Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
(1980)–Jan Swammerdam– Auteursrechtelijk beschermdTab. XXXVIII.No I. Vermiculus Muscae vulgaris stereorariae in prima sua cute, sive tunica, in qua is Ovum nominatur, constitutus, naturali magnitudine delineatus. Ovum hoc Icon prima microscopio intercedente depictum sistit. No. II. Duplex Ovi Tunica sive Cutis, quam Vermiculus latrinarum, quo tempore inde prorepit, post se relinquit. Hanc ipsam Icon altera iterum magnitudine aucta repraesentat.
No. III. Vermiculus ipse, nonnihil major heic depictus, quam quidem tum temporis apparet, eum recentissime ex deposita sua membrana, qua conclusus Ovum audit, prorepsit. No. IV. Idem Vermiculus plenam suam magnitudinem adsecutus, quem ita heic depictum ostendo, uti is communiter sese movet, & ex alio in alium locum procedit: quum enim perquam curta & penitus retracta ipsi erura data esse videantur; ideo Rostri sui adminiculo jugiter is sese promovet, & veluti protrahit. Inde est, quod laevi super speculo collocatus hic Vermis quam aegerrime progrediatur; cum contra, si panno asperiori imponi- | |
Particulier voorbeelt van de Vierde Order der veranderingen in een Vliegh: waar van ik de vervorming of de natuurelyke aangroeying in de eerste gestalte der leeden en leedema ten Wormswyse Pop noeme. | |
Tab. XXXVIII.No. I. Het Wurmken van de gemeene Vlieg in de secreeten, in syn eerste Vel of Vlies, waar in het een Ey genoemt wort, levens grootte, Dit Ey wort in de eerste figuur, in het groot vertoont. No. II. Het dubbelde afgeleyde Vlies, of de huys van het Ey, 't geen het secreet Wurmken, wanneer het daar uyt kruypt, komt te verlaaten. Dit selve siet men in de tweede figuur meede in het groot vertoont. No. III. Het Wurmke selve, dan wat grooter afgebeelt, als het fig vertoont, wanneer het eerst effen uyt syn afgeleyde Vlies, waar in het als in een Ey was, is voortgekroopen. No. IV. Dit selve Wurmken tot syn volle grootte gekomen synde; dat soo afgebeelt wort, gelyk het fig ordinaar beweegt, en van plaats tot plaats. voortgaat; want alsoo het seer korte en gansch ingetrokke beenkens schynt te hebben; soo ist, dat het fig geduurig door middel van syn Bek voortset, en fig daar meede als voorttrekt. Waarom, wanneer het op een gladde spiegel gelegt wort, het seer moeyelyk voortgaat: daar het in tegendeel, wanneer het op grof doek geplaatst wert, redelyk veerdig | |
[pagina 638]
| |
tur, satis celeriter prorepat: Caput enim suum in foraminula & foveolas panni immittit, sicque dein reliquum corpus suum, brevissimis duntaxat Pedibus, circa imum Ventris, instructum, perquam velociter ad Caput adducit. Hac igitur dote Vermiculus iste plurimum convenit cum Vermiculo aquarum, e quo Musca Asilus procrescit; quippe qui pedes suos ipso in ore collocatos gerit: quod tamen utrum in eo, de quo heic agimus, Vermiculo similiter obtineat, hactenus nondum examinavi; quamvis credibile omnino sit, praecipuos ejus Ga naar margenoot+Pedes quoque in ore sitos esse. Icon tertia Vermem hunc magnitudine, quantum par est, aucta depictum exhibet. No. V. Jam Vermiculum ante repraesentatum ea sub forma sistimus, qua gaudet, cum intra cutem suam immobilis evasit: neque enim hactenus is, tanquam exteriore sua cute privatus, sed ita, uti intra hanc verum Nymphae habitum induit, a me heic exprimitur. Atque haec est ratio, ob quam putem, omni me jure nomen Nymphae Vermiformis ipsi sic comparato fecisse; quandoquidem is tum temporis facie externa Vermem adhuc refert, intrinsecus autem jam in Nympham transmutatus est. Nymphae isthaec species, microscopii interventu aucta, Icone quarta etiam depicta conspicitur: intus vero delitescens Nympha, magnitudine naturalem paullum excedente, Figura quinta exhibetur; dum postea subsequentes, sexta & septima, Icones eandem plurimum grandiorem sistunt. No. VI. Muscam ipsam latrinarum heic ob oculos pono, prout haec comparata est, quando binas suas pelliculas poltremas simul atque eodem tempore deseruit; exteriorem nempe, non depositam, duram, suam pellem, in qua Vermiculi ea formam prae se ferebat; alteramque interiorem, teneram, membranaceam cuticulam, sub qua Nympham repraesentabat: ambo enim isthaec involucra simul ab hoc Insecto derelinquuntur. Tum vero, positis exuviis, ilico cernitur, quomodo haec Musca, amictu multo elegantiore vestita, in conspectum prodierit, & ad generationem idonea evaserit. Muscam hanc, interventu microscopii maxime auctam, octava Figura exprimit, quam deinceps explicans ornamenta simul hujus Muscae describam. Isthic ergo mutationum Ordo notabiliter discrepat a Primo; utpote in quo Animalculum, absque alia mutatione intermedia, perfectum ex Ovo suo pro- | |
voortkruypt. Want het Hoofd in de gaatkens en de kuylkens van het linnen stekende, soo trekt het syn vordere lichaam, dat maar met seer korte beenkens onder aan de Buyk begaaft is, seer rad naa fig. Waar door dit Wurmken seer veel over eenkomt met de water Wurm, daar de Vlieg Asilus uyt vergroeyt, dewelke syn beenen in de mond self geplaatst heeft: dan het welke ik in dit Wurmken nog niet heb nagesien. Hoewel het te gelooven is, dat hy ook in de mond syn voornaamste Voeten geplaatst heeft. Dit Wurmken wort in de derde fig. heel in het groot vertoont.
No. V. Het vervoonde Wurmken wort voorts in die gestalte afgebeelt, gelyk het in syn vel is onbeweegelyk geworden; sonder dat hy deese uytwendige huyt heest vervelt of afgeleyt: maar soo als hy daar binnen in de waaragtige gestalte van een Popken heeft aangenoomen. Om welke reedenen, alsoo het op die tyt uyterlyk nog een Wurm vertoont, en inwendig in een Popken vergroeyt is: ik het met alle reeden een Wormswyse Pop noeme. Dit soort van een Popken siet men in de vierde figuur, meede in het groot verbeelt. En het inwendig Popken, wort wat grooter als het leeven in de vyfde figuur aangeweesen, dat dan in de sesde en sevende figuur heel in het groot afgebeelt wort.
