme Crura sua aut Os introrsum trahente, Cerebrum quoque profundius in Collum deprimatur, & contra rursus antrorsum moveatur, quando is Rostrum suum protendit: id, quod in Cochleis maxime locum habet. Ecquis Atheorum, Vir Illustrissime! inexhaustum istud, quod in Animantium visceribus occurrit, artificium contemplatus, haud confundatur atque obstupescat; modo miracula ibi obvia adtentus ponderaverit? Provoco hinc omnes, quotquot sunt, Homines, velint vel minimam vilissimi etiam, quod tellus alit, Animalculi particulam perfecte describere. Obcaecabitur profecto, id qui suscipere ausus fuerit: veritatum namque, quas Conditor suis creaturis indidit, Divinum Solem in calamitosa isthac lacrymarum & ignorantiarum valle plene pureque nemo intueri potest; quin audaciae suae poenis, caecitate nimirum intellectus, mactetur. Scilicet hoc pretium est, quod omnes illi ferunt, qui Creatoris Divinitatem, in rerum natura elucentem, humanis ratiociniis & sensibilibus experimentis destruere aut subvertere moliuntur: quidquid enim sensibile est, id ultra sensuum facultatem non pertingit: atqui hi bruti sunt, nec ullam nos veritatem ex se docere valent; nisi hanc ipsam Is, qui nos formavit, nobis impresserit: quemadmodum Pater Malebranche in suo Tractatu de la Recherche de la Verité argumentis solidissimis evicit. Ga naar margenoot+Cerebrum duabus constat partibus globosis, quae veluti dextrum sinistrumque illius latus Ga naar margenoot+constituunt a a. Pone id Spinalis Medullae cernitur principium, quod semper perforatum est; quia Gulam transmittere debet. Ex anteriore Cerebri regione insignes pullulant Nervi, qui circa dimidium suae longitudinis nonnihil intuGa naar margenoot+mescunt b b: quod tamen in omnibus Vermibus haud observavi. Nervi hi tandem in duos Ga naar margenoot+dilatantur Nodulos, distincte conspicuos c, e Ga naar margenoot+quibus subtiles duo prognascuntur Nervuli d d; quos quidem prosequi eousque non potui, ut, quasnam in partes ferantur, detegere mihi licuerit: quamvis crediderim, eos ad musculosas Oris, Palati atque Crurum partes ablegari. Proxime sub Cerebro, ex Medullae principio, duo Ga naar margenoot+prodeunt gracilium Nervorum paria e e, quae | |
woogen worden. Soo dat de groote Kunstenaar ons alhier een buygsaam gootken gemaakt heeft, dat dartig maal dunder als een hayr synde, en als een boom met takken van maaksel, egter altyt blyft open staan, wat figuuren dat hy ook aanneemt. Agter de hoornbeenige deelen van de Mont en het gehemelte, daar syn de Hersenen in de Hals geplaatst: waar door het gebeurt, als de Wurm syn Beenen of Bek inwaarts trekt, dat dan de Hersenen ook dieper in den Hals bewoogen worden, en als hy weer syn Bek uyt steekt, soo worden sy weer voorwaarts bewoogen, dat bysonderlyk in de Slakken plaats heest. Wat Atheist, die deese onuytputtelyke kunst der Ingewanden in de Dieren beschouwde, sou hier niet beschaamt en verstompt staan myn Heer, indien hy deese wonderen met aandagt considereerde? Soo dat ik alle Menschen uytdaag, om my maar het minste deelken van het aldergeringste Dierken der aarden ten vollen te beschryven. Seeker die dat sou willen bestaan, die sou verblint worden, om dat de Goddelyke Son der waarheeden in syne Schepselen, in dit ellendig dal der tranen en onwetentheden, niet ten vollen kan beschouwt worden, sonder dat men de straf syner vermetelheyd te gelyk komt te draagen; dat de verblintheid van het verstant is, daar alle die geen invallen, dewelke de Goddelykheid des Scheppers in de Natuur, met menschelyke reedenen, en sensible emperimenten tragten te vernietigen en te onderhaalen: want alles dat sensibel is, raakt niet als de gevoeligheid der sinnen, die dierlyk syn, en ons eygentlyk geen waarheeden leeren kunnen, ten sy dat hy, die ons geformeert heeft, deselve in ons voortbrengt, gelyk de Vader Malebranche seer kragtig beweesen heeft, in syn ondersoek der waarheyd. De Hersenen bestaan uyt twee globeuse deelen, die als de regter en stinker syde van de selve maaken Ga naar margenoot+a a: daar agter siet men het begin des Ruggemergs, dat altyt doorboort is, alsoo de Slokdarm daar door passeert. Voor aan uyt de Hersenen spruyten twee sterke Senuwen, die in haar midden wat verdikt worden, dat ik maar in eenige Wurmen Ga naar margenoot+gesien heb b b: deese worden ten laatsten in Ga naar margenoot+twee kennelyke knoopkens verwyd c, waar uyt twee Ga naar margenoot+subtiele Senuwen spruyten d d, die ik niet heb kunnen ondersoeken, tot wat deelen sy afgesonden wierden, hoewel ik geloof, dat se tot de stieragtige deelen van de Mont, het verhemelte, en die der Beenen gaan. Effen beneden de Hersenen, siet men uyt het begin des Mergs twee paar subtiele Ga naar margenoot+Senuwen gaan e e, die tot eenige Ingewanden en de Spieren, die de Ringen des lichaams | |
