| |
| |
Exemplum Primi Ordinis Naturalium Mutationum in Pediculo: ubi simul Lectori exponuntur ea, quae ad reliquos tres Ordines spectant.
UT itaque singulare quoddam & luculentum eorum, quae primum ad Ordinem referuntur, Insectorum specimen proponatur, Epistolam heic interseram magna cum accuratione olim ad D. Thevenot exaratam, in qua Pediculi membrorum & externorum, & internorum, ampla & absoluta traditur historia. Ex isto autem, quo nunc primum mutationum Ordinem illustramus, exemplo, atque ex aliis, tres reliquos Ordines spe-
| |
Voorbeelt van de Eerste Order der Natuurlyke Veranderingen in een Luis: met een berigt aan den Leeser, rakende de drie volgende Orderen.
OM nu van de Dierkens, tot de eerste Order behoorende, een particulier en omstandig Voorbeelt te geeven, soo sal ik hier een naukeurigen Brief invoegen, die aan den Heer Thevenot voor deesen geschreeven is, dewelke een uytvoerige historie behelst van de uyterlyke en innerlyke leeden der Luysen. En in dit voorbeelt, dat wy alhier van de eerste Order der veranderingen geeven, en dan vervolgens van de drie andere Orderen, op syn plaats en
| |
| |
| |
ctantibus, deinceps suo loco & tempore exhibendis, Lectori facile erit, de quibuscunque caeterorum Insectorum mutationibus, prout ad suum quaelibet Ordinem pertinet, judicium ferre. Attamen ratione apparitionum peculiarium insignis datur in singulis differentia: Insectum enim quodlibet suis in mutationibus peculiare quidpiam insuper ostendit, quo vel ab ipsis aliorum Insectorum, ad eundem Ordinem pertinentium, mutationibus adhuc aliquatenus discrepat: id, quod praeprimis ex peculiaribus nostris experimentis, ad quartum Ordinem spectantibus, manifestum fiet in Nympha vermiformi Muscae Asili, & in Nymphis Muscarum,ovi formam induentibus; quas inter haud parva datur differentia, licet uno & eodem contineantur Ordine, eidemque mutationi obnoxiae sint. Quin & ex iconibus Animalculorum, quae in peculiaribus historiis reliquorum Ordinum, sua quodlibet in specie, proposui, idem illud accidentarium discrimen colligi potest. Imo id ipsum quam clarissime patet in Chrysallidibus Erucarum, quas diligentissimo a Goedartio datae icones sistunt: omnes enim cura ad secundum modum tertii Ordinis pertineant, interim una Chrysallis ab altera nonnihil discrepat; quae differentia tamen minime, uti vocant, essentialis est, quum nonnisi in externis formis consistat.
Ex primo igitur Ordine nostrarum mutationum pro exemplo seligemus Pediculum, ejusque membrorum mutationes, sub incremento contingentes, figuris repraesentabimus: Ex Ordine altero Perlam depromemus: Ex tertio, juxta modum primum, Formicam; atque ex eodem Ordine tertio, juxta secundum modum, Papilionem nocturnum: Tandem ex Ordine quarto speciminis loco proferemus Muscam. Omnes autem hasce mutationes ulterius illustrabimus accretione membrorum in Rana, & gemmatione vel pullulatione partium in Flore.
Quamvis autem commemoratae quatuor mutationes naturales, simulque cum his instituendae comparationes, abunde sufficiant ad quatuor Ordinum, quibus Insecta complectimur, indolem, &, quod inter singulos hosce Ordines intercedit, discrimen, clare ob oculos ponenda: attamen in primo Ordine sigillatim adhuc universum, quo membra Limacum accrescunt & mutantur, modum superaddam: in Ordine secundo similem Ephemerobii dabo historiam: in tertio Ordine, juxta primum modum, omnes mutationes totamque Anatomen Apum, tum & Scarabaei Nasicornis adjungam; inque eodem Ordine ter-
| |
tyt geeven sullen: daar naa sal de Leeser alle de verwisselingen van de vordere Dierkens, onder yder van deselve Ordenen behoorende, gelieve te estimeeren. Hoewel dat se geheel en al, in haare besondere vertooningen, niet overeenkomen: want yder Dierke heeft in syne veranderingen nog iets besonder waar door het van de verwisselingen der andere Dierkens, die onder deselve Order behooren, nog eenigsins komt te verschillen; als voornamelyk uyt onse besondere ondervindingen van de vierde Order, ontrent de worm gelyke Nympha van de Musca Asilus blyken sal; en tusschen die Nymphas der Vliegen, dewelke een ey-gewyse gedaante aanneemen; alwaar een redelyk onderscheyt is, hoewel sy onder deselve Order behooren, en deselve verandering onderworpen syn. Dit totvallige onderscheyt kan men ook uyt de afbeeldingen van de particuliere Historien der Dierkens bemerken, dewelke ik in de andere Orderen, ieder in syn soort, heb voorgestelt. En men siet het seer klaar, ontrent de Chrysallides der Rupsen, dewelke in de afbeeldingen van den neerstigen Goedaert vertoont syn; dewelke alle tot de derde Order op de tweede wyse behooren: en noghtans verschilt de eene Chrysallis iets van de andere, maar eghter niet als in toevallige gestaltenissen, die in het minste geen reëel onderscheyt maaken.
