Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
(1980)–Jan Swammerdam– Auteursrechtelijk beschermdCaput Septimum.
| |
Het Sevende Hoofdstuk.
| |
[pagina 688]
| |
In Capitis regione antica, qua margo descriptus versus Os tendit, elegantissima Cornicula in medio collocantur, quae obscuro, nigricante, colore gaudent. Dividuntur haec in octoarticulos, quorum inferiores longissimi sunt & subtilibus pilis obsiti. Circa Os Muscae insignis pariter numerus pilorum, profunde flavo auri colore splendentium, conspicitur. At nulla Ori data est apertura, qualis in aliis Insectis obtinet: Proboscis enim, cavae instar Lingulae, heic in Ore locatur, per quam Musca, cum comedit, pabulum suum tanquam per cavum tubulum in Ventriculum deducit. Quodsi, Thoracem digitis comprimendo, dicta Proboscis ex Ore in conspectum proferatur; Ga naar margenoot+in anteriore ejus parte bini veluti, ovati, comparent Bulbuli a, mediis suis juxta longitudinem ad se mutuo adplicati, inter quos cibus ad Ventriculum transmeat. Eorundem regio superior variis concinne distinguitur Fistulis Pulmonalibus, quae, tanquam totidem dimidii circuli, ab uno ad alterum latus procurrunt. Proboscis praeterea multis utrinque hirsuta est Pilis Ga naar margenoot+b b, qui, e cute Oris extima, sive Labiis, pullulantes, intra in se recondunt Proboscidem, quando haec a Musca reducitur. Pars Proboscidis inferior duabus adhuc gaudet Appendicibus, Ga naar margenoot+exiguis c c, quarum ex apicibus, nigro osse, corneo, constantibus, nonnulli itidem pili exsurgunt. Articulantur eae cum singulari quodam corneo Ossiculo, trigono, nigro Ga naar margenoot+d, quod partibus membranaceis petioli sive tubuli, quo Proboscis nititur, necessariam addit firmitatem. Infra hoc deinde simile aliud cernitur corneum Ossiculum, quod tamen alia Ga naar margenoot+figura donatum est e. Aculeum hucusque in hac Musca videre mihi haud contigit: quanquam is vel manifestissime semet conspiciendum praebeat in Musca Equina, quae eum in vaginulâ inclusum gerit. An summa Aculei in Musca Asilo teneritudo & subtilitas effecerit, ut eum invenire non potuerim, an vero in detegendo fuerim infelicior, ignoro. Praeterea etiam nequeo exponere, quanam ratione Animalculum isthoc sanguinem sugat; quippe qui id nunquam observando didici. Equidem in generali mea Insectorum historia dixi, Animalculis hisce Aculeum in Ore datum esse: quod vel hodiedum credo; quamvis impraesentiarum demonstrare haud valeam. Thorax superne, in Dorso, nonnihil oblonga gaudet figura, & mediocri, velut ossis cornei, duritie. In Muscis quibusdam subtiles eum | |
Voor aan het Hooft, daar het beschreeven soom ken naa de Mont loopt, daar syn op syn midden twee seer cierelyke Hoornkens geplaatst, die donker en swart van couleur syn. Deselve worden verdeelt in 8. articulatien, waar van de onderste de langste syn, en met syne hayrkens beset. Gelyk daar ook een groot getal donkere goutgeele Hayrkens te sien syn, daar syn Mont is; dan deselve heeft geen opening, als in andere Dierkens plaats heeft, want de Snuyt is daar als een hol Tongeken geplaatst, waar door hy syn voetsel, wanneer hy eet, als door een uytgeholt pypken in de Maag beweegt. Als men met de vingers deese Snuyt door het samen drukken van de Borst te voorschyn uyt de Mont doet komen, soo vertoont sy haar van vooren, Ga naar margenoot+als twee Eys-gewyse bollekens a, die op haar midden in de langte te samen gevoegt syn, en waar tusschen het voetsel naa de Maag passeert. Boven op worden sy cierelyk verdeelt door verschey de Longpypkens, die als soo veele half ronde hoepelkens van de eene syde tot de andere loopen. En aan weersyden heeft sy verscheyde Hayrkens Ga naar margenoot+b b, die uyt de buytenste huyt des Monts, of de Lippen spruyten, en waar binnen in de Snuyt beslooten wort, als de Vlieg die weer intrekt. Van onderen heeft hy nog twee kleene aanhangsels Ga naar margenoot+c c, uyt welkers tippen, die swart hoornbeen syn, eenige Hayrkens spruyten. Deselve worden gearticuleert met een aardig driehoekig en swart Ga naar margenoot+Hoornbeenken d, het geen de vliesige deelen van het steelken of pypkon, daar de Snuyt op staat, haare vastigheid geeft: en waar onder aan nog een ander diergelyk Hoornbeenken, maar van een Ga naar margenoot+andere figuur e, te sien is. Wat den Angel aangaat, die heb ik tot nog toe niet gesien, hoewel die over kennelyk in de Paarde-Vlieg is, alwaar sy in een kokerken op geslooten wort Of het is om syn teerheid en subtielheid; dan of ik die niet heb kunnen ontdekken, is my onbekent. Van gelyken kan ik niet seggen, op wat manier dat dit Dierken bloet suygt, om dat ik het noyt ondervonden heb. Ik heb in myn generale verhandeling deeser Dierkens wel gesegt, dat sy een Angel in den Mont hadden, en ik geloof het nog, maar tegenswoordig kan ik het niet vertoonen.
