Werken. Deel 1
(1928)–Michiel de Swaen– Auteursrecht onbekend
[pagina 121]
| |
Derde bedrijf
Joren claegt over de smerten van sijne liefde. MaeyGa naar voetnoot(1) is in beslagh met haere kokerij; den Keyser met Ambroos, opGa naar voetnoot(2)
weegh, naer Teunis. Hij wort ingelaten, en qualijk aengesproken,Ga naar voetnoot(3)
dogh geraekt endelijk aen tafel. Sijne gasten slapigh geworden sijnde, hij vertreckt. Joren spot met den droncken Kosen en wortGa naar voetnoot(4) ook gevat.
joren (alleen)
Een elsen is seer fijn, en geeft een cleenenGa naar voetnoot(5) steek,
Maer dikwilsGa naar voetnoot(6) volgen daer veel qualen op; dit bleek
Aen mijnen macker Klaes, wien, soo hij schoenen lapte,
In 't steken door de sool den elsen soo ontsnapte,
Dat sijGa naar voetnoot(7), ter sijden af, dwers door sijn vinger schoot;
Ga naar voetnoot(8)Waer een soo swaer geswel op volghde, dat de doot
Tot op den durpelGa naar voetnoot(9) quam, om hem in 't graf te steken.
Och! een veel minder scherp heeft mijne borst doorsteken.
Soo hevigh en soo fel, dat geene smert, nogh pijn
Van onsen Klaes, daer bij can vergeleken sijn:
Een smert een pijn soo groot, sooGa naar voetnoot(10) moeyelijk om stelpen
Dat geen aptekers salf nogh plaesterGa naar voetnoot(11) mij can helpen.
| |
[pagina 122]
| |
'k Dacht in 't begin, dat dien ervaren meester Jan,
Die, soo men seght, uyt 't graf, half doode trecken can,
En, door wiens wondreGa naar voetnoot(1) konst, mijn macker wiert genesen,
Ook wel, met papperij, mijn qualen af sou lesen:
Dies gingh ik hem te raed. Eerst tastte hij mijn hant;
Dan vraegd'Ga naar voetnoot(2) hij: heb je pijn in keel of ingewant?
Of schort het in de zij, of lendenGa naar voetnoot(3), of gewrichten?
Of hebt gij u misschien t'Antwerpen, met de nichten,
Der Lepelstraet vervuyltGa naar voetnoot(4)? IckGa naar voetnoot(5) wiert, op dese vraegh
Tot achter d'ooren root, en sey hem neen... Wat plaegh,
Sprak hij dan wederom, magh u soodaenigh quellen?...
Hoe voelt gij meerderGa naar voetnoot(6) wee, al liggen, sitten, hellen,
Of staen?... Wanneer?... bij daeghGa naar voetnoot(7)?... bij nachtGa naar voetnoot(8)?... waer sit de smert?
ToonGa naar voetnoot(9) met de hant... Ick leyGa naar voetnoot(10) de sijn', recht op mijn hert,
En riep: daer meester Jan... Hij trok mijn wambays open,
Hij sagh, hij tastte, en douw, al schreeuwen; g'hebt gesopen
Geloov'Ga naar voetnoot(11) ik, Joren, of geGa naar voetnoot(12) sijt verdrayt van kop...
Hier onder streek hij eens sijn spaensche knevels op,
En vraegde hoe mij eerst deGa naar voetnoot(13) pijn had overvallen?...
Ick wederom: 't is nu een jaer, dat ik al mallen
Met onse Jaquelijn, van haer, een oogslagh kreegh,
EnGa naar voetnoot(14) zint dien oogenblik wasGa naar voetnoot(15) ik noyt op mijn deegh.
'k Had nauwelijx Jaqlijn en oogslagh uytgesproken,
Of pikGa naar voetnoot(16) en swavel scheen in sijn gesicht te koken;
Waer op hij tierde: bruy van hier naer Jaquelijn
Gij schobbejak, en vraegh van haer uw medecijn.
| |
[pagina 123]
| |
Dit buld'ren sloegh, gelijk een donder, in mijn ooren;
Ick liep ten huysen uyt als voorts gejaegt met sporen;
HetGa naar voetnoot(1) docht mij dat'tGa naar voetnoot(2) geraemt', 't genGa naar voetnoot(3) in sijn winkel stont,
Met al de dieren en gedrochten, die in 't ront,
Van boven hingen, mij te saem, op d'hielen saten.
