Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
(1980)–Jan Swammerdam– Auteursrechtelijk beschermdCaput Sextum.
| |
Het Sesde Hoofdstuk.
| |
[pagina 682]
| |
& per hiatus respiratorii, qui in Cauda datur, apertionem aëre penitus repleantur. Sic Nympha tunc per idem quoque foramen spiritum suum ducit. Id si conspicere cupis; Nympham aliquantillum solaribus radiis expone, ac deinde Caudam ejus in aquam immitte! Sic videbis, eam mox fortius, quam ante, respiraturam esse, & bullulam aëriam e suo corpore exprimendo, rursusque paullo post resorbendo, manifestum inspirationis & exspirationis actum exercituram. Corpus Nymphae antica etiam parte sua similiter e cute recedit, Rostroque, Capite, & primo Pectoris Annulo, aliquatenus derelictis, Animalculum dein tamdiu in cute sua quietum delitescit; donec exhalantia ejus membra debitum acquisiverint robur & fortitudinem ad duas illas Membranas, quibus id ambitur, & ab exitu in lucem impeditur, simul & semel perrumpendas. Isthaec omnia heic in memoriam revocanda sunt; ut, quae deinceps dicturus sum, accurate intelligi queant. Quodsi interea cutis exterior sub hoc tempus aperitur; mirabilissimae, quas vix sibi quispiam finxerit, colorum variationes per intimam tunicam, qua Nympha proxime vestitur, sese conspiciendas offerunt. Nonnullae enim partes ex albis in rubras mutantur: aliae in flavum, purpureum, spadiceum, imo &, picis instar, nigerrimum abeunt colorem: aliae ex aqueis membranaceae, ex membranaceis durae evadunt: quaedam carneae fiunt: aliae iterum cornei velut ossis duritiem acquirunt; ut pressae etiam dissiliant. Observatur etiam tum temporis, quod corpus universum sensim pilis hirsutum fiat, & Pedes una cum Unguibus suis se movere incipiant. Quae quidem omnia distinctissime videri possunt; modo quis unam harumce Nympharum, singulis diebus, continenter usque ad mutationis tempus, aperiat. Hunc autem in finem necessarium est, ut illae, in disco fictili, aut patella vitrea, alba super charta repositae, & aquae tantillo, quo semihumescant, irrigatae, sub vitro adserventur. Scilicet charta huc requiritur, cui Nymphae Ungues suos infigant; cum sub Muscae habitu in lucem prodeunt: pauxillum vero aquae ideo adfundimus; ut tam ab exsiccatione, quam a suffocatione iis caveamus. Quando tandem sua e cute in conspectum proditurum est Animalculum; tunc extima Vermis | |
lugt vervult: en daar door haalt ook het Popken syn aassem.
Het geen als men sien wil, soo moet men het een weynig in de Son leggen, en steeken dan de Staart in het water, dan sal men sien, dat het merkelyker als te vooren sal adem haalen; en dan een belleken lugt uyt syn Lichaam perssen, en dan het selve weer inhaalen: door een kennelyke in-en uyt-aasseming.
Van gelyken, soo trekt het Lichaam van het Popken sig van voren uyt syn huyt, en de bek, het hooft, en de eerste ring der borst, voor een gedeelte verlatende, soo blyft het Dierken soo lang in syn huyt stil leggen; tot syn uytdampende Leeden haar kragt ende slerkte verkreegen hebben, om de twee vliesen, die het omvangen, te gelyk te breeken, alsoo sy hem deese geboorte beletten. Dit alles moet men sig erinneren om wel te begrypen, wat ik vervolgens sal seggen.
Ondertusschen, als men den uyterlyken Huyt op die tyt opent, soo siet men de raarste verwissclingen van couleuren, door het binnenste Vlies, dat het Popken bekleet, die men sig sou kunnen voorstellen. Want sommige deelen worden van wit in root verandert: sommige siet men in geel, purper, bruyn, en pekswart sig verwisselen. Andere worden van wateragtig vliesig, en van vliesig hart. Eenige worden vleesig, en sommige soo hart als het hoornbeen; soo dat se barsten als men daar op drukt.