De Borst van bovenen op de Rug is een weynig langwerpig van maaksel, synde redelyk hart als Hoornbeen, sy is in sommige Vliegkens heel | |
[pagina 689]
| |
pili quam densissime obtegunt. Superior ejus pars, utroque in latere, aliquantulum introrsum sese curvat: quo fit, ut duae quasi foveae ibi efformentur. Porro utrumque ejus latus exilibus pilis obsitum est. In ima Thoracis regione sex Crura conspiciuntur, cum Thorace articulata. Singula horumce sex Crurum ex quinis constant Articulis, quorum anterior in quinque iterum subdividitur Articulos singulares, duobusque Unguiculis, subrubellis, extrema tamen, picis instar, nigerrima prae se ferentibus, armatur. Caeterum omnes isti Articuli setaceis pilis hispidi sunt, atque e materie constructi corneo-ossea, instar testae Gammarorum, duriuscula, intra quam Musculi, Vasa & Nervi, recondita haerent. In Thoracis parte superiore & posteriore duae cernuntur Alae, quae aequali & laevi gaudent superficie; licet paucos quosdam pilos passim dispersos gerant. Sat magnus praeterea Fistularum Pulmonalium numerus per Alas hasce distribuitur, & tanquam totidem Nervulis eas distinguit. Partes Alarum membranaceae exilibus plicis tantillum rugosae sunt, & colore donatae ad pallide spadiceum quodammodo accedente. Connectuntur Alae, suorum ope Articulorum, cum Dorso; ubi loci etiam Musculi, quibus moventur, ipsis inseruntur. Quatuor porro ibidem conspiciuntur exiguae Alarum plieaturae, quarum inferiores pilis in ambitu concinne obsitae sunt, atque cum Ala reducta quiescit, foveola quadam excipiuntur, utroque in latere Thoracis conspicua, & pilis itidem, licet haud adeo regulariter, hirsuta. Juxta has duo comparent globuli, qui, incurvato singuli pedunculo suffulti, ferream velut malleoli cujusdam partem referunt. Omnes autem modo enumeratae particulae modulando aëri inserviunt: quum enim aere Thorace in dictas cavitates propellatur; hinc ibi in corporis lateribus stridor ille efficitur, quem Musca, Alas suas dispandens, inter volandum excitat. Malleoli potissimum elegantissimi sunt, atque in omnibus propemodum Muscis reperiuntur: at in nullis Apum speciebus unquam eos vidi: Apes videlicet quatuor praeditae sunt Alis: unde & alio penitus modo sonitum suum producunt. In Locustis atque Cicadis id ipsum quoque animadvertendum est: quandoquidem singula Insectorum genera singularibus donata sunt ad aërem quatiendendum & modulandum instrumentis. Caeterum Dorsum, qua Abdomini adversum est, flavo ornatur margine, e quo cuspidatae duae particulae, acutis | |
digt met fyne Hayrkens beset, en van bovenen buygt sy aan weersyden op haare syden een weynig inwaarts, waar door sy als twee kuylen daar heeft; vorders is sy aan weersyden met fyne Hayrkens beset. Van onderen syn de se Voeten te sien, die aan de Borst met haare articulatien vereenigt worden: alle deese ses Voeten bestaan uyt vyf articulatien, waar van het voorste lit nog in vyf besondere articulaten gesubdivideert is, en met twee rootagtige Nagelkens of Klaauwkens, die op haare tippen pik swart syn, voorsien. Voorts syn alle deese Leeden met borstelige Hayrkens beset, synde haar maaksel Hoornbeen, en hardagtig als de schaal in de Kreeften, waar binnen in de Spieren, Vaten en Senuwen beslooten worden. Boven en agter aan de Borst syn de twee Vleugelen te sien, die effen en glad van maaksel syn, hoewel sy hier en daar met eenige weynige verspreyde Hayrkens syn beset. Voorts loopt daar een redelyk getal Longpypen door deese Vleugelen, dewelke haar als soo veel Senuwkens aldaar verdeelen. De vliesge deelen der Vleugelen worden door fyne plooyen flaauwelyk gerimpelt, trekkende haar couleur eenigsins naa een bleek costanie root. Sy