Dus liep ick, sonder 't hooft te keeren, drij, vier straten,
Nogh min nogh meer, dan eenenGa naar voetnoot(4) hont, wien aen de steert
Een fles gebonden is: noyt was ik soo verveert.
In die benautheyt quam ik aen den hoek gelopen,
Waer Cupido, gheel naekt stelt al sijn dingen open,
En, sonder stilstantGa naar voetnoot(5), streultGa naar voetnoot(6) als of hij, met dat vocht,
Vercoelen wou den brant, van iedersGa naar voetnoot(7) liefde-tocht.
Dan, dacht ik, of dat wicht ook, niet sijn heete voncken
In mij geschoten had, met Jaquelijnes loncken;
Dies ley ik muyl aen boort, en soop soo veel ik kon
Van 't water, dat hij stort, uyt sijne coele bron:
Maer ach! ick hadde schoon te suypen ofGa naar voetnoot(8) te drincken
Den brant bleef, aen het hert, en wou van daer niet sincken,
Waer over ik besloot te sien, of meester Jan
Mij wel geraden had; soo veele was daer van,
Dat, hoe ik Jaquelijn quam naerderGa naar voetnoot(9) bij getreden,
Hoe meerder pijn, en smert ontstak, in geestGa naar voetnoot(10) en leden;
Want, sagh sij soet door vreught was 't herte weghgerukt;
En, sagh sij suer, het wiert door wanhoop onderdruktGa naar voetnoot(11)...
Och! beter hadden dan tien elssens mij doosteken,
Als eens, van Jaquelijn, aldus te sijn bekeken.
maey (van binnen)
HouGa naar voetnoot(12), Joren, Jaquelijn, Teun, Kosen... niemant niet?...
| |
[pagina 124]
| |
De drommel hael het volk; niet een die omme siet.
(uytcomende)Ga naar voetnoot(1)
Als alles is gereet elk comt seer vlijtigh eeten,
Maer niemant, die eens sorgt, naer potten, pannen, speeten.
...Hoe, Joren, sijt gij daer?Ga naar voetnoot(2)
joren
Can ik u dienen vrou?
maey
Com, dekt de tafel... tapt wat bier... besorgt de schouw
Van branthout... Draeyt het spit... Sa ras, snijdGa naar voetnoot(3) roode kolen...
Loop... vliegh...
joren
Wat doe ik eerst?Ga naar voetnoot(4)
maey
Het genGa naar voetnoot(5) u is bevolen.
joren
Al had ik dobbel lijf, en handen seven paer,
Hoe wilt gij, dat ik dit volbrenge alGa naar voetnoot(6) te gaer?
maey
Wie seght u al te gaer? Eerst 't een, en dan weer 't ander...
Com, volgh...Ga naar voetnoot(7) daer slaet het ses... Ras, helpen wij malckander
(binnen)
| |
[pagina 125]
| |
keyser. ambroos
Uw soete boerterij behaegt mij soo, Ambroos,
Dat ik u, omGa naar voetnoot(2) de klucht, uyt gheel het hof, verkoos;
Ik moet mij heden, op sijn lappers, wat vermaken.
ambroos
UwGa naar voetnoot(3) wachten sullen, aen den hoek der strate, waken
Gereet, tot uwen dienst, in allerley gevaer.
keyser
Ick ken hunGa naar voetnoot(4) trouwigheyt, en goede sorgenGa naar voetnoot(5); maer
Die sijn in dese stadt mij noodigh, slechts tot luyster,
Niet tot bewarenis: in 't klaer of in het duyster,
Met wacht, of sonder, 'k vind mij seker overal.
Een vorst, die liefdeGa naar voetnoot(6) voedt, en vreest geen ongeval,
Elk onderdaen is als een borghe, voor sijn leven:
Den troon, waerop mij Godts genade heeft verheven,Ga naar voetnoot(7)
Vermogen, rijkdom, pracht, staet, glory, majesteyt
Vernoegt mijn ziele min, dan dese sekerheyt,
Van d'ondersatens trou: gerust, en, sonder wapen,
Sou ik in d'armen van den minsten borgher slapen.