Uyt de Eerste Order van onse veranderingen sullen wy dan de Luys tot een voorbeelt neemen, en syne groeyingen van leeden in afbeeldingen vertoonen. Uyt de tweede Order, sullen wy de Perla neemen. Uyt de derde Order, maar op de eerste wyse de Mier; en uyt deselve derde Order, dan op de tweede wyse, een Nagtkapelletie. En soo sullen wy ten laatsten uyt de vierde order een Vliegh bybrengen. Alle welke veranderingen wy vorder sullen verlighten, met de aangroeyingen van ledematen in een Kikvorsch, en de uytbottingen of uytpuylingen van deelen in een Bloem.
En hoewel dese vier opgetelde natuurelyke veranderingen, neffens de vergelyking die wy daar meede doen, bequaam genoeg syn, om het weesen der Vier Orderen van de Insecten te doen begrypen, en het onderscheyt tusschen de eene en de andere Order te doen verstaan: soo sal ik daar in de eerste Order nog particulierelyk byvoegen de gansche manier der veranderingen, en aangroeyingen, in leedematen van de Slakken: en in de tweede order die van het Haft. In de derde Order op de eerste wyse sal ik alle de veranderingen en de gansche Anatomie der Beyen, als ook die van den Neushoornigen Schalbyter voorstellen: en dan sal ik in deselve derde Order op de tweede wyse,
| |
| |
| |
tio, juxta modum secundum, similia de Papilione diurno, vulgari, iconibus verbisque exhibebo: tandem vero in quarto Ordine omnes Muscae Asili mutationes enarrabo, atque figuris exponam, varias praeterea alias historias interpositurus. Quae quidem omnia haud solum sese mutuo jugiter collustrabunt, atque mutationum quatuor Ordines in ipsa rerum natura clare & distincte percipiendos sistent; verum, quod longe nobilissimum est, Omnipotentis DEI Sapientiam, & arcana Miracula in scenam producent, & singulari quodam fortique stimulo ad Eum solum venerandum atque amandum nos compellent: qui quidem unicus est mei circa omnes hasce mutationes naturales instituti scopus.
Jam vero, ut mutationum Ordines in Pediculo, Perla, Papilione nocturno, & Musca, clare & distincte proponere, singulorumque varias mutationes nitidius exhibere; tum illa, quibus Ordines mutationum omnes inter se conveniunt atque discrepant, demonstrare valeam: propterea in quinque ipsorum figuris explicandis, singulis, eundem numerum, eandemque semper regulam servabo. Quantumvis enim haudaeque necessarium sit ubivis, ut in omnibus mutationum atque accretionum membrorum, quae in Insectis hisce observantur, iconibus hunc in modum procedatur; uti v.g. in Pediculi mutatione, quae simplex tantum augmentatio est: attamen quandoquidem in Perla, aliisque, quorum icones exhibemus, Insectis quinque vel sex distinctae mutationes sese offerunt, antequam illa ad suae aetatis plenitudinem perveniant, atque generationi apta reddantur; hinc exactioris doctrinae gratia simili modo tractare Pediculum quasi coacti fuimus. Id ipsum vero in Rana pariter ac Flore simili modo sumus prosecuti, ut tanto accuratior sieret comparatio.
At in reliquis particularibus historiis Apum, v. g.&c. istam methodum haud observavimus; tum quia Anatome simul his adjuncta est, tum quia Ordines propositi videbantur sufficere exhibendae cuidam regulae generali, ad quam omnes Insectorum, quae Natura profert, mutationes exigi atque examinari possunt.
Denique omne id, quod in figurarum explicationibus notis Arithmeticis indicatur, nativa magnitudine delineatum est; Animalcula vero, quorum figuris numeri 1. 2. 3. &c. apponuntur, aucta per microscopium magnitudine depicta sunt: quamvis tamen nonnulla etiam, quorum figurae characteribus 1. 2. 3. notantur,
| |
die van het gemeene Dag-Kapelletie afbeelden en beschryven. En voorts sal ik in de vierde alle de veranderingen van de Musca Asilus aanwysen, en uyt beelden, met verscheyde andere tussengevoegde Historien meer. Die den een den anderen niet alleen verlighten sullen, en de vier Orderen der veranderingen in de natuur klaarelyk en onderscheydentlyk doen kennen: maar boven al, soo sullen sy ons de Almagtige Wysheid GODS, en syne verborgene Wonderen ten toon stellen; en ons besonderlyk en kragtig leeren, om hem alleen te vreesen en te beminnen; het welk het eenig eynde myner oogmerken is, in alle deese natuurelyke veranderingen.