worden aan de Rug met haare articulatien samen gehegt, daar de Spieren, die haar beweegen, haar ingeplant worden. Voorts syn daar te sien vier kleene vouwingen der Vleugelen, waar van de onderste met hayrkens ordentelyk in de ronte beset syn, dewelke, als de Vleugel rust, haar in een holleken sluyten, dat in de syden van de Borst te sien is, en dat meede met hayrkens beset is, dan soo regulier niet. En daar neffens siet men twee knoopkens, die yder op een krom geboge steelken, als het yser van een hamerken staan, door alle welke deelkens de lugt gemoduleert wort; want alsoo de lugt uyt de Borst in deese holligbeeden beweegt wort, soo wort alddar het geluyt in de syden van het Lichaam gemaakt, dat deese Vlieg, wanneer hy syne Vleugelen uytspreyt, in het vliegen komt van sig te geeven. Insonderheid syn de hamerkens seer fraay, die ik haast in alle Vliegen bevinde, maar in geene soorten van Byen heb ik die ooyt gesien; want alsoo die vier Vleugelen hebben, soo is het, dat die aldaar op een heel andere manier haar geluyt maaken. Dat ook in de Sprinkhanen en Krekels aan te merken is, en alle Dierkens hebben bysondere deelen ontfangen, om de lugt te slaan en te moduleeren. Voorts is de Rug, daar hy tegens den Buyk staat, met een geel randeken verciert, daar uyt twee puntige deelkens als spitse naalden spruyten, die op haare tippen swart syn. Deese syn | |
[pagina 690]
| |
acubus similes, nigris apicibus terminatae, exsurgunt. Facilius tamen particulas hasce tactu, quam visu, detexeris; quia ingenti pilorum numero stipantur. Abdomen pariter materie constat corneo-ossea, & pilis undequaque obsitum, quinas utrinque maculas flavas gerit, quae passim veluti complicatae sunt, & laeves pilis destituuntur. Porro in plures id annulos sectum est, qui in Mare haud aliter, quam in Foemella, comparati inveniuntur: quamvis interim ratione fabricae tamen differentia inter eos detur, quatenus Caudam Muscae constituunt: sed haec diversitas conspici nequit; nisi cum partes istae, retrorsum, ex corpore nonnihil exprimuntur. Hinc, quoad exteriora, nullum discrimen inter Marem & Foemellam observatur, praeterquam ratione magnitudinis corpusculi. Mas namque largiter tertia parte, quam Foemella, minor est: id, quod in Verme etiam atque Nympha obtinet:, utpote, quorum ea, quae Marem exhibitura sunt, magnitudine cedunt illis, quae Foemellam. Scilicet Foemella Ovarium intra se gestare debebat: quod cum insignem adeo Ovulorum numerum contineat, ut spatio angustiore comprehendi non possit; propterea grandius ipsi corpus construi necessum erat. Quo autem hoc liquidius innotescat; internas Muscae partes, harumque in Mare & Foemella discrepantiam, nunc descriptum eo. Notetur heic, Foemellam esse, quam modo supra exhibui delineatam, & in genere descripsi. Nunc vero, antequam ad internas partes pergam, animadvertere prius oportet, quod omnes, ad hanc speciem pertinentes, Muscae haud prorsus inter se, ratione macularum, colorum, & pilorum, exacte conveniant: prout nec in Vermibus earum locum habet; utpote inter quos, respectu pallidioris vel saturatioris coloris, multa datur diversitas. Quodsi jam, harum Muscarum instituendi Anatomen causa, eas sic interficere desideras, ut nulla partium laesio sub dissectione fiat; haud aliud quidpiam operi huic exsequendo aptius adhibueris, quam Spiritum Vini dictum, in quo mox moriuntur: quamvis Vermem tamen in hoc liquido vita privare non potuerim. Musca reecntissime in lucem edita, odore Nicotianae Brasiliensis, cui intra lagenam adposita erat, spatio trihorii interiit: quod quidem postmodum saepius adhuc observavi. | |
eer te voelen als te sien, van wegens de hayrkens, die daar in groot getal syn.