Men siet ook, dat het gansche Lichaam allengskens hayrig komt te worden, en dat de Voeten met de Nagelen, of Klaauwen aan de selve, haar beginnen te roeren. Dat men alles distinct sien kan, wanneer men dagelyks een van deese Wurmen vervolgens tot den tyt van haare verandering opent. Hier toe is het nodig, dat men deese Popkens onder een glas bewaart, daar men haar op een steene bort, of in een glaase schaalken op wat wit Papier moet leggen, en met water begieten, op dat se half nat en half droog leggen. En het papier dient, om haare Nagelen daar in te hegten, als se in gestalte van Vliegen daar uyt te voorschyn komen. En het weynig water heeft syn nut, op dat se niet souden verdroogen, nog ook verdrinken.
Wanneer nu het Dierken uyt syn huyt te voorschyn sal komen, soo siet men dat de buytenste | |
[pagina 683]
| |
Ga naar margenoot+cuticula, circa tertium quartumque Annulum anteriorem a, sese commovere incipit: qui quidem motus ex eo nascitur, quod Animalculum, intus in cute reconditum, omni, qua pollet, vi utatur ad partum suum promovendum, intimamque suam tunicam, aeque ac cutem exteriorem, uno eodemque tempore, simul, derelinquendum: id, quod in Quarto nostro Mutationum Ordine constanter obtinec. Tum dein cernitur, cutem in quatuor partes diffindi: Ga naar margenoot+quo fit, ut anteriorum Annulorum tertius b, & Ga naar margenoot+quintus c, ex parte disparentur, hique ipsi & quartus superne, in Pectore, admodum regulariter & ordinate dehiscant. Hoc peracto, Animalculum statim interiorem suam tunicam, qua proxime vestitur, perfringit, hancque una cum cute simul deponit, sub eleganti MuscaeGa naar margenoota habitu inde in lucem erumpens. At omnino heic notari velim, quod modo exposita extimae cutis disruptio nequaquam fortuita sit, sed constanti lege prorsus firmata; quandoquidem ea in omnibus istis mutationibus simili semper modo procedit: quin cutis etiam iis locis, quibus disrumpitur, a Sapientissimo Naturae Conditore ita comparata est; ut ibi futurarum veluti interventu cohaerescens facile dehiscat. Cum Musca hac ratione edita est; Alae ejus haud eodem statim tempore admodum visibiles sunt, sed concrispatae tantum, & simili adhuc modo in plicas corrugatae, apparent, ac in Nympha exhibuimus. Interim, quod notatu dignissimum est, intra sextam quadrantis horae partem subicissime eas explanari & ad levorem extendi cernimus: cujus quidem effectus causae sunt sanguis & aër, qui tum in Alarum Vasa & Fistulas Pulmonales vi impelluntur. Unde Alae, sub hoc tempus sauciatae; nonnullas sanguinis, limpidae instar aquae, profluentis guttulas stillant: quod deinceps, Alis semel dispansis & siccatis, nunquam amplius contingere videbis; licet eas vel creberrime vulneraveris. Alis expansis, Animalculum tres quatuorve aquae turbulentae guttulas excernit, moxque deinde aliam vitam auspicatur. Quod enim ante in aqua & coeno vixerat, nunc velocissimarum Alarum remigio per tenuem aera divagatur, & graminosos campos ac prata invisens, longe nobiliore & illustriore vitae genere fruitu. Quin & intra eundem horae quadrantem, quo Animalculum istud nascitur, omnia id simul acquisivit, quaecunque ipsi scitu necessa- | |