Ook ben ik henGa naar voetnoot(8) soo lief, dat mij een iederGa naar voetnoot(9), niet
Als vorst en keyser, maer als sijnen vaer aensiet.
Maer segh, wat dunkt u van deesGa naar voetnoot(10) à la mode kleeren?
| |
[pagina 126]
| |
ambroos
Mijn vorst, gij sijt gelijk een van die groote heeren,
Die in het lant van Waes, de diensten doen van schout
Of boer balliuw.
keyser
't Is waer, Ambroos, maer segh mij, soudt
Gij ook wel racker sijn? want als ik schout wou wesen,
Denk, gij mij dienen moet, gelijk gij deeGa naar voetnoot(1) voor desen.
ambroos
Seer geirenGa naar voetnoot(2), heer, daer toe heb' ik all' eygendom;
Ick heb een bakhuys stijf als marmer; krom en slom
Staen mijne vingeren: ik loop gelijk eenGa naar voetnoot(3) hase.
Ick sie gelijk een valk: 'k ontsieGa naar voetnoot(4) nogh slijk nogh wase:
Ey, laet mij, om de proef, eens uwen racker sijn;
Dan siet gij peerden in arreste, bij dosijn.
keyser
PerGa naar voetnoot(5) naesten; gaen wij eerst dat vet kappoen besoecken
(Joren en Kosen uytGa naar voetnoot(6), geladen met kruycken, vol bier. Keyser Carel en Ambroos ter sijden.)
ambroos
Sie daer twee gasten soo gelaen, dat hunne broecken
| |
[pagina 127]
| |
Van 't dragen kraken... Hoey!... sy stincken vanGa naar voetnoot(1) 't out leer...
't Is van datGa naar voetnoot(2) volk, met wie gij eeten gaet, mijn heer.
keyser
Stil, luystren wij, Ambroos...
(sij rusten en besien de kannen)
kosen
Wat segh ie van die pullen?...
Och! Joren! niemant weet, hoe brave wij gaen smullen...
Gantsbloet! elk houdt voor 't minst een vaen.
joren
Die is voor mij
En dese voor den baes.
kosen
Voor Kosen?
joren
Wel, sijt gij
Den baes, gij lompertGa naar voetnoot(3)?...
kosen
Ick verstont u qualijk, Joren.
joren
Ick weet, men magh er vrij een koppel aen ien ooren
| |
[pagina 128]
| |
Vast maken; want daer is geen bierbalgh in het lant
Als d'uwe. 'k Wed, gij wel een viertienGa naar voetnoot(1) op sijn kant,
Soudt stellenGa naar voetnoot(2).
kosen
Met besprek van toebak ende pijpen?
joren
Al schoonties ick en laet mijn neusGa naar voetnoot(3) alsoo niet knijpen,
Wij kennen u wel vrient.
kosen
Wel? moogh ieGa naar voetnoot(4) dan niet sien,
Dat ick een potien drink?
joren
Een potien? spreek van tien,
DanGa naar voetnoot(5) sit ge nogh soo koel, als eenen nuchtren reeuwer.
kosen
SaGa naar voetnoot(6), Joren, is 't maerGa naar voetnoot(7) dat? ie sijt een rechten schreeuwer.
joren
Nu, houGa naar voetnoot(8) ie smoul, en drink van daegh, soo veel ieGa naar voetnoot(9) wilt.
| |
[pagina 129]
| |
Ons desen slobberaerGa naar voetnoot(1)?...
keyser
Ambroos, sluyt uwe kaken.
kosen
Mijn lief, mijn toeverlaet, mijn opperste vermaken.
joren
BeminGa naar voetnoot(2) ie dan de pul nogh meer, als Jaquelijn?
kosen
Wien? uwGa naar voetnoot(3) aenstaende bruyt?
joren
Aenstaende bruyt van mijn?
Gij joktGa naar voetnoot(4), sij mint u meer dan haere beste krage.
kosen
Is 't meuglijkGa naar voetnoot(5)! sou se mij soo groote liefde drage'?
joren
Het is om u, dat sij bij dagh en nachte sucht.
kosen
Om mij?
joren
Om u.
| |
[pagina 130]
| |
kosen
OGa naar voetnoot(1) maet! wat doet gij mij genucht!
joren
Om u...