No. VI. De sekreet Vlieg, soo als deselve syne twee laatste huytkens, op een tyt, en te gelyk verlaten heeft: dat is syn uytwendige onvervelde harde huyt, waar in hy een Wurm vertoonde; en syn inwendige teere ende vliesige huytken, waar in hy een Pop verbeelde; want deese twee bekleetselen worden te gelyk verlaaten. En dan siet men voorts, hoe deese Vlieg nu in een veel cierelyker gewaat is te voorschyn gekomen, en tot de voortteeling bekwaam geworden. Deese Vlieg wort nu in de aghtste afbeelding heel in het groot vertoont, alwaar ik syne cieragien beschryven sal. Soo dat dan deese Order van veranderingen merkelyk verschilt van de eerste, daar het Dierken onmiddelbaar uyt syn Ey komt; sy verschilt ook van de tweede, daar het Dierken op syn lichaam, eenige vliesige luchtblaaskens aangroeyen; ook verschilt sy van de derde, daar het Dierken de huyt van syn Rups en van syn Pop op twee distincte tyden verwisselt; dat in deese Vierde Order op een tyt te gelyk geschiet. | |
[pagina 639]
| |
dit: differt & a Secundo; quippe cujus Insectum nonnullos acquirit folliculos membranaceos, qui e corpore ejus foras procrescunt: distat etiam a Tertio; in quo Animalculum binas Erucae ac Nymphae suae cuticulas diversis singulas temporibus mutat: id, quod in Quarto Ordine simul atque eodem tempore perficitur. At vero omnium istorum Ordinum Insecta eo rursus inter se conveniunt, quod ubique, in quolibet Ordine, Nymphae sint, atque tam diu & toties cutem mutent, donec tandem in perfecta abierint Animalia, exsequendo generationis negotio apta nata. Nympha igitur, quippe in omnibus Quatuor Ordinibus locum habens, verum est, unicum, & immutabile fundamentum, quo omnes horum Animalculorum mutationes nituntur: quemadmodum in principio hujus operis accurate & prolixe demonstravi: unde nonnisi tribus verbis id heic in memoriam revocare animus est. Ga naar margenoot+Fig. I. In Muscae latrinarum Ovo, quod, hoc loco, aucta magnitudine repraesento, oblongam cernere licet constructionem, angulosam figuram, atque picturam elegantissimam, quae tessulata, & reticulata, crustulum, quod Belgico idiomate Wafel vocant, propemodum refert. Ovula isthaec candidissima sunt, atque duobus constant facile conspicuis & distinctis tegumentis; quorum exterius vera testa est, prorsus similis putamini Ovorum Gallinaceorum: quum aeque, ac hoc, levi admodum negotio, diffringatur. Unde perquam facile est, extimam hancce cruftam ab interiore involucro membranaceo, in quo proprie Vermiculus Stercorarius reconditus haeret, separare. Porro quandoquidem haec Ova, cum pariuntur, humidula sunt, & adversus latrinarum muros, quin aliquando etiam ad Nympharum exuvias adponuntur; hinc est, quod aëre ambiente siccescentia quam facillime inter se conglutinentur. Inde autem postmodum saepe fit, ut, si quis duo ejusmodi Ova cohaerentia a se mutuo separare conetur, alterutrius externa testa illo suo latere, quo alteri adglutinata est, ad hancce maneat adfixa: quam ob rationem angulata unius Ovi figura tanquam extante quodam margine tunc augetur. Atque hunc etiam in modum sese habet Ovum hac Icone exhibitum, quod, quia aliter fieri non poterat, ita, ut inveni, delineavi. Fig. II. Heic nunc, circa anteriorem Ovi partem, tenuis membrana, interna, quae Ovum inve- | |
maar hier in komen sy alle over een, dat se in alle de Vier Orderen een Pop syn, en soo lang vervellen, tot sy volmaakte Dieren worden, dewelke tot de voortteeling bekwaam syn. Soo dat dan de Pop, die in alle de Vier Orderen plaats heeft, de waaragtige eenige en onveranderlyke gront is, van alle de natuurelyke veranderingen deeser Dieren: gelyk ik dat omstandig voor aan, in het begin van myn werk heb uytgebreyt, en het hier maar alleen met een woort weer in gedagtenis brenge.
Fig. I. In het Ey van de secreet Vlieg, dat ik hier in het groot kom af te beelden, siet men syn langwerpig maaksel, syn hoekige of kantige figuur, en syne seer fraaye tekening, die ruitgewys, of als een Wafel en netsgewys bykans is. Deese Eyerkens syn van couleur heel wit, en sy bestaan uyt twee kenbaare en distincte bekleetselen: waar van het buytenste een waaragtige schaalis, geheel over een komende met de schaal van de Eyeren der Hoenderen, want sy wort meede soo ligt van een gebrooken als deselve. Waar door dat men heel bekwamelyk deese buitenste korst van het binnenste vliesige bekleetsel kan afneemen; waar in dat eygentlyk het sekreet Wurmken beslooten is. Voorts alsoo deese Eyeren vogtig uytgeleyt worden, en tegens de muuren in de sekreeten, als ook wel tegens de verlate huytkens der Popkens aangeset worden, soo is 't, als sy door de omswevende lugt opdroogen, dat se seer ligtelyk aan malkanderen komen vast te kleeven. Waar uyt het meenigmaal gebeurt, als men het eene Ey van het andere afscheyt, dat een van beyde de aan een gekleefde syden van de uyterlyke schaal aan de andere vast blyft hangen; waar door dan de hoekige gestalte van het eene Ey, als met een uytsteekende rand vermeerdert wort. En op die wys heb ik ook het genoemde Ey afgemaalt, alsoo het anders niet weesen kon.