Huyt des Wurms sig flaauwelyk by de derde en Ga naar margenoot+vierde Ring van vooren a komt te beweegen: het geen geschiet, door dien het Dierken dat daar binnen in opgeslooten is, alle mogelyk gewelt gebruykt, om syn geboorte te bevorderen, en syn binnenste vlies en buytenste huyt op een tyt te verlaaten, dat altyt in deese vierde order van veranderingen geschiet. Hier op siet men dan, dat de huyt sig in vier deelen open splyt, waar door Ga naar margenoot+de derde ring b, en de vyfde c van vooren af te tellen, voor een gedeelte van een wyken, en deselve ringen neffens de vierde, die splyten boven op de Borst, heel regulier en ordentelyk van malkanderen; waar op voorts het Dierken syn binnenste vlies, dat het immediaat bekleet, doorbreekt; en dat te gelyk op een tyt verlaat; komende in de cierelyke gedaante van een VliegGa naar margenoota daar uyt te voorschyn Maar men moet hier weeten, dat dit open barsten van syn buytenste huyt niet casueel is, maar t'eenemaal gereguleert, om dat in alle die veranderingen deselve soo open splyt; en men siet ook, dat se aldaar als door aan een gevoegde naaden toe geproportionneert is geworden, van den Alwysen Schepper van de Natuur.
Het Vliegken aldus syn geboorte bekomen hebbende, soo syn de Vleugelen op die tyt nog niet heel sigtbaar, maar sy syn alleen kreukelig, en met plooyen te samen gevouwen, als in het Popken vertoont is. Maar dat nu seer raar is, soo worden sy, binnen de tyt van het seste deel van een quartier uurs, heel schielyk gladt en effen uyt gespannen; door reeden van het bloet en de lucht, 't geen door de Vaten en de Longpypen der Vleugelen daar in bewoogen wort. Soo dat, als men de Vleugelen op deese tyt quetst het bloet daar in eenige droppelkens als een helder water uytloopt. Maar na dat sy eens uytgespannen en gedroogt syn, soo geschiet dat nimmer wederom, al quetste men deselve nog soo dikmaals.
De Vleugelen uytgespannen synde, soo lost het Dierken drie a vier droppelkens troebel water, en dan vangt het voorts een heel ander leeven aan; want daar het te vooren in het water en de modder leefde; daar beweegt het sig nu dbor syn over snelle Vleugekn, in de dunte van de lugt, en de grasryke velden en beemden besoekende, soo geniet het een veel hoger en verherelykter leeven. En binnen het quartier uurs dat het gebooren is, soo heest het ook alles verkreegen, wat dat het nodig heeft te weeten, om te doen en te laaten: | |
[pagina 684]
| |
ria sunt, ut agenda agere & noxia evitare queat: quapropter id nunquam instructore aut magistro ullius rei deinceps indiget. Longissime hinc Insecti hujus ortus calamitosum Hominis recens nati statum antecellit. Homo namque per aliquot prius annos foetentia velut inter stercora & sordes accrescit; antequam ratione & cognitione eorum, quae ipsi agenda aut vitanda sunt, fruatur. Istud vero contra Animalculum plenae aetatis est, cum nascitur, neque post elapsum horae quadrantem, quo ejus partus absolvitur unquam amplius increscit; verum desiderabili quovis oblectamenti genere sese pascit, & rore ac saccharatis liquoribus, quos in pratis horumque floribus invenit, vescitur: imo & sanguine nonnunquam sese nutrit, justam in poenam peccatorum Hominis, qui, Verme humi defixo miserior, in hunc orbem, tanquam in exilium, projectus est. Propterea Musca isthaec Vaccas ac pecora Homini