(aen 't volkGa naar voetnoot(3))
Want om u is 't dat Teunis haer comt quellen.
kosen
Och liefste Jaquelijn! wilt u niet meer ontstellen
Om mijnentwil, gij sijt versekert van mijn trouw.
joren
Maer, Kosen, soo gij haer wilt hebben, tot uw vrou,
Gij moogtGa naar voetnoot(4) voortaen nogh bier nogh brandewijnties drincken.
kosen
Waerom?
joren
Sij can het stincken
Van geenen stercken drank verdragen; voegt daer bij
Den toebak.
kosen
Toebak ook? datGa naar voetnoot(6) 's al mijn leckernij
Hoe sal ik, sonder bier, en toebak, connen leven?
| |
[pagina 131]
| |
joren
Begeert gij Jaquelijn, gij moet dit al opgeven.
Soudt gij, om soo een meyt, niet willen afstant doen
Van dese lussiesGa naar voetnoot(1)?... Segh... gij sijt een rechtenGa naar voetnoot(2) loen.
Bijgommen, kost ik haer, soo veel als gij, believen,
Ick sou mij t'haerder min van t'onbijtGa naar voetnoot(3) self ontrieven.
kosen
Van 't onbijtGa naar voetnoot(4)?...
keyser (stil)
Sulk een spook sagh ik mijn leven niet.
kosen
Van 't onbijt, Joren? stil...
joren
Ja, en daer nevens liet
Ik haer altijt, voor uyt, d'helft eeten van de soppen.
jaqlijn (al luystren uyt)
kosen
'k Bemin Jaqlijne wel, maer moet mijn darmen proppen
Want anders valt mijn minGa naar voetnoot(6) geheel in d'oude schoen.
jaqlijn
't Is wel gij droncke-neus, gij laffaertGa naar voetnoot(8), gij kappoen,
Com weer, ik sal u naer de pijp en 't glaesie stieren.
| |
[pagina 132]
| |
kosen
Mijn lief...
jaquelijn
Wegh vrijer van de bieren...
kosen
Ey, sijt niet quaet.
jaqlijn
Van hier... licht dese pullen op...
Helpt Joren, vaeyer wort door dorstGa naar voetnoot(2) gheel los van kop...
joren
Ras Kosen.
kosen
Jaquelijn, sijt gij nogh gram op Kosen?
jaquelijn
Dat Kosen brandewijn en Mechels bier gaet hosen,
Soo lange tot hetGa naar voetnoot(3) hem sijn blaeuwe neus uytloopt.
kosen
Maer liefste...
| |
[pagina 133]
| |
jaqlijn
joren
g'Hebt ongelijk, ge sult haer galleGa naar voetnoot(4) meer ontsteken
jaqlijn
Daer tonnestrijcker, draegh, dat u de beenen breken.
(binnen)
(Den Keyser en Ambroos lacchen)
Neen in gheel Brussel is geen sulcke Jacquelijn
ambroos
Mijn darmen splijten.
keyser
Volgh: 't vertoeven doet mij pijn;
Ick moet dat schoon gesin eens t'samen hooren prate'Ga naar voetnoot(5)!
Waer woonen sij Ambroos?
ambroos
Hier in de naeste strate.
(binnen)
BinnenGa naar voetnoot(6) gordijnen open; vertoogh van den kelder.Ga naar voetnoot(7)
teun, joren, kosen
Soo! wellecom die brengt... is 't van een volle ton.
| |
[pagina 134]
| |
joren
Jae 't meester.
teun
Schenk, laet sien... 't is claer gelijk de son...Ga naar voetnoot(1)
Het smaekt spijt spaensche wijn... Comt, Jaquelijne... Maeye...
Waer sijt gij?... Brengt de spijs, gij doet mijn herte draeye'
Met wachten.
maey (van binnen)
Hebt gij haest loopt voren....
teun
Wat gedult
Heeft eenen man van doen met soo een wijf... Gij sult
U haesten, of ick sal het selver comenGa naar voetnoot(2) halen.
teun
Dat 's wel; sit aenGa naar voetnoot(4), niet langh te dralen,
Roep moêr.
jaqlijn
Sij comt terstont, begint maer vaeyer...
