Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
(1980)–Jan Swammerdam– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 695]
| |
ILLUSTRISSIME VIR! Cum hebdomadaria colloquia, a Te Parisiis instituta, vigerent, domusque Tua Virorum eruditorum esset congregatio; haud dubium est, quin &, inter alia, naturam Acari investigaveris, ejusque singulare ingenium, mirabilemque subsiliendi modum, quo is utitur, sis rimatus. Inde mihi causa nascitur Tractatulum huncce meum Tuo submittendi judicio; quandoquidem id suspicio plurisque facio, quam sententias plurimorum hujus aevi doctorum, qui in res naturales, & veras harum causas, nonnisi superficietenus inquirunt. Scio equidem probe, quod Illustris Redi de Vermibus in Caseo crescentibus intelligenter & accurate scripserit: at novi etiam, fieri nulla ratione potuisse, ut unus ille omnes, quae ad horum Insectorum historiam pertinent, circumstantias observaret; quum ingens rariorum experimentorum, quae ab Ipso proponuntur, multitudo non posset non impedimento esse, quo minus Is, tum temporis insuper Magni Ducis Hetruriae comitatum ornans, in unicam quandam rem omnes suas cogitationes & operam conferret. Hanc ob rationem mihi nunc cordi est Naturam & Anatomen hujusce Vermis Tibi, Vir Illustrissime! privatim exponere, externasque & internas ejus partes, nec non Muscae ex eo procrescentis indolem ac habitum, exacte describere: pro certo enim affirmare Tibi au- | |
Joh. Swammerdam Brief aan den Edelen Heer Dd. Thevenot.
| |
WEL EDELE HEER.Wanneer gy UE weekelyke conferentien te Parys hielt, en dat UEds. huys een vergadering van geleerde Mannen was, soo sult gy sonder alle twysel meede de natuur van de Kaaswurmen ondersogt hebben: en haar raren aart, en de wonderlyke manieren van het springen dat se doen, hebben naagevorst. Het geen my de occasie geeft, om deese verhandeling UEds. oordeel te onderwerpen, alsoo ik dat eer ende estimeer, boven dat van seer veele Persoonen onses tyts, dewelke niet als oppervlakkig de natuurelyke dingen, en haare waare oorsaaken ondersoeken. Ik weet wel, dat de vermaarde Redi van de Wurmen, die in de Kaas groeyen, met oordeel en beleyt geschreeven heeft, maar ik weet ook, dat het hem niet mogelyk is geweest, om alle de omstandigheeden daar van te observeeren, als synde nootsakelyk belet, om op een saak alleen alle syn gedagten te laten gaan, door de veelvuldigheid der rare experimenten, die hy voorstelt, wanneer hy ook te gelyk de Vorst van Toscanen volgde.
Hier om lust het my, de natuur en ontleeding van deese Wurm UEdelh. particulier voor te stellen, en syn uytwendige en inwendige leeden omstandig te beschryven, neffens ook de natuur en aart van de Vlieg, die uyt hem voort groeyt: welkers leedematen ik UEd. kan verseekeren, dat | |
[pagina 696]
| |
sim, quod horumce Insectorum membra adeo singularia, tam concinna, tantoque artificio & consilio constructa sint; ut sane non nisi a Divina Omnipotentia, & infinita, cui impenetrabile nihil est, Sapientia hunc in modum fabrefieri potuerint. Videbis haec Animalcula gaudere Cerebro, Nevis, Musculis, Pulmonibus, Ductibus Salivalibus, Ventriculo, Intestinis tenuibus, crassis, caecis, Membranis pinguiferis & aliis visceribus. | |
soo raar, soo net, soo kunstig en wysselyk gemaakt syn, dat se niet als van een Goddelyke Almagtigheid, en van een alles doordringende Wysheyd hebben kunnen gefabriceert worden. Want deese Dieren hebben Hersenen, Senuwen, Spieren, en Longen, Kwylvaten, een Maag, dunne, dikke en blinde Darmen, met Vetvliesen en andere Ingewanden. |
|