alle gaven te loven, ende syne goedertierentheden te verkondigen.
Dit blykt uijt Davids psalmen, die door t'ingeven van den geest Godts daertoe geschikt waren in de oude wet, en noch hedendags in de nieuwe met het selve oogwit gesongen worden.
Hier by heeft de H. Kerke gevoegt bysondere lierdichten als lofsangen, eijgentlijk gepast op bysondere feest-en-heijligdagen om Godt niet alleen in syne werken, maer ook in syne heijligen te verheffen, ende te segenen.
De verleijde liefhebbers van wereldsche schoonheden, en hofsche pluijmstrijkers hebben dese rymwerken naer t'voorbeeld van de heijdenen ontheijligt, met de selve te doen dienen tot opsetting en vleijerij van ydele, hooveerdige, jae oneerbare vrouwen, en persoonadjen, welkers namen en werken anders niet verdienen, dan een eeuwige vergetentheyd.
Hier uijt syn gesproten soo menigerhande lofdichten, rondeelen, klinkdichten, gesangen en liedekens, waer door heden schier alle volkeren ontsticht ende verargert syn.
Nevens de lierdichten mag men stellen de naemdichten, wisselnamen en andere diergelyke, die, alhoewel niet gepast synde op speeltoonen, nochtans met de lierdichten om hun instelling groote over eenkominge hebben.