inservientia ex aequo sic cruciat; ut prae dolore quasi furentia per agros divagentur. Ex hisce igitur legitime, omnique fretus ratione, adfirmare tandem valeo, quod hactenus exposita Vermis in Nympham mutatio, sub qua Nympha aliquo tempore velut mortua, & motu destituta est, atque, elapso dein brevi undecim dierum intervallo, per mirabiles interaneorum alterationes in Muscam procrescit, verae profecto resurrectioni e mortuis, & novae quasi generationi, jure adsimiletur. Obstupescit hanc quidem attonitum Hominis ingenium: at simul tamen ab ea, spectabili velut exemplo, edocemur, quomodo resurrectio atque reformatio nostra tum demum in propinquo sit, quando DEUM supra omnia, proximum vero nostrum, ut nosmet ipsos, amamus: in quo sane vera sita est humani animi metamorphosis; utpote qui tum demum, antiquis avaritiae, superbiae & invidiae sordibus rejectis, cumque suavissimo ac mansuetissimo CHRISTI amore commutatis, Ga naar margenoot+aeternum deinceps in corpore perfectiore vivit. Musca in Capite videndas exhibet duas Antennas Ga naar margenoot+sive Cornicula a. Imae Thoracis, pilis hirsuti, regioni inhaerent quatuor Crura anteriora: duo autem ultima sub parte corporis Ga naar margenoot+posteriore conspiciuntur b b b b, Articulosque suos, & binos, quibus ipsorum extremitates muniuntur, Unguiculos demonstrant. In Thoracis parte superiore binae praeterea foveolae occurrunt: posticam vero ejus regionem elegans succingit margo, juxta quem, utrinque, duae.cernuntur particulae, extremis globosis | |
soo dat het geen leermeester nog onderwyser ergens in van nooden heeft. Waar in het de ellendige geboorte des Menschen seer verre komt te overtreffen; want die groeyen in stinkende drek ende vuyligheeden eenige jaaren lang op, sonder kennis ende reeden, van te weeten, wat sy doen ende laaten moeten: daar dit Dierken in syn vollen ouderdom ter werelt komt, sonder immermeer, naa dat het quartier uurs van syn geboorte gepasseert is, aan te groeyen. Maar het geniet en neemt alle geneugt ende vermaak, die het kan begeeren; en het voet sig nu met dauw ende gesuykerde vogtigheeden, die het op de velden en in de bloemen vindt: en somtyts ook met bloet, tot een regtveerdige straffe van de sonde des Menschen, die alhier in ballingschap als ellendige aartwurmen gesonden syn. Waar door dit Vliegken heel rechtveerdig syn vee ende Koeyen komt te plagen, en die rasende van dolligheid, door de velden heen te dryven.
Waar uyt ik met alle reeden dan kan versekeren, dat deese vergroeying van een Wurm tot een Popken, dat eenigen tyt als doot ende sonder beweeging is; en dan naa de geswinde tyt van 11. daagen, door wonderlyke verwisselingen van Ingewanden tot een Vlieg vergroeit; een waare opstanding uyt den dooden, en een nieuwe weedergeboorte gelyk is: die het menschelyk verstant doet verstommen en verbaasen. Maar die hem ook als in een sigtbaar voorbeelt leeren kan, hoe syne opstanding en verbeetering naa by is, indien hy GODT boven al, en syn naasten als sig selfs bemint, dat de waaragtige vervorming voor het gemoet van de Mensch is: om, naa het oude wesen van gierigheid, hoveerdigheid en nyt afgelegt te hebben, door een verwisseling in de soete en sagte liefde CHRISTI, eeuwig in een verheerlykt Lichaam te leeven.
