Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1
(1980)–Jan Swammerdam– Auteursrechtelijk beschermdCaput V.
| |
Het V. Hooftstuk.
| |
[pagina 115]
| |
Unde & observamus, ipsarum mucum magis esse coloratum, prout parciorem ejus copiam suis in vasis glandulisque habent; qui alioqui semper limpidus atque albicans est. Sunt & consortii amantissimae, eo praesertim tempore, quo testam suam accrescere faciunt: tum enim in locis umbrosis centenae sese congregant, ut in otio hoc peragere possint, quietae juxta se invicem desidentes. Potissimum tamen aliquot ante diebus, quam coitum exercent, ad se mutuo prorepunt; uti suo loco narrabo. Valida admodum ipsis Vira est, ut vel sex aut septem diebus sub aqua detentae superesse queant. Quin & sauciatae, & sua e cute vel testa protractae, vel quatriduo adhuc vivunt; modo pariter in aquam reponantur. Tanto autem robore pollent, ut cum alterâ Cochleâ, testae ipsarum adhaerescente, quam facillime prorepere, & semet quaquaversum movere valeant. Imo vel duas Cochleas nonnunquam pertrahunt. Quousque autem naturaliter vitam producant, vix accurate determinari potest: quanquam crediderim, ipsas longissimam ad aetatem pertingere; quod quidem ex lento testae earum incremento admodum facile conjiciendum est: Ga naar margenoot+in testae enim superficie permagnus cernitur numerus Ga naar margenoot+ejusmodi crenarum s, quales in cornibus boum observantur; e quibus ruricolae annos horumce computant. Magno mihi constitit labore ipsarum Anatome: siquidem haec non nisi difficillimo negotio, ipsis etiamnum viventibus, institui queat. Quodsi enim sale conspergis Cochleam, haud ab eo consumitur illa, uti quidem creditur, sed tantum interficitur; tuncque simul ob validam musculorum contractionem viscera omnia tantopere corrugantur, ut nihil prorsus distincte videri possit. Omnis namque mucus tum temporis e corpore ipsarum exprimitur: ut vel animadverterim, ipsas quoque partes spermaticas in hac Cochlearum specie triplo reddi graciliores; quod sane perquam notatu dignum est. Unde Sal mihi verum purgans medicamentum Cochleae esse videtur, quo omnes ejus humores ejiciuntur. Quin forsan purgantibus quibusdam pharmacis oblini posset hoc Insectum, experiundi gratia, quidnam effectûs in eo producerent: quod quidem, sicubi procederet, haud sane nullius in arte medica usus futurum esset. Interim experimentum hocce, ut saepiuscule mihi proposuerim, non tentavi tamen hactenus. Ita saltem sentio, quod sub purgandi actu in Intestinis Hominum idem penitus fiat, quod heic extrinsecus | |
Hierom siet men ook, dat haar slym gecouleurder is, naa dat sy daar minder van in hare vaten en klieren hebben; synde het andersints altyt helder en wit. Sy syn ook seer geselschap soekende, voornamentlyk als sy haar hoornken doen aangroeyen, op welken tyt sy in schaduwagtige plaatsen by honderden haar vergaderen, om daar tyt en rust toe te hebben, sittende stil naast malkanderen. Besonderlyk kruypen sy te samen eenige dagen te vooren, eer sy speelen; als ik op order seggen sal. Seer sterk syn sy van leeven, en sy knnnen wel ses en seven daagen onder het water beslooten synde haar leeven uytstrekken. En wel vier dagen, als sy gequest syn; en dat sy selfs uyt haar huyt, of schaal, syn getrokken. Dan men moet haar meede in het water leggen. Sy syn soo sterk, dat sy met nog een andere Slak, die haar aan het hoornken vast hout, heel ligtelyk kunnen voortgaan, en haar over al beweegen. Somtyts wel met twee andere, die sy voort sleepen. Hoe lang sy natuurelyk leeven, dat is niet wel te seggen, hoewel ik geloof, dat sy tot heele hooge jaaren komen, dat heel ligt uyt het langsaam groeyen van haar hoornken af te neemen is. Waar op men diergelyke inkervingen in groote Ga naar margenoot+menigten siet s, die men op de hoornen der Ossen bevint, waar uyt de huysluyden haare jaaren naa rekenen.