Fig. II. In de figuur wort nu voor aan in het Ey vertoont het inwendig bekleedende dunne Vlies van het | |
[pagina 640]
| |
stit, ostenditur. Perfregit eam Vermis Stercorarius, cum inde prodiret; ita ut conspici etiam queat, quomodo crusta externa, frustillatim, & fissa, ab interiore illa abscesserit. Admiratione profecto dignum est, Ovula isthaec tam dura materie, calcem quasi referente, obtegi: quod tamen eum fortasse: in finem Natura sic ordinavit, ut, quae latrinis continetur, acris atque putrida materies tenellum molliculumque Vermiculum, intus in Ovo conclusum, nulla noxa aut injuria multare posset. Hinc experiundo etiam edoctus sum, quod salsa urinae acrimonia nec quicquam mali hisce Ovis inferat. Haud interim in latrinis solummodo Ova isthaec reperiuntur; imo vero & multis aliis in locis, in quibus fructus, herbae, aliaeve ejusmodi res succulentae, putredinem contraxerunt. Nunquam tamen ea elegantius conspicere licet, quam ope Anatomes, in matris Oviductibus: quae via est sane in universum tutissima ad Ova Insectorum investiganda, atque ita examinanda; ut solidi quidpiam de iis in medium proferri queat. At casui fortuito magis, quam praemeditato consilio adscribendum est, si quis examussim in illud tempus incidat, quo Ova in Ovario perfecta sunt. Totam capsulam adservo Ovis Insectorum plenam adeo singularibus; ut omnino digna forent, de quibus speciatim ageretur: quandoquidem figuris picturisque summopere inter se discrepant. Alia enim oblonga sunt; alia ovata; nonnulla penitus rotunda; alia iterum angulata; quaedam pyramidalia; quaedam semini Cardui benedicti similia; alia iterum aliis modis miris figurata. Praeterea coloribus etiam differunt: dantur enim alba, flava, rubra, caerulea, viridia, quin etiam variis coloribus inter se mistis gaudentia; ut hinc & isthaec discrepantia vix plene describi queat. Porro alia mollia sunt; alia dura; nonnulla membranacea; dum alia rursus vel pergamenae simili, vel testacea, crusta investiuntur. Accedit, quod nonnulla intra spumam recondantur; alia pilis obtegantur; quaedam, formâ annuli spiralis, arborum ramis in ambitu adglutinentur; alia disperse & solute exponantur; nonnulla in apices suos erecta juxta se mutuo stent; alia iterum parallelo ad horizontem situ gaudeant; aliqua intus in carnibus & fructibus recondantur; dum alia contra hisce rebus tantummodo laxe extrinsecus imponuntur, & prope se mutuo super plantas, arbores, ac folia collocantur. Ga naar margenoot+Fig. III. Latrinarum Muscae Vermiculum, ope mi- | |
selve, 't geen door de sekreet Wurm, die het verlaten heeft, is opengebrooken: soo dat men ook siet, hoe de uytwendige korst, daar brokkelig en gescheurt van afgeweeken is. 't Is in der waarheid verwonderlyk, dat de beschreeve Eyerkens met soo een kalkagtige harde substantie omvangen worden: het welk mogelyk soo van de Natuur beschikt is, op dat de scherpe en verrottende stoffe in de sekreeten het inwendig besloote teere ende weeke Wurmken geen schade of ongemak sou toebrengen. Waar om ik ook door ervarentheid bevinde, dat de siltitige scherpigheid van de pis daar gansch geen kwaat aan doet. Deese Eyerkens bevind ik behalven in de sekreeten nog op veele andere plaatsen, alwaar eenige vrugten kruyden en andere substantieuse stoffen aan het vergaan syn geraakt. Maar het alderbekwaamste kan men se door de ontleeding in de Eierleiders van den Eierstok sien: het welk ook de sekerste weg is, om de Eyeren der Insecten op te speuren, en daar iets grondighs van te seggen: dan het is meer toevallig als voorbedagt, dat men de tyt treft, dat sy haare volmaaking in den Eierstok hebben.
Ik bewaar een gansche doos met de Eyeren van Insecten, die soo raar syn, dat se wel een bysondere verhandeling verdienden, alsoo haare figuuren ende tekeningen seer verscheyden syn. Want eenige syn langwerpig, andere ovaal, sommige heel rond, andere weer hoekig, eenige syn pyramidaal, andere als het distel saad, en met andere raare figuuren meer begaaft. Soo verschillen ook haare couleuren, die uyt wit, geel, root, blaauw, en groen bestaande, en ook gemengelde couleuren hebbende, een onnoemelyk onderscheyt vertoonen. Voorts syn eenige week, andere hart, en sommige vliesig, wordende andere weer of met een pergaments gewyse of schaalagtige korst bekleet. Waar by komt, dat eenige in schuym worden opgeslooten, andere met hayr bekleet, sommige worden als een ronde spirale ring om de takken der Boomen gelymt, andere syn verspreyt en los uyt geleyt, eenige staan by malkanderen op haare eynden, anderen weer leggen vlak, en sommigen siet men, dat binnen in het vleesch en de vrugten beslooten worden; daar andere ter contrarie maar los op deselve worden geplaatst, en naast een op de Planten, de bomen en bladeren uytgeleyt.
Fig. III. Hier wort nu het Wurmken van de sekreet Vlieg, | |
[pagina 641]
| |
croscopii auctum, heic sisto. Possunt in eo annulares illae divisiones clarissime conspici, quarum priores Vermiculi Caput, proxime subsequentes Thoracem, postremaeque tandem Abdomen & Caudam constituunt. Totius corporis circumferentia totidem veluti fasciculis plumatilibus, prominulis, exornata cernitur. Interim conspurcat haecce ornamenta Animalculum, quando per merdam reptat, hacque non invidendi loco pabuli utitur. Hinc prius nitide ablui id debet, antequam conspicillo objiciatur. Neque noxae quidpiam ab ejusmodi contrectatione ipsi timendum est; quum satis firma sit & vivax admodum ejus constitutio. Accedit etiam, quod Vermiculus hic ad eorum pertineat speciem, qui cute dura vestiti sunt; ut ideo putrescentis materiei acrimonia ei nequaquam noceat. Imo haec etiam ratio est, ob quam is formam suam non amittit, cum semet in Nympham contrahit.
Ga naar margenoot+Fig. IV. Quocirca probe heic animadvertendum est, quod Vermiculi hi, cum Vermiformis Nymphae habitum induunt, solummodo inmoti recubent, tumque mox rostrum suum intra caput retrahendo, omnes sic incisiones annulares quodammodo abbrevient: prout in quarta hac Icone videre licet; qua simul patet, discrepantiam inter Vermiculum Icone tertia exhibitum Nymphamque Vermiformem, quam hoc loco repraesento, perexiguam esse. Scilicet Nympha nullo prorsus motu gaudet; quo tamen Vermiculus contra pollet validissimo. Quod autem os in Nympha introrsum retractum sit, vix aliquid facit discriminis; quia id ipsum quoque saepiuscule in Verme fieri observatur. Verum tamen specialiter heic accurate notandum est, quod omnes Quarti nostri Ordinis Vermiculi nequaquam juxta eundem hunc, quem in hoc specimine proponimus & monstramus, modum mutentur, neque etiam adeo clare semper pristinos Vermiculi artus in suis Nymphis exhibeant: cujus quidem diversitatis haec sola videtur esse ratio, quod Vermium huc pertinentium quidam molliore sint vestiti cuticula, semet extrinsecus ad intus latentis Nymphae figuram accommodante: quemadmodum paullo post, Fig. IX & X, binis peculiaribus & evidentibus exemplis, quae normam dabunt, reliquis omnibus adplicandam, demonstrabo. Id solum adhuc in Nympha, cujus heic Ico- | |
in het groot onder een vermeerglas afgebeelt; alwaar men de ringwyse Intersectien op het selve seer klaar komt te sien; waar van de voorste ringen dit Wurmken in het Hooft; de naast daar aan volgende, in de Borst; en de laatste in de Buyk en Staart verdeelen. In den omtrek van het gansche lichaam siet men, dat het als met soo veele uytstekende pluymkens is verciert geworden; maar welke cieragien het bevuylt, wanneer het door de drek kruypt, en die tot syn ellendig voetsel komt te gebruyken. Waarom het eerstelyk wel schoon dient afgewassen te worden, eer men het met een vergrootglas besiet. En dit handelen kan het ook ligt verdraagen, alsoo het sterk en vast van leeven is. Waar by men ook moet aanmerken, dat het Wurmken van die soort is, dat met een harde taye huyt is omvangen; soo dat hem de scherpte van de verdervende stoffe niet en schaad: en waar door hy ook syn gedaante niet en verliest, als hy sig tot een Pop in een trekt.
