den, voor dat vernietigt is al wat hij besloten heeft te vervolgen.
Den eersten haet heeft eijgentlyk mishagen in het quaet.
Den tweeden, is gekant tegen den oorsprong van het quaet, en word allenskens soo diep ingewortelt, dat hij niet uyt te roeijen en is.
Al wat er schroomelijk, wreed, bloedig, ontaert, woest en onmenschelijk is, spruyt uyt desen hartstocht, die geteelt schijnt tot verderf van 't menschelijk geslacht.
Den aldergevoeligsten, en onversoenelyksten haet spruijt uijt verstooten liefde.
Ziet een voorbeeld van dese in Medéa van Seneca en andere.
Droefheijd, is eene mishagelykheyd van het quaet t'gene wij oordeelen ons met'er daed t'overvallen.
d'Uijtwerkingen van droefheyd syn, misnoegen, klagten, vervremdheijd, kleijnmoedigheijd, verslappng van geest, afteiring van het lichaem, tristitia exsiccat ossa, ende: Sicut tinea vestimento, et vermis ligno, ita tristitia viri nocet corde prov: 25 de droefheyd droogt de beenderen uijt . . gelyk de mot aen het kleed, en den worm aen het hout schadelyk is, soo is de droefheijd aen het hert van den man.
De droefheyd, word benauwtheijd, als sy praemt: rouwe, door afsterving; weedom, is sij jammerlijk: ellende, is sy met arbeyd, quelling, lyd het lichaem; perssing lijd de geest; swaerigheijd, is sy duersaem.
Voorbeelden van dese hebben wij in d'Hecuba van Seneca; in Joseph, Jephte, en de Gebroeders van Van Vondels, en schier in alle treurspelen.