De Buyk is van gelyken hoornbeenig van maaksel, en met hayrkens overal beset; aan weersyden heeft sy vyf geele vlakskens, die hier en daar als gekreukelt syn, en kaal sonder hayrkens bevonden worden. Voorts wort sy in onderscheyde ringekens verdeelt, die in het Manneken en Wyfken even al eens syn. Hoewel sy in maaksel verscheelen, daar de Staart van de Vlieg is; dan het selve is niet sigtbaar, ten sy men deese deelen agterwaarts uyt het lichaam wat komt te drukken. En alsoo is uyterlyk tusschen het Manneken ende Wyfken geen onderscheyt, als alleen in de grootte van het lichaam, want het Manneken is ruym een derde gedeelte kleender, dat ook in de Wurm en het Popken plaats heeft; die kleender syn, daar bet Manneken uyt vergroeyt, als daar het Wyfken uyt voort komt: het geen geschiet, om dat de Eyerstok van het Wyfken, die een groot getal Eyeren bevat, en waarom haar lichaam grooter heeft moeten gemaakt worden, in soo een engte niet kon bevat worden: het welk op dat ik klaarder betone, soo sal ik nu de inwendige deelen, en haar onderscheyt in het Manneken en het Wyfken beschryven; synde het een Wyfken, dat ik te voren uytgebeelt heb, en in 't algemeen beschreeven.
Maar eer ik tot de inwendige deelen kom, soo moet men weeten, dat alle deese Vliegen niet geheel over een komen in haare vlakskens, couleuren ende hayrkens, gelyk ook de Wurmen niet doen, al waar een groot verschil, ten aansien van de bleekheid ende de bruynte der couleuren, is aan te merken.
Om haar nu te ontleeden, en deese Vliegen soo te doden, dat men haar sonder te quetsen kan openen, is niet beter als Brandewyn daar toe te gebruyken, daar sy datelyk in sterven. Hoewel ik de Wurm daar in niet heb kunnen dooden. En een Vliegken, dat effen uyt gekomen was, dat sturf binnen drie uuren, door de lugt van Brasilische Toebak, waar by ik het in een vlesch geset hadt, dat ik naderhant meer gesien hebbe. | |
[pagina 691]
| |
In Capite Masculi biduani Pinguedinis particulas vidi notabiliter minores evasisse, quam ante in Nympha descripsi. Cum deinde Corneam tunicam de Oculis amovissem; Uveae, etiamnum intra Corneam residentis, color adparebat spadiceus. Quin animadverto, Uveae colorem admodum diversum esse, prout Muscae natu juniores aut seniores sunt: quae enim recentissime exuvias posuerunt, Uveam quandoque saturato Arantii colore, amoenissimo, pictam ostendunt. In Thorace omnes Crurum Alarumque Musculi, qui investientibus harumce partium testis corneo-osseis inseruntur, penitus perfecti erant. l'inguis heic parum inveni. At Venter apertus eo se repletissimum adhuc exhibebat. Pinguedo tamen isthaec purpurei nunc coloris, & globosae figurae erat; ut hinc pro Ovis eam primo adspectu habuerim. Pingues istae particulae hoc tempore quam facillime a Fistulis Pulmonalibus secedunt. Hae autem Fistulae, ob grandem tunicarum, quas deposuerunt, satis insignium, jacturam, longe minores atque contractiores factae sunt: neque tamen ullum inter eas invenire mihi tubulum licuit, qui, uti in alris Insectis obtinet, in vesiculas esset dilatatus. Praeterea etiam observavi, maximos Fistularum Pulmonalium ramos, ante in Verme descriptos, heic in Musca compressos esse, & sensim aboleri: quod ipsum & circa Sacculos, e quibus Bombyces serica sua stamina duxerunt, similiter locum habet. Ga naar margenoot+Porro duas etiam heic vidi Vesicas pneumaticas, pyriformes, notabiles, quarum unam Icone. exprimo a. Grandes eae & valde dilatatae erant, atque in verticis sui curvatura quodammodo concrispatae: prout in illis quoque Bursulis est videre, quibus Araneae terrestres Ovula sua circumferunt: quod forsan inde proficiscitur, quia istae Vesicae haud penitus, quantum possunt, distentae erant. Earum Ga naar margenoot+quaelibet constrictiore terminabatur Tubulo b, orbicularibus ex annulis conslato, e cujus lateribus Ga naar margenoot+ alii passim pullulabant ramuli c c, quorum duos saltem, aucta magnitudine depictos heic exhibeo. Pulmonales hi Tubuli potissimum versus latera corporis, subter Alas, deferuntur, atque ostiolis ibi constitutis aërem subministrant, quo stridorem suum Musca producit. Ventriculus & Intestina jam admodum coarctata erant. In Ventriculo tantillum aëris inveniebam, atque in regione ejus postica, pro- | |