Fig. IV. Waarom alhier wel aan te merken is, dat wanneer deese Wurmkens de gedaante van een Wormswyse Pop aanneemen, dat sy alleen maar stil blyven leggen, en dan voorts de Bek binnen in het Hooft trekken, en alle de ringwyse verdeelingen alsoo eenigsins verkorten: gelyk in deese vierde afbeelding te sien is. Alwaar men het onderscheyt tusschen het Wurmken, in de derde figuur vertoont, en de Wormswyse Pop, die ik nu vertoone, van heel weynig onderscheyt siet te weesen, Behalven dat deese Pop geen beweeging heeft, die men ter contrarie seer sterk in de Wurm siet. En hoewel de Bek ingetrokken is in het Popken, soo ondervint men dat selve ook dikmaals in de Wurm te geschieden. Maar albier is nu in het particulier wel aan te merken, dat alle de Wurmkens van deese Vierde Order, op deese voorgestelde en vertoonde wyse niet en veranderen, nog ook soo klaar de vorige leedematen van het Wurmken in haare Poppen vertoonen: waar van alleen de reeden schynt te syn, om dat se met een weker huyt syn begaaft geworden, die haar naa de figuur van het inwendige Popken dan ook uytwendig komt te schikken. Waar van ik terstont in de negende en tiende figuur twee bysondere en klaare voorbeelden sal geeven: als een regel voor alle de andere.
Alleen moet men in het tegenswoordig Popken | |
[pagina 642]
| |
nem sistimus, observari meretur, quod paullulum versus anteriora, circa Caput, eam nonnihil candidiorem & lucidiorem depinxerim; quandoquidem intus recondita Nympha, vi insensibilis suorum humorum perspirationis, ibi loci semet sensim magis contrahit, breviorque sacta hanc regionem sic vacuam relinquit: unde revera etiam albidior & luminosior est ista pars; quia lucis radii per eam transeunt. Praeprimis autem circa Caudam id videre licet; utpote quae penitus cava & inanis redditur: quod ipsum in simili Nympha Muscae Asili, cujus historia proxime subsequetur, quoque adnotavi. Hinc etiam est, quod, si quis modo memoratas nostrae Nymphae partes cavas atque inanitas forficula dextre rescindat, Nympha tamen nequaquam saucietur. Quin simul tunc animadvertitur, Nymphae caput in anteriore cutis Vermiculi regione esse locatum, ejusque oculos, qui mox in principio mutationis lactei coloris erant, jam in purpureo-rubros abivisse. Interim experimentum isthoc non nisi in Nympha, quae aliquot ante diebus jam mutata fuit, institui debet: alias enim certò ea laederetut. Circa huncce Vermiculum aeque, ac circa reliquos omnes ad Ordinem Quartum pertinentes, id obtinet, quod pars Thoracem constituens semper maneat eadem: simili ratione, ac in Vermiculis & Erucis caeterorum Ordinum vel ipsa etiam Crura Thoraci adhaerentia nunquam in alium locum transferuntur: quod sane potissimum in Secundo Ordine conspicuum est, in quo insignis valde Animalculorum datur numerus, quorum Thorax, & hujus praesertim Crura, nullam penitus, ne minimam quidem, patiuntur mutationem; id est, sub cutis suae mutatione nec longiora, nec breviora evadunt. Ga naar margenoot+Fig. V. Heic nunc interiorem, reconditam, Nympham repraesento, quam ex Nymphae Vermiformis pelle extima, indurata, non deposita, exscissam, magnitudine naturalem paullum superante delineavi. Fig. VI & VII. Eam ipsam Nympham, microscopii interventu, quantum par erat, auctam binae hae Icones exhibent. Videre heic est, quomodo ea in Caput, Thoracem & Ventrem secta ac divisa sit: quod quidem specialissime nunc in schemate hujus Nymphae, quod Figura septima sistit, indicabo. aa Oculi in capite siti, retis instar fabrefa- | |
aanmerken, dat het een weynig naa vooren by syn Hooft, wat witter ende helderder van my is afgebeelt, door reeden, dat de inwendige verborge Pop, door de ongevoelige uytdamping van syne vogtigheeden, sig daar ter plaatse allengskens korter in een trekt, en die plaats aldaar leedig laat: soo datse ook in der daat witter ende helderder is, om dat het ligt daar door passeert. Maar bysonderlyk is dat omtrent de Staart te sien, die heel hol en leeg wort: gelyk ik ook aangemerkt hebbe, in een diergelyke Pop van de Vlieg Asylus, wiens verhandeling hier op volgen sal. Hierom siet men ook, als men deese holle leege deelen van de tegenswoordige Pop met een schaarken behendig afknypt, dat men de Pop dan geensins niet en kwetst; en men siet te gelyk, dat het Hooft van de Pop voor aan in het vel van de Wurm geplaatst is; wiens Oogen, die eeven in het begin der verandering melk wit waaren, men als dan siet, dat in purperroot vergroeyt syn. Dan dit experiment moet men niet, als naa eenige daagen, dat dit Popken verandert is geweest, in het werk stellen, alsoo men het anders sekerlyk sou kwetsen. Omtrent nu dit Wurmken, gelyk ook in alle de andere Wurmen van deese Order, heeft het plaats, dat het deel van de Borst altyt het selve blyft; gelykerwys in de Wurmkens en Rupsen van de vordere orderen, ook de beenen aan de Borst noit verplaatst worden; als bysonderlyk in de Tweede Order te sien is; in welke de Borst en de Voeten, voornamelyk in een seer groot getal van Dierkens, selfs in het alderminsten niet verandert worden; dat is, dat se in haar vervelling nog langer nog korter worden.
Fig. V. Hier wort nu de inwendige verborge Pop getoont, die uyt de uyterlyke verharde en onafgeleyde huyt van de Wormswyse Pop is gesneeden, en een weynig meer als leevens grootte afgebeelt.
Fig. VI. en VII. Deese selve Pop wort heel in het groot vertoont: waar in men sien kan, hoe het in Hooft, Borst ende Buyk gesneeden ende verdeelt is: gelyk ik dat in de schets van dit Popken heel particulierlyk in de sevende figuur nu sal aanwysen.
aa De Oogen in het Hooft, die nets gewys van | |
[pagina 643]
| |
cti; Ga naar margenoot+inter quos, infra, Thoracem versus, sita cernitur Proboscis. b Duo Cornicula sive Antennae, quae in superiore Capitis regione collocatae sunt. c c Crura Thoracis complicata, utrinque terna. d d Convolutae & complicatae Alae, inter quas Crurum extremitates compositae sunt.
