klaer, enkelsinnig, en gelijk getrokken uijt den eygendom van alles wat'er te lande soet, en aengenaem gevonden word: ondermengelt met natuerlyke gelykenissen, genomen uijt gewasch, wateren, bergen, dallen, tamme en wilde dieren, open locht, suijveren hemelglans, sonnen op-en-ondergank, en diergelyke; voorgestelt in eene strélende en bekorige maete die de natuer gevoelen doet de voldoening, de welke te vinden was in d'eerste eenvoudigheijd, ende het onnoosel wettelyk gebruijk der schepselen.
De herdersangen van Virgilius met d'overblijfselen van Theocritus sullen altyd tot voorbeeld dienen aen ieder, die sich in dese rijmwerken sal willen oeffenen.