Werken. Deel 6(1934)–Michiel de Swaen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 315] [p. 315] Uytbreyding op den Lof-Sangh: Verbum Supernum Het Woordt ghedaelt uyt 's Hemels perck; En blyvend'aen des Vaders zy, Volbrengende syn leste werck, Siet nu syn levens eyndt nae-by, t'Wyl hem ter doodt, een snoode knecht Syn vyanden wil leveren, Hy levert in een lief Gherecht, Sich zelf aen syn Discipelen. Hy deelt syn Lichaem ende Bloedt, Aen dees in twee ghedaenten uyt, Op dat hy g'heel den Mensch soo voedt, Die Vleesch en Geest in sigh besluyt, Gheboren tot een mede-knecht, Nu mede-gast tot Spyze streckt, Die stervende de schuldt op-leght, Regeerende den loon uyt-reckt. Salighste Slagh-Offerhandt Die 's Hemels in-ganck open stelt: Den vyandt dreyght van alle kant, Beschermt ons teghen syn ghewelt. Den eenighen dryvouden Heer Zy onverganckelycken lof: Die onze Ziel voor immermeer Sal leven doen in 't Hemels Hof. Amen. Vorige Volgende