Ik heb groote moeyte gehadt om haar te ontleeden, want het is niet als met een seer grooten arbeyt te doen, als sy nog in het leeven syn. Soo men haar met sout bestroit, dat verteert de Slak niet, als men sig inbeelt, maar het doot hem alleen: maar alle de ingewanden worden door het krimpen der musculen soo seer te samen getrokken, dat men niets bequamelyk sien kan. Want al het slym, dat scheyt op die tyt uyt haar lichaam: soo dat ik ondervonden heb, dat selfs de saat-deelen driemaal dunder in dit soort van Slakken waren geworden, dat seer aanmerkelyk is. Soo dat ik het sout voor een waaragtige purgatie van de Slak houde, die hem alle syne vogtigheden afdryft. En men sou mogelyk dit Dierken met eenige purgerende medicamenten kunnen bestryken, om te sien, wat werking sy daar deeden. Dat sonder twyfel eenig nut in de Heelkunst sou brengen, indien het aanging. Hoewel ik het noit besogt heb, alhoewel ik zulks veelmaal heb voorgenomen. Altyt myn gevoelen is, dat het purgeeren op dese manier in de darmen der Menschen toegaat, als het hier uytwendig in de huyt van de Slak doet. Te weten door een bytende, prikkelende, en kittelende, opwekking, waar door de | |
[pagina 116]
| |
in cute Cochleae contingit. Mordens nimirum, pungens, & titillans utrobique stimulus partes glandulosas tam in intestinis nostris, quam hic in cute Cochleae sitas, irritat, quo suos illae contentos humores excutiant & secernant, simulque tum id, quod circa se sentiunt, malum quasi abluant. In saliva sane res haec manifestissima est; utpote quae mox copiosa admodum nostris e ductibus salivalibus effunditur, ubi remedia quaedam ptyalismum excitantia in ore detinentur: quod quidem perquam liquido quis experiri potest, modo radices Pyrethri commanducet. Unde nequaquam adstipulari queo, quod purgatio sit peculiarium tantum quorundam, & vi propria selectorum, humorum e corpore expulsio, a medicamentis, ideo singulari titulo specificis purgantibus vocatis, producta. Quasi vero ratione pollerent atque intellectu isthaec pharmaca, quo aquam a pituita, hancque ab aliis iterum superfluis humoribus valerent dignoscere, & solam hanc seorsim secernere, atque extra corpus amandare. Cum interim experientiae magis respondeat, quod illa materies expurgetur, qua corpus maxime scatet, & quae tum temporis in vasis corporis datur abundantior. Quod si haec ita se habeant, sufficiet deinceps, circa medicamenta purgantia saltem animadvertisse, utrum calida, sicca, frigida aut humida sint; neque opus erit amplius tot excogitatis nominibus, & fictis rerum phantasmatibus cerebrum onerare. Cochleam in Spiritum vini, Oleum Terebinthinae, aliosve ejusmodi liquores aut olea immittere, ut in his enecetur, quoque minus consultum est. Quamvis Insecta alia quandoque solo vapore Sulphuris accensi interfecerim, ut ea sic illaesa possem dissecare. Attamen aptissimum, quod heic fieri potest, atque optimum est, Cochleam in & sub aquis lenta morte conficere. Quae quidem methodus & hoc boni alit, quod Cochlea nunquam musculosas suas partes tunc contrahat; sed hae omnes contra pulchre expandantur: siquidem aqua, in ipsius glandularum orificia penetrans, muco ibidem haerenti se misceat, huncque dilatando universum simul corpus insigniter expandat. Ita autem obtinetur, ut multae partes, quae alioqui absconditae permanent, aut non nisi magno labore investigari possunt, manifestae fiant: cujusmodi sunt foramina organorum Genitalium, Penis, Uterus, Dentes, Limbi corporis forma, Glandulae, & alia, quae ob aquam imbibitam tum saepius conspicua | |
klieragtige deelen, soo in onse darmen, als hier in de huyt geprikkelt worden, om haar besloote vogtigheeden te doen uytsyperen, en te separeren. Op dat sy het quaat, 't geen sy daar voelen, souden als afspoelen. Gelyk men dat in het speeksel soo bevindt, 't geen datelyk in overvloet uyt onse quylvaten beweegt wort, wanneer men eenige remedien, dewelke doen quylen, in de mont neemt. Als seer merkelyk ondervonden wort, wanneer wy Quyi-Wortels kauwen.