In het Hooft van het Manneken, dat twee dagen uytgekomen was, daar sag ik, dat nu de Vet deelkens nog merkelyk kleender geworden waren, als ik in het Popken aangetekent heb. En als ik het Hoornvlies van de Oogen geligt hadt, soo vertoonde sig de couleur des Druyvevlies binnen in dat Vlies, als een castanie bruyn. En ik bevinde, dat ook de couleur van het Druyvevlies merkelyk verandert, naa de Vliegen lang of korter verandert syn. Want in die effen vervelt syn, siet men het somtyts hoog ende schoon orange root. In de Borst waaren nu alle de Spieren der Beenen en Vleugelen heel volmaakt, die de bekleedende hoornbeenige deelen derselve ingeplant wierden. Weynig Vet vond ik in deselve. Maar de Buyk geopent hebbende, die was nog heel daar van vervult. En de couleur daar van was nu als een purper, en de figuur klootsgewys, soo dat ik se voor de Eyeren aansag. Deese Vetdeelkens wyken nu heel makkelyk van de Longpypen af, die door de menigvuldigheid van haar swaar vervellen, veel kleender ende te samen getrokkender gewordin syn, sonder dat ik eenige pypkens sag, die in blaaskens gedilateert waaren, als in andere deeser Dierkens plaats heeft. En ook soo bevond ik, dat de twee grootste takken der Longpypen, in de Wurm beschreeven, hier in de Vlieg te samen gedrukt waaren, en dat se allengskens verdweenen, gelyk ook de Beurskens doen, daar de Sydewurmen haar Sy uytgesponnen hebben.
Nog sag ik aldaar twee merkelyke en peersgewyse Lugtblaaskens, waar van ik 'er een afbeelde Ga naar margenoot+a, sy waaren groot en seer gedilateert, en op de ronte van haare toppen waaren sy eenigsins kreukelig, gelyk men dat in de beurskens der aart-Spinnekoppen siet, daar sy haare Eyeren in draagen: dat mogelyk komt, om dat sy niet geheel en al uytgespannen waaren. Yder eyndigde in een Ga naar margenoot+vernaauwt pypken b, dat uyt ronde ringekens beslont, en hier en daar hadden sy haare sytakskens Ga naar margenoot+c c, waar van ik 'er niet als twee afgebeelt heb, en in 't groot vertoont. Deese Longpypkens lopen voornamelyk naa de syden, onder de Vleugelen, welkers openingen, die aldaar syn, sy de lugt verschaffen, daar de Vlieg syn geluyt meede maakt.
De Maag en de Darmen waaren nu seer verkort, en in een gekrompen. In de Maag vond ik een weynig lugt, en daar agter by het Maag- | |
[pagina 692]
| |
pe Pylorum, ex fusco luteum humorem. Intestinulum in Intestino heic deerat; utpote quod consumitur. Omnes quatuor convolutiones Caecorum quatuor Intestinorum e Pectore nunc in Ventrem depressae reperiebantur. Rectum notabilem in cloacam sese monstrabat dilatatum, albaque, velut calci simili, humiditate inflatum. Infra in Abdomine Genitales partes conspiciebantur; Penis nimirum, Testiculi, & Vesiculae Seminales. Penis ipse infernè, intra postremum Abdominis annulum, per quem sese erigens protendit, collocatus est. Antica ejus pars in tres veluti corneo-osseos dividitur Apiculos Ga naar margenoot+a, pallide luteo, nonnihil ad rubrum vergente, colore distinctos; quorum medius proprie Penis ipse est, qui sese intrinsecus, per corneum Ossiculum, quo ejus posteriora investiuntur, erigere valet. Duobus ille corneis Ossiculis, nigris, & serpentinos in flexus contortis, quae cum postica Corneae Penis Vaginae parte juncta heic repraesento, tanquam binis articulis Ga naar margenoot+connectitur b b. Porro in media circiter c longitudine sua is sese flectere nonnihil potest; quum Vagina ejus illic paullo magis membranacea sit: unde Penis articulum quasi eo loco exhibere videtur. Praeterea extremus Ventris Annulus, quocum Penis articulatur, duobus pariter marginibus, sive pluteis, quasi ornatus est exiguis, Ga naar margenoot+corneo-osseis, nigris, sat validis d d; qui anterius cum Ossiculis corneis, serpentino more inGa naar margenoot+flexis, veluti articulantur e e. Annulum verò istum heic apertum delineavi: naturaliter enim omnia illa cornea Ossicula arcte inter se mutuo