In het Vliegken siet men in het Hooft de twee Ga naar margenoot+Hoornkens a, onder aan de Borst, die ruyghayrig is, syn de vier voorste Beenen, en van agteren Ga naar margenoot+de twee laatste Voeten te sien b b b b, waar in de articulatien en de twee Nagelkens op haar eynde vertoont worden. Op de Borst syn nog twee kuylkens te sien, en agter aan is een cierelyk randeken, waar neffens aan weersyden twee deelkens, die op haar tippen globeus syn, vertoont worden, dewelke tot het geluyt dienen. Aan de schouwerblaaden, Ga naar margenoot+siet men de twee Vleugelen c c vastge- | |
[pagina 685]
| |
Ga naar margenoot+praeditae, ad excitandum sonitum destinatae. Ga naar margenoot+Omoplatis binae Alae sunt adfixae cc. Abdomen Ga naar margenoot+d denique flavae quaedam distinguunt maculae, nigris inscriptae annulis corneo-osseis, qui superne, & circum latera, subtilibus pilis concinne exornantur. Constitueram quidem isthaec omnia auctiore magnitudine delineata sistere: at temporis eousque premor angustia, ut opus hoc exsequendi opportunitate caream. Verum reliqua jam DEI miracula in conspectum producenda sunt, quae in cute & tunica interiore, ab hac Musca derelictis, occurrunt. Exuvias hasce sectione prorsus apertas, microscopio auctas, heic nunc ostendam. In cutis extimae parte postica Annulis ibidem secundo, tertio & Ga naar margenoot+quarto, etiamnum adhaerent depositae atque abstractae Ga naar margenoot+Fistulae Pulmonales a a, quae, Verme in Nympham abeunte, corpusque suum usque in quartam incisionem annularem contrahente, de ejus interioribus abscesserunt: quum enim corpus sese tum temporis corrugaret; factum sic est, ut dictae Fistulae Pulmonales, per posteriora Caudae foramina, ex eo evolutae sint, Punctisque Respiratoriis cutis exterioris adfixae permanserint. Ex considerata igitur hacce exuviarum positione jam facile intelligi potest, quam ob rationem Animalculum eo tempore, praeter alias mutationes, tantam quoque corporis sui contractionem passum sit. Memoratae Fistulae Pulmonales extremis suis, antrorsum Ga naar margenoot+porrectis, crispae sunt & convolutae b b: quod quidem inde proficiscitur, quoniam, Verme corpus suum e Cauda ad Thoracem sursum contrahente, Pulmonales istae Fistulae, adminiculo distrahentis extensionis, e corpore evolvuntur; quo fit, ut hae, sibimet ipsis denuo postmodum relictae, quasi resiliant, & e chordis rectis in crispatas abeant: prout semel videre mihi contigit, cum sub id tempus cutem aperirem. Similia etiam circa internam Intestinorum Ga naar margenoot+tunicam c obtinuit; utpote quae tum pariter e corpore secedit, atque cuti adfixa manet, complicatam velut Aranei telam elegantissimè repraesentans. Intus in abstracto hocce Intesitinulo, quod nitide candidum est, nonnulla semper inveniuntur, quasi sabuli, granula, Aluminis instar perspicua, & multis ex apiculis ac divisionibus constantia; quae quidem verum sabulum esse prima fronte autumaveram: at vidi deinde, ea cum Spiritu Vitrioli commista quam sortissime effervescere: quod sabulo proprium non est. Hinc, uti multarum aliarum | |
Ga naar margenoot+hegt. En op den Buyk d siet men eenige geele vlakskens, die op swarte hoornbeenige ringekens staan, die van bovenen en van ter syden met fyne Hayrkens cierelyk opgeschikt syn. Myn voorneemen was, dit alles in het groot te vertoonen, maar de tyt is my soo kort, dat ik geen gelegentheid kan vinden om dit te tekenen.