Soo dat ik geensins sou kunnen toestaan, dat het purgeeren toegaat met eenige besondere en eyve verkooren vogtigheeden alleen buyten het lichaam te dryven; en dat door medicamenten, die men soo besonderlyk op eene stoffe werkende purgeermiddelen noemt. Even alleens, of sy reden en verstant hadden, om het water van het slym, en wederom dat van andere overtollige stoffen, te onderkennen, en dat besonderlyk af te scheyden. Hoe wel het met de ondervinding beeter kan overeenkomen, dat die deelen gepurgeert worden, daar het lichaam het meeste meede vervult is, en die in de vaten des lichaams in overvloet op dien tyt sijn. Het welk soo sijnde, soo behoefde men, ontrent de purgerende medicamenten, maar voornamentlyk te letten, op die heet, droog en kout, en vogtig syn, sonder de hersenen met soo veele uitgevonde namen, en verbeeldingen van saken, te belasten.
De Slak in Brandewyn, Tarpentyn Olie, en andere vogtigheden, en olien te leggen, om hem daar in te dooden, gaat mede niet aan. Hoewel ik andere bloedelose Dierkens wel met de reuk van Swavel alleen heb gedoot, om haar soo ongequest synde te ontleeden. Dan het alderbequaamste en beste middel is, om de Slak een langsame doot binnen en onder het water te doen sterven. Waar door men nog dit nut heeft, dat hy noit syn musculeuse deelen te samentrekt, maar alle deselven worden beqnamelyk uytgeset, door de reeden, dat het water in de openingen syner klieren indringt, en sig vermengende met het slym, en dat dilaterende, soo spant het geheele lichaam merkelyk op: waar door men veele deelen siet, die anders verborgen blyven, of die men met groote moeyte moet soeken. Gelyk de openingen der Teeldeelen, de Roede, de Lyfmoeder, de Tanden, de gedaante der Lip van het lichaam, de Klierkens, en andere Deelen, die haar als dan door het ingedronge water dikmaals sigtbaar maken, en voor den dag komen. | |
[pagina 117]
| |
redduntur atque in lucem prodeunt. Hoc igitur modo Cochleae quam aptissimae evadunt anatomicae dissectioni. Curiosorum nonnulli hanc Cochlearum speciem, quia insolitae sunt magnitudinis, suis in hortis & praediis suburbanis alunt: prout Hagae Comitum & Culenburgi me vidisse memini in viridariis Illustrium Comitum Mauritii & Waldeccae, aliisque pluribus in locis, quae cavernis de supellectile marina constructis, Grotten vocatis, exornata sunt. Tempus vero Cochleis hisce peregre mittendis commodissimum est hyemale; utpote quo suis in testis ullo sine motu reconditae haerent, Ga naar margenoot+& peculiari quodam desuper accreto operculo Ga naar margenoot+m, quod introitum testae exactissime claudit, obseratae. Aestivo tempore si transmittendae sunt; optimum est, una cum herbulis quibusdam simul adjectis illas itineri committere: aut si comedere eas animus est, in saccum induntur, atque straminis dein segmina ipsis intersperguntur; quorum stimulatione & punctione dicunt eas impediri, quo minus suis e domunculis proreptent, sed in his conclusae maneant. | |
Dat de Slakken dan seer bequaam maakt om haar te ontleeden.
Sommige Liefhebbers setten dit soort van Slakken hier in het tant in haare tuynen en lusthooven, om haare ongemeene grootte, gelyk ik dat gesien heb in den Haagh, en te Kuylenburg, in de lusthooven van haare Excellentien, de Graven Maurits, ende Waldek, en op andere plaatsen meer, daar sy Grotten hebben. De bequaamste tyt om haar te versenden is in de winter, om dat sy dan in haare hoornkens sonder beweeging opgeslooten syn, en met een Ga naar margenoot+besonder deksel m toegegroeit, dat seer met den ingank van de hoorn sluyt. In de Somer worden sy niet bequamer als in eenige groente overgesonden. of anders soo men die eeten wil, soo doet men die in een sak, en men stroit daar gekapt stroy tusschen, het geen gelooft wort, dat haar belet, door syn prikkelen en steeken, dat sy niet uyt haare hoornkens souden kruypen, maar daar binnen in beslooten blyven. |
|