Maar op dat ik nu klaar ende distinct de Orderen van veranderingen, ontrent de Luys, de Perla, het Nagt-Kappelletie, en de Vlieg, sou voorstellen, en haare verwisselingen te netter vertoonen; als ook de overeenkomingen van de eene Order der veranderingen met de anderen, en het onderscheyt tusschen die alle te samen: soo ist, dat ik in alle de vyf uytleggingen haarer figuuren het selve getal, en deselve regel, geduurig sal onderhouden. En dat niet tegenstaande dat het selve niet allesins nodig is om te doen ontrent alle de afbeeldingen der verwisselingen, en de aangroeyingen der leedemaaten, die in deese Dierkens aanmerkelyk syn. Als by voorbeelt in die van de Luys, die alleen maar grooter wort: dan nademaal wy ontrent de Perla, en de vordere Dierkens, dewelke wy afbeelden, vys of ses onderscheydelyke veranderingen bemerken, eer sy tot haar volmaakten ouderdom komen, en bequaam tot de Voortteeling geworden syn: soo ist, dat we gedwongen syn geweest, het selve ontrent de Luys, orders halve, meede te doen: het welk wy dan vorders ontrent de Vorschen en de Bloem, om de vergelyking soo veel netter te maaken, meede waargenomen hebben.
Maar ontrent de andere particuliere ondervindingen van de Byen, en soo voorts, hebben wy dat niet gedaan; soo om dat wy aldaar de Anatomie bygevoeght hebben, als ook om dat de voorgestelde Ordeten genoeghsaam syn, om tot een algemeene regel te dienen, waar na alle de veranderingen der Insecten, die in de natuur syn, kunnen getoetst en geexamineert worden.
Eyndelyk hebben wy al het gene, dat we in de verklaringen der figuuren met cyfer-nommers aanwysen, levensgroot is getekent; en de Dierkens, dewelke by de Figuuren 1, 2, 3. en soo voorts aangewesen worden; deselve syn door een vergrootglas afgebeelt: behalven nogtans, dat daar ook eenige door de figuuren 1, 2, en 3. aangeweesen worden, die
| |
| |
| |
vitali magnitudine delineata sint. Ideo autem hac in re ita procedere visum fuit; tum ne augendo vel imminuendo cifram congruus ordo in ipsis numeris rumperetur; tum quia horum Insectorum quaedam ex se satis magna erant, ut opus non fuerit, ea intercedente microscopio delineare.
Ut vero Naturam, quantum par erat, proxime sequeremur, Animalcula alba quatuor nostrorum Ordinum nigricante super basi collocavimus; reliquis autem coloratis nigri nihil substratum est. Quod quidem tanto magis videbatur necessarium, siquidem D. Goedartius, Erucam laxis pilis hispidam, cujus iconem in Tabula quadam nostra sistimus, exhibiturus, eam pilis penitus orbam depingat: qui error inde forsan originem duxit, quod eam delineaturus haud imposuerit basi nigricanti; ideoque albos ejus pilos minus observaverit.
Praeterea id quoque operam dedimus, ut, firmam nostrorum quatuor Ordinum regulam proponendi gratia, adeo cognita seligeremus Animalcula, quae coloribus illuminari minime necessum foret. Accedit, quod confidamus, icones nostras tam accurate exaratas esse, ut nefas sit, pigmentis eas commaculare. At tempus jubet sigillatim de Pediculo agere, ad quod me nunc accingo, epistolae cancellis totam rem complexus.
| |
naa de grootte van het leven syn getekent. Het welk gedaan is geworden, soo om de overeenkomende Order in de nommers van het cyfer niet te breeken, met dat te vermeerderen of te verminderen; als meede om dat sommige deser Dierkens uyt haar selve groot genoeg waaren, soo dat se niet en behoefden onder een vergrootglas afgebeelt te worden.
Om nu de natuur, soo veel mogelyk was, naa te volgen, soo ist dat we de witte Dierkens onser vier Orderen op een swarte gront hebben doen setten; en de andere, die gecouleurder waaren, weer sonder deselve. Het welk wy soo veel te nodiger om te doen geaght hebben, nademaal de Heer Goedaert, sullende de loshayrige Rups in onse Tafel afgebeelt vertoonen, deselve t'eenemaal sonder hayrkens tekent; 't geen hem mogelyk gebeurt is, om dat hy deselve op geen swarte gront, op die tyt als hy hem afbeelde, geset hebbende; hy daar door de witte hayrkens heeft over het hooft gesien.
Vorders soo hebben wy hier opgelet, dat we om een vaste regel onser vier Orderen voor te stellen, soodanige bekende Dierkens hebben uytgekooren, dewelke geensins met verwen behoeven afgeset te worden: bebalven ook dat we vertrouwen, dat onse afbeeldingen soo wel gedaan syn, dat het jammer sou wesen, deselve met verwen te bekladden. Maar het is tyt, om van de Luys particulierelyk te spreeken, daar ik my toe gaa begeeven: hebbende het selve in een brief begreepen.
|
|