Maar nu is het tyt de overige wonderen GODS ten toon te stellen, dewelke in de verlate Huyt, en het inwendig vlies van dit Vliegken te sien syn. Dat ik heel open gesneeden synde in het groot sal vertoonen: in de buytenste Huyt syn van agteren, in de tweede, derde en vierde ring derselve, de Ga naar margenoot+verlate en afgestroopte Longpypen te sien a a, dewelke haar inwendig uyt het lichaam van de Wurm hebben afgescheyden, wanneer hy in een Popken vergroeyende, syn lichaam tot in de vierde ringwyse inkerving te samen trok. Want op die tyt is het geschiet, dat deese Longpypen haar door de agterste openingen van de Staart, terwyl het lichaam kromp, uyt het selve hebben gescheyden: soo dat se aan de ademhalende stippen in de uytwendige huyt syn vast gebleven. En door het welke vervellen men de reeden kan begrypen, waarom dit Dierken onder andere soo is komen op te krimpen. Van vooren siet men deese Longpypen kreukelig op haare tippen te saamen getrokken Ga naar margenoot+b b. Het geen gebeurt, om dat als de Wurm syn lichaam uyt de Staart naa de Borst trekt, dat dan deese Longpypen door een opspannende uytrekking uyt het lichaam komen te stroopen, waar door als sy aan haar selve gelaaten syn, sy haar als een uytgerekte snaar weer in een kreukelen: gelyk ik eenmaal gesien heb, als ik de Huyt op die tyt opende.
Het selve gebeurt ook omtrent het binnenste Ga naar margenoot+vlies der Darmen c, dat meede op die tyt uyt het lichaam wykt, en in de huyt blyft leggen; dat dan seer fraay als een kreukelig spinrag sig vertoont. Binnen in dit vervelde Darmken, dat helder en wit is, siet men altyt eenige greynkens als sant, die doorlugtig als Aluyn syn, en uyt veele puntkens en verdeelingen bestaan. In het begin oordeelde ik, dat dit waaragtig sant was, maar die met Vitriool geest gemengt hebbende, soo bruysten sy seer sterk op, dat het sant nimmermeer doet. Wat dit voor deelkens syn, en wat gebruyk sy in het Lichaam gehadt hebben, en of het de | |
[pagina 686]
| |
partium exponere indolem haud valeo, ita nec scio, qualisnam ista sit materies, & num quid utilitatis in corpore praestiterit, an vero forte calcarias & alcalinas excrementorum particulas contineat? Candidus ideo hebetem meam ignorantiam heic rursus palam fateor. Porro, si modo descriptam Intestinorum & Caudae Ga naar margenoot+partem invertamus; conspicere etiam licet, quomodo intrinsecus abscedens Intestinulum a Ga naar margenoot+semet de interiore Recti Intestini b, quod intus in corpore permanet, cavitate separet, separatumque exteriori Podicis hiatui, in cute extima Ga naar margenoot+patenti c, adfixum maneat. Rudius paullo hanc rem delineavi; ut tanto clarius intelligi posset. In exuviarum Vermis parte anteriore cernuntur Ga naar margenoot+Crura, Rostrum, Oculi d, & Cranium e, simul relicta ac deposita: conspicitur etiam tunica, quae ex Gulae & Ventriculi interiore Ga naar margenoot+cavo abscessit f. At vero notare heic expedit, quod omnia hactenus memorata ilico tum temporis fiant, cum Animalculum in eo est, ut Nymphae figuram primulùm induat. Quando autem id postmodum, sub forma Muscae prorumpens, cutem suam extimam, simulque pelliculam interiorem, derelinquit; alia iterum memorabilia, quae mox descriptum eo, observantur. Primò nimirum abditam hactenus ostendo tunicam interiorem, nunc Ga naar margenoot+depositam g g, quae omnia Nymphae membra investierat, jamque anterius, una cum cute extima, irregulariter perfracta est: quod quidem ob ejus tenuitatem facili negotio fieri potest. In regione ejusdem posteriore cernere licet, Ga naar margenoot+quonam loco Cauda h, sive extremum corporis Muscae, antea intus situm fuerit. Intra hanc ipsam pelliculam, utroque in latere, evolutae conspiciuntur Fistulae Pulmonales, Ga naar margenoot+quae omnes extremo acuminato terminantur i i, totidem veluti minutis acuum cuspidibus similes: quamvis tamen singulae in plures ramulos facillime disparari queant. Heic vero iterum probe animadvertendum est, quod istae Pulmonales Fistulae haud quaquam eo tempore, quo Vermis in Nympham abiit, abscesserint: alioqui enim Vermis exteriore sua e cute totus tunc prorepere debuisset: uti quidem in aliis nonnullis mutationum Ordinibus semper obtinet. At quoniam id heic locum non habet; propterea Sapientissimus Conditor voluit, ut antedictae mutationes tum demum fierent, quando Vermis ambas suas cuticulas simul eodem temporis puncto derelinquens, no- | |
kalkagtige en alkalische deelen der vuyligheeden syn, dat kan ik al soo weynig seggen, als ik van veele deelen niet doen en kan, daar ik myn stompe onwetentheid in beken. Vorder als men nu dit deel der Darmen en de Staart omkeert; soo siet Ga naar margenoot+men, hoe het inwendig vervellende Darmken a Ga naar margenoot+sig uyt de binnenste holte van den regten Darm b, die in het Lichaam blyft, afscheyt. En het afgeweeke Darmken blyft aan de uytwendige opening van den Aars in de uytwendige huyt vast Ga naar margenoot+c: dat ik tot klaarder verstant, wat grof heb uytgebeelt.
