Werken. Deel 2
(1929)–Michiel de Swaen– Auteursrecht onbekend
[pagina 250]
| |
Van de fabel of versieringeFabel, is de t'samensetting der dingen oft de t'samenschikking van d'oorsaken met d'invallen; dat is, naer den sin van Aristoteles, den knoop die d'oorsaken en invallen bij een komende om eene werking te volbrengen, hebben moeten met elkander om te maken een eenig geheel; bij voorbeeld: de oorsaken van Edipus ongeluk sijn syn vadermoord, en bloedschande, waerin hij door overloopentheijd, en onvoorsichtigheijd vervallen is. De invallen sijn de gramschap der goden, landplagen, ellenden, en klachten des volks, verschil met synen broeder, nieuwsgierige ondersoeking &a. Uijt dese bestaet den knoop van dat wonderbaer treurspel, welken knoop de fabel of versiersel genoemt word. De fabel is tweederleij 1o Enkel. 2o dubbel. d'Enkele fabel is die dewelke alleenlijk voorstelt het ongeluk van een persoonaedje of een huijs-gesin gelijk in Edipus. De dubbele fabel is, die degene eijndigt tot ongelijk van d'eene en geluk van d'andere: gelijk in d'Odijssea van Homerus. Een treurspel om volkomen en uijtnemende te zyn moet bestaen uijt een enkele versiering, en eijndigen met een enkel treurwerk. |
|