e Annulares Abdominis divisiones, nec non prominentia quaedam tubercula in margine ejusdem conspicua, quae a plumatilibus illis ex-stantiis, quas ante in Verme & Nympha Vermiformi monstravi, post cutis mutationem relicta fuerunt. Ea tamen deinceps, cum Animalculum in Muscam excrevit, haud amplius conspiciuntur; quandoquidem sub id tempus, & insensibili humorum evaporatione, & pilis ibi loci exsurgentibus, plane abolentur. Taedioso etiam & perdifficili labore opus est ad intimam illam, membranaceam, tenellamque cuticulam, quae, sub exteriore tegumento sita, Nympham hanc proxime investit, inde ita separandam; ut Nymphae membra non laedantur, aut e situ suo dimoveantur. Fig. VIII. Nunc Nympham, binis suis pelliculis simul depositis, in Muscam mutatam, aucta magnitudine repraesento. Animadvertendum quidem heic est, quod ea, cum investientem suam cutem exuit, hanc minime in unum convolvat aut concrispet: prout circa Crabrones & Apes observatur: imò vero perfringit illam solummodo anterius, prope Caput, tuncque taliter constitutam relinquit; ut facile crederes, Vermem aut saltem Nympham Vermiformem etiamnum integram ibi a te videri. Musca autem isthaec, quae jam e vilis Vermis Stercorarii habitu ad nobilem facultatem semet in aëra coelosque elevandi, & per miserias ad vitam illustriorem ac beatiorem, evasit, in Caput, Thoracem & Ventrem satis maniseste dividitur. Ga naar margenoot+a a. In Capite bini cernuntur Oculi, qui elegantis instar reticuli fabrefacti sunt, & colore purpurascente gaudentes, duabus admodum concinnis, argenteique candoris, zonis interstinguuntur, qua parte proxime ad se mutuo accedunt. b Anterius, prope Oculos, duo sunt Cornicula, in Capitis antica regione, duas inter Oculorum Zonas collocata. c c Alae quoque binae membranaceae, in Thorace ad Scapulas adfixae, heic conspiciuntur. | |
maaksel syn, waar tusschen dat men beneeden naa de Borst de Snuit geplaatst siet. b De twee Hoornkens, die boven in het Hoofd geplaatst syn. c c De samen gevleyde beenen in de Borst, die aan weersyden drie syn. d d De samengevouwe en geplooyde Vleugelen, waar tusschen de uyteinden der Beenen geplaatst syn. e De ringwyse verdeelingen van de Buyk, als meede eenige uytstekende knopkens, die aan de randen der selve te sien syn: en die vervelt syn uyt de pluymige uytsteekselen, die ik in de Wurm ende Wormswyse Pop vertoont heb. Dan deese deelkens siet men naderhant in dit Dierken niet meer, als het tot een Vlieg vergroeyt is geworden: alsoo sy door het ongevoelig uytdampen der vogtigheeden, als meede door de over eynd rysende hayrkens, aldaar t'eenemaal vernietigt worden. En ook is het ten uytersten moeyelyk, om het binnenste en vliesige teere huytken, dat dit Popken nog bekleet, daar van af te scheyden, sonder syne leedemaaten te schenden, of uyt haar situatie te verbuygen.
Fig. VIII. Nu wort de Pop, tot een Vlieg vernelt synde, en syne twee huytkens te gelyk afgeleyt hebbende, in het groot vertoont. Hier omtrent is aan te merken, dat hy syne bekleedende huyt niet in een wint, en te samen fronselt, als hy vervelt, gelyk omtrent de Horsels en Byen geobserveert wort: maar hy breekt die alleen open, voor aan by het Hoofd, en hy laat die in sodanigen manier leggen, dat men sig ligt sou inbeelden, de Wurm, of ten minsten de Wormswyse Pop daar nog in haar geheel te sien. Deese Vlieg, die nu van een Drekwurm tot de heerelyke kwaliteyten van de heemelen ende de lucht te kunnen beklimmen, en door ellende tot heyl en zeegen gevordert is; die wort in Hooft, Borst ende Buyk, seer kennelyk gesneeden.
a a In het Hooft sien wy de twee Oogen, die als een cierlyk netteken van maaksel syn; haar couleur is purperagtig; en daar sy tegens malkander staan, worden sy door twee fraaye en silverwitte randen onderscheyden.
b Voor aan by de Oogen siet men twee Hoornkens, die voor aan in het Hooft, tusschen de twee randen der Oogen, in geplaatst syn. c c De Vleugelen syn twee, en vliesig van maaksel, dewelke in de Borst aan de Schouderbladen vast gehegt syn. | |
[pagina 644]
| |
Ga naar margenoot+d d d d Sex Crura, pilis hispida, Thoracis ima cum parte articulata, singula in quatuor divisa articulos, quorum is, qui Pedem constituit, seorsim rursus sua in genicula subdividitur. Cernitur etiam distinctissime, horumce sex Crurum quodlibet extremitate sua duos gerere unguiculos, quos inter speciatim adhuc nonnulli pili germinant. Annuli & picturae, quibus Abdomen distinguitur, Pilis setaceis horrentes, heic singulatim conspiciuntur. Quin totum Corpus hirsutum est, & colore praeditum ex subgriseo nigricante, nulla caeterum peculiaria picturae ornamenta ostendit; quamvis in aliis pluribus Muscis artificiosissima colorum mistio, & valde concinna digestio, observetur: ut ideo Musca, de qua nunc agimus, nonnici inter vulgares species referenda sit. Fig. IX. Ga naar margenoot+Ut vero perfectam Quarti nostri Ordinis Mutationum notionem tandem exhibeam; heic nunc duas insuper peculiares Nymphas, ad eundem hunc Ordinem, sed Modum ejus Secundum, pertinentes, breviter subjungam: in quibus equidem id adparebit discriminis, quod eae quam longissime a pristina Vermium suorum figura deflectant; quamvis altera tamen magis, altera minus: cujus diversitatis rationem simul reddere conabor. A. Ga naar margenoot+Vermis, quem heic depictum sisto, is ipse est, qui a Goedartio in Part. I. Obs. 2. describibitur & icone exprimitur: ita tamen, ut Crurum atque Corniculorum ejus, quae Goedartius minus animadvertit, nulla ibi vestigia occurrant. Crura isthaec in vivo Verme quidem haud numeravi: at siccatum Vermem, hujusque Nympham, examinanti patet, septena utrinque ipsi data esse, haecque nonnullis etiam unguiculis armari. Verum perbrevia sunt haec Crura, &, nisi a Verme protendantur, oculorum fere aciem eludunt. D. Goedartius quoque in Belgico suo Opere, cujus ipse curam habuit, dicta Crura nequaquam inficiatur; sed in versione Latina demum ea abnegantur: ut hinc innotescat, quod Interpretes isti, qui etiam Notas suas Observatis Goedartianis adjecerunt, haud uno errore libros hosce commaculaverint. Dolendum praeterea est, industrium hunc Virum vel Belgicas etiam suas Observationes ab alio conscribendas curavisse: quo factum est, ut, qui ab ipso ad hanc rem peragendam adhibebantur, homines proprias suas opiniones | |
d d d d De ses ruyghayrige Beenen siet men onder aan de Borst gearticuleert te syn, en ieder in vier geledingen verdeelt te worden, waar van de voet nog particulier in syne articulatien gesubdivideert word. En men siet ook heel distinct, dat alle deese ses Beenen op haare eynden met twee nagelkens of klaauwkens voorsien syn, tussen welken nog bysonderlyk eenige hayrkens uytspruyten. e De ringen en tekeningen van de Buyk vertoonen haar bysonderlyk met haar borstelige hayrkens beset te syn: gelyk ook het gansche lichaam ruyghayrigis; en van een grysagtige swarte couleur, sonder andere bysonderheeden van verwen; die men in veele Vliegen seer kunstig gemengelt, en ordentelyk geplaatst siet: soo dat dit maar een gemeene Vlieg is.