Van vooren in de afgeleyde huyt des Wurms Ga naar margenoot+siet men de Beenen, de Bek, de Oogen d, en het Bekkeneel e dat verlaaten en afgeleyt is: als ook de Ga naar margenoot+Slokdarm en de Maag f, die vervelt syn. Maar men moet hier weeten, dat dit alles op die tyt geschiet, wanneer dit Dierken de gestalte van een Popken eerstelyk aanneemt.
Maar waneer het nu deese Huyt, en syn inwendig Huytken, in gestalte van een Vlieg daar uyt kruypende, verlaat; soo syn daar weer andere aanmerkelyke saken te bemerken, die ik nu gaa voorstellen; als eerstelyk, het verborge afgestroopte Ga naar margenoot+inwendige vlies gg, dat alle de Leeden van het Popken bekleede, en het geen voor aan neffens de buytenste huyt irregulier door gescheurt is, dat ligt geschiet om syn dunte. Agter aan in het Ga naar margenoot+selve siet men, waar de Staart h, of het uyterste deel van het lichaam van de Vlieg heeft geleegen. En aan weersyden, binnen in dit huytken, syn de afgestroopte Longpypen te sien, de Ga naar margenoot+welke alle spits toe loopen ii, als soo veele kleene punten van naalden, hoewel dat men se heel ligt in veele takken kan verdeelen k.
Hier ontrent is wel aan te merken, dat deese Longpypen niet vervelt syn, op die tyt, als de Wurm de gedaante van een Popken aannam, door reeden, dat hy als dan geheel uyt syn uytwendige huyt moest gekroopen hebben, als in sommige andere orderen van veranderingen altyt geschiet: maar dat niet geschiet synde, soo heeft de Alwyse GODT geordineert, dat het selve sou gebeuren op die stont en tyt, als hy beyde syne huytkens op een ogenblik sou verlaten, en in een heerelyker cieragie voor den dag komen, en in welke gestalte dit | |
[pagina 687]
| |
bilioribus amictus ornamentis, atque sub hac forma deinceps Muscae nomine insignitus, in lucem proditurus erat. Quae sane omnia dignissimam nobis contemplationum materiem praebent: ut hinc non solum ab exigua Formica ad industriam excitemur; verum & ex vili Musca scientiam ac sapientiam haurire possimus. Sicque demum in honorem & amorem Summi Architecti, cujus opera certe aperta sunt Naturae Biblia, cedunt omnia. | |
Dierken een Vlieg genoemt wort; alles tot onse overdenking: en om niet alleen van de kleene Mier neerstigheid te leeren: maar ook, om uyt een geringe Vlieg verstant en wysheid te bekomen: alles tot eer ende liefde van den grooten Schepper, wiens werken een natuurelyken en open geslagen Bybel syn. |
|