committuntur, Penemque tunc quasi obtegunt. Mollis deinde & Nervosa Penis pars, serpentis Ga naar margenoot+ in modum, contorta f, introrsum in Abdominis cavitatem tendens, insignem ibi in Ga naar margenoot+Nodulum g, tandem dilatatur; in quem TesticuliGa naar margenoot+ h h, & Vesiculae Seminales i i, sperma suum per quatuor ostia exonerantes, sic in ipsum usque Penem deferunt. Testiculi dissecti ex numerosissimis sese compositos monstrant Tubulis, minutis, caecis, brevissimis, Ga naar margenoot+tenerrimis k k; qui omnes semen suum in Vas Ga naar margenoot+deferens l, a quo illud ulterius devehitur, effundunt. Vesiculae Seminales haud adeo insignes sunt; quandoquidem ob nonnullos saltem Ga naar margenoot+flexus, & cincinnatas curvationes m m, animadversionem merentur, caeterum in extrema dilatata desinentes. Earum aeque, ac Testiculorum, Semen candidum est; quamvis Testiculi | |
portier, een bruyngeele vogtigheid. De Darm in den Darm was hier niet te sien, alsoo sy verteert. Alle de vier krinkelingen der 4 blinde Darmen waren nu uyt de Borst in de Buyk verplaatst. De Regte was merkelyk in een vuylnis kolk gedilateert, en door een witte kalkagtige vogtigheid opgespannen.
Onder in den Buyk sag men de Teelleeden, als de Roede, de Saadballen, en de Saadblaaskens. De Roede selve, die is geplaatst onder in de laatste Ring des Buyks, door dewelke hy hem opregt. Voor aan is hy als in drie spitze hoornbeenige puntkens Ga naar margenoot+a verdeelt; die bleek-geel syn, naa het roode een weynig trekkende: waar van het middelste de Roede selve is, dewelke inwendig door het Hoornbeenken, dat hem van agteren bekleet, sig opregten kan. Aan weersyden wort hy door twee swarte, en slangswys gebooge Hoornbeenkens, als door Ga naar margenoot+twee articulatien samengehegt b b, en die agter aan syn hoornagtige scheede vereenigt te syn, van my vertoont worden. Ten naasten by in syn midden c kan hy sig wat buygen, om dat syn Scheede daar wat vliesiger is; soo dat hy als een articulatie daar schynt te vertoonen. Voorts wort de uyterste Ring des Buyks, daar de Roede meede gearticuleert wort, nog met twee swarte en starke Ga naar margenoot+randekens, of hoornbeenige lystkens verciert d d, dewelke voor aan als gearticuleert worden met Ga naar margenoot+de slangwyse hoornbeenkens e e. Dit ringeken is open van my geteekent, andersins soo sluyten alle deese hoornbeenkens tegens malkanderen, en de Roede wort daar van als overdekt.
Voorts wort het weeke en senuwagtige deel der Ga naar margenoot+Roede slangwys gebogen f, en binnenwaarts in de holte des buyks lopende, wort hy in een merkelyk Ga naar margenoot+knoopken g verwyd, waar in de Saadballekens Ga naar margenoot+h h, en de Saadblaaskens i i, door vier openingen haar saat tot in de Roede afvoeren De Saadballekens, als men die verdeelt, soo vertoonen sy haar te bestaan, uyt een groot getal kleene blinde pypkens Ga naar margenoot+k k, die seer kort en teer syn, en haar saat Ga naar margenoot+alle ontlossen in het afbrengende vat l, het geen het selve dan verder afvoert. De Saatblaaskens syn soo aanmerkelyk niet, also sy alleen door eenige Ga naar margenoot+bogten en krulsgewyse ombuygingen m m haar aandagt verdienen, en op haare tippen gedilateert syn. Het saat dat sy voeren is helder wit: en dat der Saadballekens van gelyken: hoewel de cou- | |
[pagina 693]
| |
haud adeo albidi sint, quam Vesiculae Seminales. Medulla Spinalis heic eodem modo, ac jam in Nympha descripsi, comparata est. In Foemella eaedem omnino, quae in Mare, partes, mihi occurrunt: nisi, quod, loco Genitalium Masculinorum, Ovarium illic reperiatur. Ga naar margenoot+Ovarium bipartitum est a a, & postremis Ga naar margenoot+Annulis abdominalibus b adligatum, aperto ibi ostio hiat, ac per hos Ovula sua excernit; quae quidem a Musca in aquam excutiuntur: prout & Perlae proprium est. Posteriores illae corporis incisiones annulares nigris maculis corneo-osseis, Ga naar margenoot+ diversimode figuratis ccc, passim quam Ga naar margenoot+elegantissime sunt distinctae, Pilisque d insuper in ambitu venuste exornatae.