(Men klopt)
joren
Sacht
Ick hoore kloppen baes.
| |
[pagina 135]
| |
teun
Men lapt geen schoen bij nacht:
Laet kloppen... Is de deurGa naar voetnoot(1) te degenGa naar voetnoot(2) toegesloten?
joren
Jae 'sGa naar voetnoot(3) en gegrendelt.
teun
Goet...
(Men klopt stercker)
Wat... sijn dat esel-pooten?
Sij stampen om de deur te breken... Joren siet
Wie daer is.
joren
'k Wou dat hij bij 't hooft hingh tusschen 't spriet
Aen d'oude haven-poort... Wie daer?... Wie daer?...
keyser (van buyten)
Doet open...
kosen
Ick wenschte dat dien guyt van gister waer versopen.
keyser
(incomendeGa naar voetnoot(4) Ambroos ter sijden.)
Och meester, set meGa naar voetnoot(5) togh een lap op dese leers,
'k Ben natschoeyGa naar voetnoot(6)
| |
[pagina 136]
| |
teun
Wat comt gij ons brillen bij de keers?
Het is nu buyten tijdt, om leerssen te vermaken.
keyser
Ick soude mergenGa naar voetnoot(1) vroegh nogh geerenGa naar voetnoot(2) t'Alst geraken,
Ick bid's u, helpGa naar voetnoot(3) mij, 'k geev'u, wat gij vraegt, tot loon.
joren (stil)
De drommel sla de vent.
teun
UwGa naar voetnoot(4) gelt, nogh uwGa naar voetnoot(4) persoon
Nogh Alst, nogh reys, nogh wat gij vorderGa naar voetnoot(5) weet te seggen,
Sal desen avont mijn servette neer doen leggen;
Bruy met uw leerssen heen....
kosen
Soo baes, dat 's wel geseyt.
joren
OfGa naar voetnoot(6) soo gij 't minste nogh daer tegen wederleyt...
keyser
Och vrienden, 't is mij leet dat ik uGa naar voetnoot(7) comeGa naar voetnoot(8) stooren
Maer seker 't is uyt noot.
| |
[pagina 137]
| |
teun
Sa, drijf hem buyten, Joren.
keyser
Ick bid's u.
joren
Kreunt gij nogh gijnGa naar voetnoot(1) kalenGa naar voetnoot(2) Joncker? Sa
Naer buyten, of...
keyser
Waer wilt gij dat ik heneGa naar voetnoot(3) ga?
teun
Ga voor den hagel...
kosen
Voor den regen en de winden....
ambroos
Is dat de sausseGa naar voetnoot(4) van dat schoon kappoen?
keyser
Maer vrindenGa naar voetnoot(5),
En sijt soo hevigh niet. Soo u den honger quelt
Ick sal vertoeven: eet, en sijt soo niet ontstelt;
Of soo gij mij als vrient aen tafel wilt gehengen,
Ick sal voor mijn gelach tienGa naar voetnoot(6) potten wijnGa naar voetnoot(7) doen brengen.
Ga naar voetnoot(8)(Sij staen alle op van tafel)
| |
[pagina 138]
| |
teun
Waer sijt gij, Maey, Jaqlijn, comt voort... wat seght mijn heer?
keyser
Ick geef tienGa naar voetnoot(1) potten wijnGa naar voetnoot(2), is 't dat ik bij u neer
Magh sitten.
teun
SaGa naar voetnoot(3), mijn heer, gij doet ons groote eere.
ambroos
Hoe ras doet die beloft de lappers gramschap keere'!
teunis
Ruymt jongens, ruymtGa naar voetnoot(6), maektGa naar voetnoot(7) plaets.
joren
Het kijven is nu uyt.
kosen
Wij sijn de beste maets
Van Brussel.
ambroos
Groote maets, soo groot als olyphanten:
Wat heeft den Keyser daer eelmoedige trouwanten!
| |
[pagina 139]
| |
teun
Com heerschop, set u neer aen mijne groene zij;
Gij Maey teGa naar voetnoot(1) rechter hant.
keyser
Benaut u niet, voor mij,
'k Ben wel.
ambroos
Ja ruym soo wel als in een kuypersGa naar voetnoot(2) setel;
't Is puer als of hij waer geseten op een ketel.
teun
Jaqlijn, geefGa naar voetnoot(3) een servet.
ambroos (altijt ter zijden)
't Is van dat fijn damast.