Fig. IX. Ga naar margenoot+Op dat ik nu van dese Vierde Order der veranderingen een volkomen voorbeelt sou geeven, soo sal ik daar nog kortelyk twee particuliere Poppen uyt deselve Order, maar op de tweede wyse, byvoegen; waar in men dit onderscheyt sien sal, dat haare Wormswyse Poppen, op verre naa de vorige gedaante van haare Wurmen niet behouden, hoewel de eene meerder als de andere: waar van ik met een de reeden sal tragten te geeven.
A. Ga naar margenoot+Deese Wurm, die ik hier vertoon, is deselve, die Goedaert, in syn 2 Obs. van syn eerste deel, heeft beschreeven ende afgebeelt, maar sonder syne voeten en Hoornen die hy over het Hooft gesien heeft. Deese Voeten heb ik in de levende Wurm niet getelt, maar uyt de gedroogde Wurm, en ook uyt syn Popken soo blykt my, dat hy daar aan weersyden seeven heeft, die ook met eenige nagelkens syn voorsien: dan deese Voeten syn seer kort, en als hy die niet: uytsteekt, soo syn sy haast onsigtbaar. De Heer Goedaert lochent ook in syn Nederduytsche werk, dat hy selfs oversien heeft, deese Voeten niet; maar in syn Latynsche oversetting wort dat ontkent. Soo dat deese persoonen, die ook over syne werken de nooten hebben gemaakt, verscheyde dwalingen in het werk selfs hebben ingevoert. En ook is het te beklagen, dat deese neerstige Heer selfs syne Nederduitsche observatien van anderen heeft laten instellen; waar door de personen, die hy daar toe gebruykt heeft, verscheyde van hare eyge gedagten daar ingevoegt hebben. Dan het sy hoc het | |
[pagina 645]
| |
sparsim Goedartianis intermiscuerint. Verum utcunque haec sese habeant, id certissimum est, quod Belgicum ejus opus Latino longe sit correctius & praestantius. Duae Antennae, quibus Vermis iste anterius, circa Caput, instructus est, & longa ejus Cauda, quae ab ipso nonnunquam elegantes in flexus contorquetur, singulari eum modo exornant. Corpus ejus in annulos quosdam dividitur, qui aliquando elatiores, aliquando iterum planiores & depressiores adparent. Colore hic Vermis gaudet ex cinereo griseo, nonnihil ad helvum vergente. Nascitur autem minime ex putredine; uti Goedartius vel potius ejus Commentatores perhibent: at ex Ovo provenit, quod a Musca, in quam is demum mutatur, in latrinis deponitur. Saepiuscule etiam in pratis, & pone rusticorum horrea, in liquidiore Vaccarum fimo eos inveni numerosissimos, & mire inter sese discursantes. Lenta hi Vermes incrementa sumunt; ut ideo sub finem demum Augusti mutationem subeant. Interanea eorum nonnisi ruditer examinavi, atque prae reliquis omnibus Vasa Pulmonalia notatu dignissima inveni. Quando igitur Vermes isti habitum Nymphae Vermiformis adsumturi sunt; quod Icone nona lit. B repraesento; tunc, stercore derelicto, sicca quaedam in loca sese efferunt, ibique artus suos in se mutuo corrugant. Imo ad ruricolarum domicilia nonnunquam vidi, Vermes hos duplicatâ viri longitudine de solo in altum escendisse, suamque ibi mutationem absolvisse. Haec autem tali modo peragitur. Primo Vermiculi Cauda corrugatur, & arescendo sensim contrahitur, aliquando sese simul concrispans, aliquando non: quin contingit etiam ut siccescendo ea complanetur; prout induratio ejus major minorve est, aut celerius tardiusve perficitur. Corrugatur deinde & reliquum corpus, paullatimque in se ipsum cogitur; ut annuli ejus veluti in se mutuo compingantur. Quoniam enim cutis hujus Vermis mollicula est; ideo extrinsecus ea in omnes illas fingitur figuras quas interior Nympha, intra cutem succrescens, induit: quae quidem vera ratio est, ob quam haec Nympha Vermiformis a Vermis sui habitu nonnihil deflectit; quamvis haud adeo insigniter: semper enim & Caudam, & veterem cutem, & Crura, in ea adhuc observare licet; praecipue vero Antennas, quae vel multo etiam longius in hacce Nympha Vermiformi e Capite | |
wil, dit staat egter vast, dat syn Nederduitsche werk het beste ende correctste is.
De twee Hoornen, die deese Wurm voor aan by syn Hooft heeft, die geeven een seer fraay cieraat, dat ook syn lange Staart doet, die hy somtyts in cierelyke bogten weet te buygen. Syn lichaam wort in eenige ringen verdeelt, die somtyts haar verhevender, en somtyts weer gladder ende effender haar vertoonen: de couleur deeser Wurm is asgraauw, een weynig naa het vaalen trekkende. Hy neemt syn oorspronk niet uyt verrotting, als Goedaert, of liever syne Aantekenaars voorgeeven; maar hy komt uyt het Ey voort, dat de Vlieg daar hy in vergroeyt, in de secreeten komt te plaatsen. Dikmaals heb ik haar ook in de weeke mist der Koejen, buyten op het veld en agter de boere-schuuren ge-vonden, daar sy in een seer groote menigte door malkanderen liepen. Sy groeyen langsaam aan, soo dat se eerst in 't laast van Augustus komen te veranderen. Haare inwendige leeden heb ik niet als ruwelyk ondersogt, daar van de Longaderen boven alle andere aanmerkelyk syn. Wanneer dan deese Wurmen de gestalte van een Wormswyse Pop sullen aanneemen, dat ik in de negende figuur by de letter B vertoon; soo verlaaten sy de vuyligheden, en sy klimmen op eenige drooge plaatsen, daar sy haare leeden in malkanderen krimpen. En somtyts heb ik aan de boerenhuysen wel gesien, dat se twee mans lengte hoog van de aarde geklommen waaren, en aldaar haare verandering hadden volvoert. Dat op deese wyse toegaat. Eerstelyk krimpt en verdroogt haar Staart allengskens in malkanderen, die dan somtyts in een krult, en somtyts niet, ook word sy wel plat opgedroogt; naa dat deese verharding minder of meerder is, en schielyker of langsamer in syn werk gaat. Daar op krimpt ook het vordere lichaam allengskens in malkanderen, wordende de ringen des lichaams als op een geschooven. Want alsoo de huyt weekagtig is, soo volgt sy uytwendig alle de figuuren, die het inwendig Popken, dat daar in vergroeyt, komt aan te neemen. 't Geen dan de waare reeden is, waarom deese Wormswyse Pop, van de gedaante des Wurms wat komt af te wyken, hoewel niet heel veel. Alsoo men daar altyt de Staart, de oude huyt, en de Voeten in bemerkt, en bysonderlyk de Hoornen, die veel verder in deese Wormswyse Pop buyten het Hooft uytwaarts puylen, als sy in de Wurm niet en doen. En ook syn sy styf | |
[pagina 646]
| |