[pagina 706]
| |
Visceribus aliquot & Musculis, Annulos corporis Ga naar margenoot+ibi constitutos moventibus, impertiuntur. Sub his duo conspiciuntur Nervi insignes, quorum uterGa naar margenoot+que in globum dilatatus f f, iterumque adtenuatus, tandem minorem alterum format globulum, e quo bini Nervi proveniunt. Qualesnam vero hi sint Nervi, & quid utilitatis Vermi praestent, ego quidem ignoro: quamvis pro certo credam, eos propterea saltem heic in Verme accrescere; ut postmodum movendis Alarum Musculis inservire queant, cum in Muscam fuerit mutatus. Porro ex Medullae Spinalis latere utroque plurimi deinceps subtiles Ga naar margenoot+protenduntur Nervi g g, qui omnes per interanea, & potissimum per Musculos corporis, sese distribuunt: nonnulli autem eorum in varias Ga naar margenoot+insuper ramificationes h h h dividuntur. Medulla, ad Vermis longitudinem comparata, perquam brevis est; quemadmodum & Musca, in quam succrescit Vermis, admodum brevi corpore gaudet. Unde omnino necessum est, ut Nervi illi, adeo longe exporrecti, tempore mutationis sese contrahant, itidemque brevientur: quod quidem tum jam fieri incipit, quando Vermis iste in Nympham mutatur. In Animalibus sanguine rubro praeditis, Canibus v. g. & Vitulis, multoties vidi, Nervos quam frequentissime serpentum more in annulos, catenae instar, sese reduxisse; sicubi pars, cui infigebantur, contracta fuisset: id quod in Nervis Mesenterii praecipue observavi. At vero in Verme nostro Nervi aequabiliter in omni parte contrahuntur: quemadmodum in Cosso visu perquam singulare est. Medulla Acari duodecim divisionibus, aut nodosis quasi sectionibus, interstincta esse apparet; quae tamen, quoniam minimae sunt, nec granulo sabuli majores, haud admodum distincte discerni queunt. Tenuissima eam investit Tunica, multis perreptata Fistulis Pulmonalibus, & particulis insuper Pinguedinis, quas punctis Medullae inscriptis quodammodo exprimere conatus sum, obtecta. Omnes Nervi, e Medulla prodeuntes, eadem illa Tunica succinguntur: omnes etiam Fistulis instructi sunt Pulmonalibus, quae ad subtilissimas usque ramificationes ipsos comitantur. Quodsi Medulla a latere conspiciatur; longe ea aliter sese figuratam exhibet, quam a me Ga naar margenoot+depicta est: tum enim demum videre licet, CeGa naar margenoot+rebrum a altiorem locum, quam Medullam, occupare, & Medullam quodammodo incurvatam Ga naar margenoot+esse b: id, quod propterea sic constitutum cre- | |
aldaar beweegen, afgesonden worden. Daar onder siet men twee sterke senuwen, die haar beyde Ga naar margenoot+in een bol verwyden f f, en dan weer verdunt geworden synde, nog een kleender bolleken maaken, waar uyt twee paar Senuwen spruyten: wat dit voor senuwen syn, en wat dienst sy in de Wurm hebben, is my onbekent. Hoewel ik vast vertrouw, dat se alhier maar aan groeyen, om naderhant te dienen tot de beweeging der Spieren van de Vleugelen als deese Wurm in een Vlieg sal vergroeyt syn. Voorts siet men aan weer syden uyt het Ruggemerg, Ga naar margenoot+seer veele subtiele Senuwen gaan g g, die alle tot de Ingewanden, en bysonder tot de Spieren des Lichaams afgesonden worden. En eenige derselve siet men, dat nog in verscheyde takken verdeelt Ga naar margenoot+syn h h h.
Het Merg is naa proportie van de langte des Wurms seer kort, gelyk ook de Vlieg, waar in de Wurm vergroeyt, seer kort van lichaam is, waar door het nootsakelyk is, dat deese lange uytgestrekte Senuwen haar op de tyt der verandering komen in een te trekken, en meede te verkorten, het welk syn begin neemt, wanneer deese Wurm in een Pop vergroeyt. In de Dieren die een root bloet hebben, als de Honden en Kalven, heb ik menig maal gesien, dat de Senuwen haar seer veel maal als een ketting met slangwyse schakelen, kwamen in malkander te buygen, als het deel, daar sy aan vast waaren, in een getrokken wiert, dat ik besonderlyk in de Senuwen des Scheyls gesien heb: maar alhier krimpen sy egaal in malkanderen, dat in den Houtwurm bysonder raar te sien is. Het Merg in de Kaaswurm schynt 12 afdeelingen, of knoopwyse inkervingen te hebben, die egter niet heel kennelyk syn, van weegens haar groote kleente, die maar als een grynken sand is. Sy wort bekleet met een seer dun vlies, daar veele Longpypen in verspreyt syn, en dat met Vetdeelkens bekleet is, 't geen ik uytbeelde door de stippelen, die ik daar op geteekent heb. Alle de Senuwen, die uyt het Merg gaan, die syn van het selve vlies bekleet, en alle syn sy meede voorsien met Longaderen, dewelke haar versellen tot de alder fynste takskens.