Ten minsten brengt een bak dat hij sijn handen wast.
keyser
Ey, maekt togh geen fatsoen; best vallen wij aen 't schaffen.
jaqlijn ('t kappoen brengende)
Daer is het feest-stuk.
teun
Soo, dat nu al d'honden blaffen,
Dat op de kelder klop, die wiltGa naar voetnoot(4), geen ooren meer.
| |
[pagina 140]
| |
ambroos
'k Sey dit soo wel als gij, sat ick bij heerschop neer.
keyser (gelt langende)
Siet meester; doet daer voor wijn naer uwGa naar voetnoot(2) smakeGa naar voetnoot(3) halen.
teun
Neem Kosen...
kosen
Ik?... ja wel...
joren
DuGa naar voetnoot(4) Drijdarm van Westfalen...
Geef baes; ik ga daer mee, hier naest, in d'halve maen.
teun
Dat FransienGa naar voetnoot(5) ons gebuer tap uyt deGa naar voetnoot(6) volle kraen,
Seght dat 't voor mij isGa naar voetnoot(7).
ambroos
Wat brilt ons desen snapperGa naar voetnoot(9)?
teun
Ga Joren, segh aen Frans, het is voor Teun den lapper.
| |
[pagina 141]
| |
keyser
Ick atGa naar voetnoot(3) noyt beter.
kosen
't Is de feest van d'oude schoen.
ambroos
Had ik mijn oude schoen, van daegh, meê aengetrocken,
Misschien proefd' ick nu ook van dese lecker brocken.
keyser
Jaqlijn een glaesie bier.
teun
Soo heer, dat 's naer mijn sin...
Wel, heeft 't wat smaeksGa naar voetnoot(4)?...
keyser
Gij siet, ik lap het suyver in.
ambroos
Dit lijkt geen Keyser meer, maer eerder Teunis macker.
| |
[pagina 142]
| |
teun
Com Joren, schenk ons wacker
In 't ronde... Sa, dat gaet op uwGa naar voetnoot(1) gesontheyt, heer...
keyser
ErvattenGa naar voetnoot(2) wij dit, op uw welvaert, nogh een keer...
ambroos
'k Wou, dat dien feyaertGa naar voetnoot(3) waer verkocht in 't lant van Kempen
Ick leed nu geenen dorst terwijl, die lappers slempen.
teun
Wat seghGa naar voetnoot(4) ie van dien wijn?
keyser
Gij hebt een leckreGa naar voetnoot(5) tongh.
teun
Dat is mij meer geseyt, mijn heer: ick was nogh jonghGa naar voetnoot(6)
En lapte met Paskier, compeer van Klaes den kuyper
In welckers kelder ick al menigh stiller sluyper
Gemaekt heb; ook kreegh ick daer kennis van den wijn.
keyser
Gij dunkt mij, meester, van goey borgershuys te sijn.
| |
[pagina 143]
| |
teun
Den hertooghGa naar voetnoot(1) Maxmiliaen isGa naar voetnoot(2) van mijn vader lange
Geschoeyt geweest; ook heb ik somtijds d'eer ontfange'
Van Prins Philippus schoen te passen aen sijn voet.
Maer als dien jongen vorst moest trecken, met'er spoet,
Naer Spagnien, om van daer een spaensche vrou te halen,
Mits niemand van ons huys konGa naar voetnoot(3) spaensche talen,
Men liet ons achter, en men nam een vreemdenGa naar voetnoot(4) aen.
Mijn vaeyer wiert hier door met droefheyt, soo bevaên,
Dat hij 't bestierfGa naar voetnoot(5), en liet, naer hem, vier jonge weesen.
De tollenGa naar voetnoot(6), omGa naar voetnoot(7) die reys, dierGa naar voetnoot(8) tijdt seer hoogh geresen,
Die maekteGa naar voetnoot(9) onsGa naar voetnoot(10) soo aerm, dat ick schoenmakers soon,
Tot lappen wiert gepraemt, en dat voor kleynenGa naar voetnoot(11) loon.