extant, quam in ipso ejus Verme: praeterquam quod in Nympha etiam rigidae sint & induratae; cum contra in Verme molles erant atque obsequiosae. Quod si jam dicta cutis dextre aperiatur, & ab intrinseco Animalculo abstrahatur; vera demum caudati hujus Vermis Nympha ibi recondita invenitur, quae intus in non deposita cute ejusmodi formam induit, atque in conspicua admodum membra accrevit, Antennas suas in Nymphae Vermiformis Antennis collocatas monstrans. Postquam dein memorata Nympha, sedecim aut septendecim dierum intervallo, in non mutata Vermis sui cute delituit; tunc ea tandem, deponendis exuviis matura, cutem istam ab interioribus extrorsum perrumpit, & elegantissimae sub forma Muscae inde in conspectum prodit, una & eadem opera duabus simul pelliculis exuta: prout Quarto isthuic Ordini proprium est. Musca haec in Caput, Thoracem, & Ventrem, pulchre dividitur. Gaudet praeterea duobus Oculis, totidem Corniculis, sex Cruribus, binis Alis, & corpore hirsuto. Super Dorso & Cauda ejus regulares quaedam conspiciuntur maculae nigrae, quae cutem ibi flavam & rubescentem concinne distinguunt: uti Icone IX sub lit. C est videre. Hanc Muscam aliqui ad Apum familiam referendam esse crediderunt: quemadmodum in Augerii Clutii libello de Apibus patet; in quo Auctor imperitos etiam, ut sibi ab hoc errore caveant, praemonet. Interim, nulla istius moniti habita ratione, D. Joh. de Mey tamen in Notis suis in Goedartium existimat, veram eam Apem esse, ejusque ideo historiam ad stuporem usque exaggerat: quamvis sane id agendo manifestissime prodat, se aeque indolis Apum, ac istarum Muscarum, penitus imperitum esse. Scilicet eousque procedit corruptae naturae nostrae ventosa temeritas, ut de iis etiam rebus judicium ferre adtentet, quarum nulla cognitione imbuta est; quo saltem eruditionis & sapientiae laudem aucupetur. Fig. X. Ga naar margenoot+Porro decima hac Icone Vermiculum exprimo, qui ejusmodi Chrysallidem, qualem Tabula XXXVII. No. V depinxi, perforavit, atque inde foras prorepsit; ut aptum perficiendae suae mutationi locum sibi quaereret. D. Ga naar margenoot+Vermiculus iste in multas distinctus est sectiones annulares. Colore gaudet albo; cute | |
ende verhart in deese Pop, daar sy in tegendeel in de Wurm week ende saft waaren. Als men nu deese huyt handig opent, en van het inwendige Dierken aftrekt, soo bevint men daar de waaragtige Pop van deese Staart-Wurm in opgeslooten, dat binnen in syn onvervelde huyt, deese gestalte heeft aangenoomen, en aldaar in seer kennelyke leedemaaten vergroeyt is, en welkers Hoornen geplaatst syn in de Hoornen van de Wormswyse Pop.
Naa dat deese Pop nu sestien a seventien daagen in de onveranderde huyt van syn Wurm geleegen heeft: soo wort de huyt cindelyk van binnen naa buyten, door het inwendig vervellende Popken open gebrooken, en daar komt een seer fraaye Vlieg uyt te voorschyn, die twee huytkens te gelyk heeft afgelegt, gelyk dat in deese Vierde Order particulier is. Deese Vlieg is in Hooft, Borst ende Buyk cierlyk gesneeden. Hy heeft twee Oogen, twee Hoornkens, ses Beenen, twee Vleugelen, en een ruygh lichaam, met dan eenige reguliere swarte vlakskens op syn Rug of Staart, die aldaar op de geele en te gelyk rootagtige gront van de huyt geplaatst syn. Als by de letter C in de negende afbeelding te sien is.
Deese Vlieg hebben eenige geoordeelt een Bye te syn, als by Augerius Clutius in syn boeksken van de Byen te sien is; alwaar hy ook de onervaarne daar voor waarschout, maar dit niet tegenstaande, soo oordeelt egter de Heer Joh. de Mey, in syne notulen over Goedaert, dat dit een waaragtige Bye is, waar van hy de historie tot een groote verwondering toe verheft: maar waar in hy klaarelyk betoont, dat hy de Natuur der Byen, soo wel als van deese Vliegen, niet verstaan heeft. Maar soo verwaant is onse verdurve Natuur, dat se altyt wil oordeelen van de dingen, daar sy geen kennis van heeft, om voor wys en verstandig aangesien te worden.
Fig. X. Ga naar margenoot+Voorts vertoon ik in deese tiende figuur het Wurmken, 't geen een diergelyk Gulde Popken, als ik in de XXXVII. plaat by No. V heb afgebeelt, heeft doorboort, en het geen daar buyten gekroopen synde, een plaats tot syn verandering soekt. D. Ga naar margenoot+Dit Wurmken is in verscheyde ringwyse inkervingen verdeelt. Syn couleur is wit, syn huyt | |
[pagina 647]
| |
molli ac tenella. Promovet is sese alterna annulorum suorum distractione & contractione, motumque tamdiu continuat; donec, omni prorsus movendi facultate amissa, quietissimus alicubi decumbat. Sub id tempus animadvertitur, quod Vermis istius Caput & Canda quasi intra corpus retrahantur: dum interim hactenus nulla veteris cutis mutatio fit; sed Vermiculus saltem superficiariam adipiscitur Ovi formam, in quo, post breve tempus elapsum, varii colores sese manifestant. Primo namque corrugatum istud corpus albicat; dein flavescit; tum rubescit; postea purpurascit; tandemque in igneum quasi rutilantis & purpurei Succini splendorem abit; donec ultimo saturate fuscum acquirat & servet colorem, sicque sine ulteriore mutatione per aliquot dies conquiescat. Quodsi jam Vermis iste hoc tempore aperiatur, suaque cute spolietur; vera itidem & perfecta in eo Nympha deprehenditur, quae omnes futurae Muscae artus nitidissime conspiendos exhibet. Unde & haec legitima est Nympha Vermiformis; sed quae priora Vermis sui membra paullo obscurius & complicatius repraesentat: id, quod inde tantummodo ortum ducit, quia Vermis istius cutis omnino mollis & tenera est; ut hinc ad internae verae Nymphae figuram & superficiem sese accommodet, atque complicet. Hoc rite intellecto, deinceps haud difficile est comprehendere, quam ob rationem nonnullae harumce Nympharum magis, aliae iterum minus, priorem Vermium suorum figuram prae se ferant; quandoquidem omnis haec discrepantia nonnisi a dura tenacitate, aut molli teneritudine externae cutis, Vermem investientis, pendet. Scilicet, quibus Vermibus siccior data est & magis indurata cutis; cujusmodi sunt & Muscae vulgaris stercorariae, & Muscae Asili Vermes, ii hac de causa pristinam suam speciem retinere necessario coguntur: cum contra illis inde deflectere liceat, qui tenera & molli cute gaudent: quod profecto ex dato in Icone decima, sub lit. E, exemplo evidentissime liquet. Quae cum ita sint, luce meridiana clarius jam innotescit, quancopere illi sint decepti, qui hasce membrorum mutationes verum Ovum adpellarunt: prout apud Moufetum, Goedartium, hujusque Commentatores, & plures alios, est videre. Neque tamen id heic eo fine a me in me- | |