Ovula Ovarii exacte sphaerica esse, atque in medio singula aperturam monstrare videnturGa naar margenoot+ e e e: quae tamen falsa tantum apparitio est, a colore eorum, ibi loci obscuriore, producta. Reapse autem, uvae instar, oblonga sunt haec Ovula, & eo quidem longiora atque acutioGa naar margenoot+ra f, nec non grandiora simul & magis spectabilia, evadunt, quo plus jam temporis a mutatione Muscae elapsum est: ut ideo Ventrem ea sensim magis magisque repleant. Quodsi microscopio, magnitudines paullo plus, quam vulgariter, augenti, Ovula ista objiciuntur; tum demum vera ipsorum detegitur figura, una Ga naar margenoot+cum Fistulis Pulmonalibus g, quae ea undequaqueGa naar margenoot+ connectentes, multisque surculis h instruentes, pluribus sese ramis elegantibus universum Ga naar margenoot+per Ovarium diffundunt i i. At vero Venae atque Arteriae heic nullae in conspectum veniunt; tam quia sanguine haec Animalcula albo gaudent; quam ob insiguem Ovulorum parvitatem ac exilitatem. In Musca recentissime exclusa horumce Ovulorum summa est teneritudo, & color jucunde viridis; qui quidem eo saturatur magis, quo Ovula-fiunt adultiora. In unico ejusmodi Ovario circiter quadringenta & quadraginta Ovula distincte numeravi: unde patescit, quam ingentem Vermium numerum unica quaedam Musca possit generare. Nonnullis harumce Muscarum, vitro a me inclusis, aquam Saccharo dulcem porrexi: sed eam intactam relinquentes, quarto die moriebantur. Aliae multo diutius vivebant; & tanto quidem longius superstites erant, quo tempus frigore & pluvia magis infestabatur: tum | |
leur der Saadballekens soo blank niet is, als die van de Saadblaaskens. Het Ruggemerg is hier van maaksel, als in het Popken alreeden beschreeven is. In het Wyfken vind ik alle deselve deelen, als in het Manneken, behalven dat in de plaats van de mannelyke leeden de Eyerstok daar te sien is. Ga naar margenoot+De Eyerstok is in twee gedeelt a a, en hy Ga naar margenoot+wort met de uyterste ringen des buyks b samengehegt, daar hy sig in opent, en de Eyeren door lost, schietende het Vliegken die in het water, gelyk de Rombout doet. De uyterste ringwyse verdeelingen des lichaams syn seer cierelyk, hier en daar met swarte hoornbeenige vlakskens Ga naar margenoot+c c c beset, die van een verschillige figuur syn; en Ga naar margenoot+dan syn sy rontsom met hayrkens d aangenaam op geschikt. De Eyeren in het Eyernest schynen heel ront te Ga naar margenoot+syn, en in haar midden een opening te hebben e e e, dan dat komt, om dat de couleur daar donkerder is. Andersins syn sy langwerpig als een Druyf, en hoe de Vlieg langer vervelt is geweest, hoe sy Ga naar margenoot+langwerpiger en spitzer aangroeyen f, en ook grooter en kennelyker worden: soo dat se de Buyk meer en meer vervullen. Als men haar met een vergroot glas, dat wat meer als ordinaris vergroot, besiet, soo ontdekt men te regt haar figuur, en Ga naar margenoot+ook de Longpypen g, dewelke deese Eyeren overal Ga naar margenoot+connecteeren, en met veele takskens h haar voorsien; lopende het gantsche Eyernest door met veele Ga naar margenoot+cierelyke takken i i. Maar Aderen en Slagaderen syn daar niet te sien, van wegens dat het bloedt van dit Dierken wit is, en ook om haar groote kleente en subtielheid.
In een Vlieg, die effen vervelt is, syn deese Eyeren seer teer. Haar couleur is een aangenaam groen, dat hoger wort, hoe sy ouder worden. In het eene Eyernest heb ik by de vierhondert en veertig Eyeren onderscheydentlyk getelt: waar uyt men sien kan, wat een menigte van Wurmen een eenige Vlieg komt voort te brengen.