Als men het Merg op zy besiet, soo heeft het een heel andere figuur, als daar ik het in afgebeelt Ga naar margenoot+heb. Want dan siet men dat de Hersenen a, boger als het Merg geplaatst syn, en het Merg is Ga naar margenoot+eenigsins krom geboogen b, het geen ik geloof te geschieden om de Slokdarm, die van de Keel tot | |
[pagina 707]
| |
diderim, ut Gulae, a Faucibus ad Ingluviem, Intestini instar, descendenti, liberior concedatur transitus. Hinc est, quod Cerebrum supra Gulam collocatum sit, & Gula vicissim, atque Ventriculus, Medullae, Nervisque ex hac pullulantibus, innitantur: ut ideo Medulla proprie, in prona corporis regione, Musculis Annulorum Abdominis incumbat Pinguedine circumfusa. Musculorum, qui corporis Annulos in hoc Verme movent, constructio admirabilis est. Ga naar margenoot+Tres eorum species diversas in sola anteriore Thoracis regione detexi: quosdam nimirum Ga naar margenoot+obliquos descendentes, biventres a a a; tum laGa naar margenoot+tos aliquot transversales b b; tandemque nonGa naar margenoot+nullos obliquos adscendentes c c. Adeo autem eleganter siti sunt hi Musculi; ut omnes sane artis pictoriae, graphicesve, magistri suam confessuri essent inscitiam, si illos pro dignitate repraesentare susciperent. Imo, si, quidquid notatu dignum in iis occurrit, accurate exprimere quis vellet, Icones huic conficiendae forent vel vigecuplo majores. Musculis tamen, quos obliquos descendentes, biventres, adpellavi, nominatio isthaec proprie haud competit: videntur enim quinqne instructi esse tendinibus; quorum unus in Musculum sibi proxime adjacentem, quatuor vero reliqui in Annulos corporis pergamenos, quos movent, inseruntur: quod quidem aliqua ratione depictum sistere conatus fui; si quidem ineffabilis Operum DEI magnificentia figuris exhiberi potest. Infinitae Fistulae Pulmonales per hosce Musculos distribuuntur: at vero Nervorum in eos insertiones hactenus plene videre mihi non licuit: ut ideo heic, quemadmodum in multis aliis rebus, aqua mihi haereat. Quantum ad Cor, quod albidum sive aqueum Animalculi hujus sanguinem vehit, id quidem ob summam suam teneritudinem & subtilitatem, detegere haud potui. Novi tamen situm ejus superne in Dorso esse, haud aliter ac in Bombycibus; quippe qui ibi loci micans id & se movens conspexi. | |
de Krop als een Darm neerdaalt, een bequamer doortogt te geeven, door het gat in het begin des Mergs: waar door het gebeurt, dat de Hersenen boven op de Slokdarm geplaatst syn, en de Slokdarm met de Maag rusten weer op het Merg en de uytgaande Senuwen; hebbende het Merg eygentlyk haar plaats tusschen het Vet, onder op de Spieren van de ringen des Buyks. Verwonderlyk kunstig syn de Spieren van maaksel, die de ringen des lichaams in dit Dier beweegen. Drie onderscheyde soorten heb ik daar alleen voor aan by de Borst ontdekt, als eenige schuyns Ga naar margenoot+neergaande a a a, en dan eenige breede dwarse b b, Ga naar margenoot+en voorts eenige schuyns opgaande c c. Haar situatie is soo fraay, dat alle schilders en teekenaars bekennen souden de kunst niet te verstaan, indien sy haar naa waarde wilden uytbeelden. En men sou figuuren moeten maaken, die twintig maal grooter waaren, indien men dit regt sou willen uytbeelden. De schuyns neergaande tweebuykige, die komt ook eygentlyk deese naam niet toe, alsoo het schynt, dat die Spieren vyf peesen hebben, waar van de eene in de Spier, die naast aan hem leyt, ingeplant wort, en de andere vier in de pergamente ringen des lichaams, die sy beweegen, dat ik eenigsins getragt heb af te beelden: indien de onuytspreekelyke heerlykheid der werken GODS door afbeeldingen te vertonen is. Oneyndige Longpypen door loopen deese Spieren, maar de inplantingen, die de Senuwen daar hebben, die heb ik nog niet ten vollen kunnen sien, waarom ik daar voor staa, gelyk voor veele andere dingen.
Wat het Hert belangt, het geen het witte of wateragtige bloet van dit Dier voert, dat heb ik niet kunnen ontdekken, van wegens syn teerheid en groote subtielheid. Het heeft syn plaats boven in de rug, gelyk in de Zydewurmen, al waar ter plaatse ik het heb sien kloppen, en door het vel sig beweegen. |
|