week en teer, en het gaat voort door het uytsetten en inkrimpen van syn ringwyse verdeelingen; dat het soo lang continueert, tot het ganschelyk blyft stil leggen, en alle syn beweeging t'enemaal verliest. Op welken tyt men siet, dat het Hooft en de Staart als binnen in het lichaam ingetrokken worden, sonder dat het egter komt te vervellen, en syn oude huyt af te leggen; maar het verkrygt de superficiele gedaante van een Ey, waar op men, binnen een seer korten tyt, verscheyde couleuren baar siet openbaaren Als eerselyk is dit te samen gekrompen lichaam wit, daar naa wort het geelagtig, voorts rootagtig, daar op purper couleurig, en eyndelyk als een gloeyent root en purper Barnsteen, tot het ten laatsten een donkere bruyn rode verruw behout, en op die manier eenige daagen leggen blyst. Als men nu dese Wurm op die tyt opent, en syn vel daar van aftrekt, soo bevind men daar van gelyken een waaragtige ende volkomen Pop in, die alle de leeden van een toekomende Vlieg nettelyk vertoont. Soo dat dit meede een opregte Wormswyse Pop is, maar die ivat donkerder en obschuurder de voorige leeden van syn Wurm vertoont Het geen syn oorspronk alleen neemt, om dat de huyt van deese Wurm heel week ende teer is, dewelke dan naa de inwendige gedaante en figuur van het waare Popken sig daarom schikt en te samen plooit. Dit wel begreepen synde, soo valt het ligt om te verstaan, waarom eenige deeser Popkens meerder en andere weer minder, de voorige gedaante van haare Wurmen vertoonen: alsoo dat niet en hangt, als aande harde tayheid, of de weeke teerheid van haar bekleedende uyterlyke huyt. Want de Wurmen, die een droger en verbarder huyt hebben, als de gemeene secreet Vlieg, en de Wurm van de Vlieg Asilus gemeen is, die syn daar door nootsakelyk gedwongen, om haare voorige gedaante te behouden: dat sy ter contrarie niet gehouden syn, wanneer sy een teere ende weeke huyt hebben, als in dit voorbeelt van de tiende figuur, by de letter E onweerspreekelyk blykt.
Waar uyt men dan tastelyk sien kan, hoe seer sy bedroogen syn, die deese vergroeyingen van leedematen een waaragtig Ey genoemt hebben, gelyk men dat by Moufetus, Goedaert, en by syne Aantekenaars, en veele andere Autheuren meer sien kan. Dat ik allen aanwyse, niet om deese Schry- | |
[pagina 648]
| |
dium proferri quis existimet, ut vel Auctores memoratos refutem, aut ex ipsorum erroribus mihi gloriolam comparem: imo vero hoc unicum intendo, ut veritas promulgetur, &, quis quis hâc potiri desiderat, ad Naturae ipsius investigationem excitetur; utpote quae temporis puncto plura docere nos potest, quam omnes libri atque scriptae historiae spatio aliquot millenorum annorum. At vero necessum etiam est, ut folido instructus sit fundamento, omnique praejudicata opinione liber, qui juxta hanc normam aedificare cupit; quandoquidem satis constat, ex observationibus male institutis perniciosissimos pullulasse errores. Tandem sub lit. F, in eadem hac Icone decima, Muscam exhibeo, quae ex modo descripta Nympha provenit. Est ea Muscae vulgari similis, ornatu singulari carens, colorem griseum nigro permistum prae se ferens. Dividitur autem pariter in Caput, Thoracem, & Ventrem. Inter Oculos, qui, in Capite siti, saturate purpureo gaudent colore, duae cernuntur zonae argenteae, inter quas Antennae collocatae sunt. Scapulis ejus adfixae haerent binae Alae, subgriseae, membranaceae. Cum Thoracis parte pronâ sex articulantur Crura hispida & pilosa. Abdomen in aliquot annulos, quos nigrae fasciae interstinguunt, sectum est, & porro hirsutum ac setaceis pilis obsitum. Musca haec, quo tempore Nymphae habitum exuit, duas pariter pelliculas simul deponit. Quonam pacto autem isthaec Musca Ovula sua intra Erucae, Tab. XXXVII No. III depictae, corpus deponat, & quomodo ex his Ovulis dein mox nascentes Vermiculi, una cum ista Eruca, veluti in Chrysallidem mutentur, aut potius in Chrysallide ejus includantur, hancque postremo perterebrent; ea de re postmodum, in Quarti hujus Ordinis progressu, generatim aliquid proferam, spe fretus fore, ut aliquando opportunitate fruar, thema istud specialiter pertractandi, nodumque Gordium, qui heic datur, perdifficilem solvendi. | |
vers te wederleggen, en om uyt haare dwalingen: myn eer te socken, maar om de waarbeid te bevorderen, en om ieder, die daar toe begeerig is, tot de ondersocking der Natuur selve te vermaanen; die ons in een ogenblik tyts meer kan leeren, als alle de bocken en beschryvingen in eenige duysenden van jaaren. Maar hy moet ook een goet fondament hebben, en van alle vooroordeel ontleedigt syn, die daar op timmeren wil, alsoo men sict, dat uyt kwalyk genome observatien de alderverderfelykste dwaalingen haar oorspronk hebben getrokken.
Eyndelyk vertoon ik by de letter F in deese selve tiende figuur de Vlieg, die uyt deese Pop vergroeyt is. Die een ordinaire Vlieg gelyk is, sonder eenige bysonderheeden, syn couleur is grys, met swart doormengelt. Hy is in Hooft, Borst en Buyk gesneeden. Tusschen de Oogen op het Hooft, die van een donker purper syn, siet men twee silver couleurige randen, waar tusschen de Hoornen geplaatst syn. Aan de schouwerbladen syn hem twee grysagtige vliesige Vleugelen vast gebegt: onder aan de Borst siet men de ses ruyge ende hayrige voeten geplaatst. De Onderbuyk is in eenige ringen verdeelt, daar swarte banden door loopen, en voorts is hy ruyg en borstelig hayrig. Als hy syn Pop verlaat, soo leyt hy op die tyt meede twee vellen te gelyk af.
Hoe nu deese Vlieg syne Eyeren binnen in de Rups, op de XXXVII. plaat by No. III. afgebeelt, komt te brengen, dewelke dan voorts tot Wurmen aangegroeyt synde, met hem in syn Gulde Pop veranderen, of liever daar in opgesloten worden: soo dat se deselve ten laatsten doorbooren: daar van sal in het vervolg van deese Order iets in het generaal gesegt worden, tot dat ik eens occasie heb, dit particulierlyk te kunnen verhandelen, en deese duysters gordiaanschen knoop te ontbinden. |
|