Ik had eenige van deese Vliegen in een glas beslooten, die ik gesuykert water gaf, maar sy raakten dat niet aan, en sturven op den vierden dag, andere leefden veel langer; en hoe de dagen kouder en regenagtiger waren, hoe sy langer in het leeven bleeven; om dat meest alle insecten op die | |
[pagina 694]
| |
enim omnia fere Insecta a cibo abstinent. Sanguinem hisce Muscis offerre neglexi. In quadam harum Muscarum, quas vivas aperui, omnem Pinguedinem consumtam vidi; ut ejus superesset penitus nihil, nisi purpureae illae Membranulae, quibus Pingue circumseptum fuisse conspiciebam. Ga naar margenoot+Tandem juxta exitum Ovarii, quod per binosGa naar margenoot+ sese ductus exonerat k, tres illos, elegantissimos, detexi Nodulos, quorum ante in Nympha feci mentionem. Sunt hi extremis suis in speciem veluti Testae Cochleae contortiGa naar margenoot+l: inde autem singulari modo inflexi m, dein Ga naar margenoot+crispati n, versus postremum Ventris Annulum procurrunt, inque hoc juxta Ovarium collocantur Ga naar margenoot+o Ibi loci, ubi hi Noduli memoratum flexum Ga naar margenoot+faciunt m, communis quasi Membrana eos inter se mutuo connectit. Quodsi autem sectione aperiantur, totidem in iis intus conclusae conspiciuntur Fistulae Pulmonales, quot numero ipsi sunt. Tunica vel membrana, quae Pulmonales istas Fistulas investit, si hae vitro imponantur, exsiccando prorsus perit, Fistulasque relinquit nudas, cavis patentibus hiantes. Caeteroquin etiam dictos Nodulos aperiendo Fistulas aerias ex iis evolvere illaesas licet. Harumce Particularum usus mihi penitus ignotus est; ut ne conjectura quidem quodammodo assequi valeam, quem in finem forsan fabrefactae sint. Atqui multae insuper aliae dantur Insectorum partes, circa quas aeque dubius haereo. Quapropter & ego, & omnes, quotquot isthaec legunt, inscitiae nostrae inde convicti, ob hanc coram DEO caput oportet deponamus; quippe qui adeo sese incomprehensibilem atque adorabilem in hoc Insecto exhibuit. Quin laudibus etiam Ipsum extollere tenemur; eo quod tot & tanta tamen in Animalculo isto nobis patefacere clementer voluerit. Quodsi haec bina officia sub ejusmodi scrutationibus simul excolimus; res visibiles inservire nobis & incitamento esse possunt, ad DEUM ex iis, quae creavit, vel ipso etiam visu cognoscendum, Eum, ut Numen Supremum, venerandum, & amore filiali candide prosequendum.
FINIS Historiae Muscae Asili. | |
tyt niet eeten. Bloet heb ik versuymt haar te presenteeren. In een van deese Vliegen, die ik levendig opende, sag ik dat al het Vet verteert was; soo dat daar niets van was over gebleeven, als de purpere vlieskens, die ik sag, dat het bekleet hadden. Eyndelyk ontdekte ik neffens het eyndigen van Ga naar margenoot+het Eyernest, dat door twee canaalkens sig ontlost k, de drie seer aardige knoopkens, waar van ik in het Popken gesprooken heb. Deese syn op haar Ga naar margenoot+tippen als een Slakhoornken in aansien gedraayt l, en een weynig daar naa heel aardig geboogen wordende m, soo lopen sy krinkelagtig n, naa de uyterste ring des buyks, daar sy neffens het Eyernest Ga naar margenoot+haar plaats hebben o. sy worden op de Ga naar margenoot+plaats, daar sy buygen m, als met een gemeen vlies aan malkanderen gehegt; en als men se opent, soo siet men dat se binnen in haar soo veele Longpypkens hesluyten, als haar getal is. Haar rok of vlies, die deese Longpypkens bekleet, droogt heel weg, als men se op een glas legt, en de Longpypkens blyven hol open staande. Andersins als men se opent, soo kan men de Longpypen daar ongeschonden uythaalen.
Haar gebruyk is my t'eenemaal onbekent, sonder dat ik eenigsins kan gissen, waar se toe souden kunnen dienen, gelyk ik ook van veele andere deelkens niet doen kan: dat my, en alle die dit leesen, van wegens onse onwetentheid voor GODT moet verootmoedigen, die sig soo ondoorgrondelyk en aanbiddelyk in dit Dierken vertoont heeft: en wy syn Hem schuldig te prysen, dat hy aan de andere syde ons daar soo veel in geopenbaart heeft. Welke twee saken, als wy daar in betragten; soo kunnen ons de sigtbaare dingen dienen, om GODT uyt syne schepselen als sigtbarelyk te kennen, om Hem als GODT te vreesen, en kinderlyk in eenvoudigheid te beminnen.
EYNDE Der Historie van de Vlieg Asilus. |
|