Men wilde mij als dan 't mosket in handen geven;
Maer ick, die altijt had bemint het borger-levenGa naar voetnoot(12)
Was 't eerlijk van gemoet, om hant daer aen te slaen:
Den edlen elsen stont mijn oogh veel schoonder aen.
ambroos
Wat ofGa naar voetnoot(13) dien schoenlap sigh laet voorstaen.
keyser
Eens gedroncken
Eer gij vorderGa naar voetnoot(14) gaet.
maey
Ick rakeGa naar voetnoot(15) wel aen 't roncken
Soo dit noghGa naar voetnoot(16) lange duert.
| |
[pagina 144]
| |
ambroos
En ick verstik van dorst.
joren
Soo, Kosen, kloestertGa naar voetnoot(1) wel ienGa naar voetnoot(2) oude coude borst.
kosen (aen den Keyser)
Ick breng 't ieGa naar voetnoot(3) speciael
ambroos
Wel speciael van 't bakhuys!
Och! moet dien schoonen wijn gaenGa naar voetnoot(4) in dat stinckend bakhuys?...
keyser (aen Kosen)
Sa Kosen, 'k groetGa naar voetnoot(5) u weer
jaqlijn
Mijn heere den balliuw...
ambroos
Heb ik 't niet wel geseyt?
jaqlijn
Mijn moeyer brengtGa naar voetnoot(6) het u.
keyser
Ick brengeGa naar voetnoot(7) 't moeyer weer.
| |
[pagina 145]
| |
teun
Sa, sa, met open monde...
joren
In uw goe gratie, heer.
teun
Men drink nogh eens in t' ronde.
keyser
Met uwen oorlof, baes, 'k versoekeGa naar voetnoot(1) dat JaqlijnGa naar voetnoot(2)
Uw dochter, drincken magh met mij, een glaesie wijn...
Ick breng 't u Jaquelijn.
jaqlijn
Godt segen ieGa naar voetnoot(3) mijn heere.
maey
Gij botte moet gij uGa naar voetnoot(4) soo voor de lieden keere'Ga naar voetnoot(5)?
ambroos
Wat dat de swerteGa naar voetnoot(6) kauwGa naar voetnoot(7) de bonte kraeyGa naar voetnoot(8) verwijt...
joren
'k Blaes u mee op sijnenGa naar voetnoot(10) tijdt.
| |
[pagina 146]
| |
ambroos
Wat drommel sou ik niet een glaesie connen blasen,
Soo wel als desen loenGa naar voetnoot(1)?... mijn ijdle darmenGa naar voetnoot(2) rasen,
Als dol, mijn maghe knort gelijk een volle seugh...
Och sellement! daer sie ick sulk een schooneGa naar voetnoot(3) teugh
Voor Kosen.
(AmbroosGa naar voetnoot(4) licht het glas sonder gesien te worden)
kosen (aen den Keyser)
Speciael,Ga naar voetnoot(5) hebt gij mijn wijn gesopen?
keyser
De glasen staen wijdt open,
Hij magh vervlogen sijn.
joren
SaGa naar voetnoot(7), Kosen, blaest nogh eens.
keyser
Ga iGa naar voetnoot(8) an dan, meester Teun, gij peuselt altijt beens,
Spoelt uwe tanden wat.
teun
't Is wonder, ouwe kaken
Beminnen niet soo seer, dan peuselen en kraken.
| |
[pagina 147]
| |
ambroos
Gelijk de kreupeleGa naar voetnoot(1) geduerigh willen gaen...
Maer ginder lacht mij nogh een helder glaesien aen,
Ick moet het lichten, al souGa naar voetnoot(2) mij den vorst ontdecken.
Ga naar voetnoot(3)(Ambroos licht het glas voor Maey, met een talioor)
maey
Wel vaeyer Teunis, dat sijn ommers loose trecken;
Mishaegt u dat ik drinck? hebt gij nogh niet genoegh?
ambroos
Geen musschesGa naar voetnoot(4) poeper oyt soo als mijn herte sloegh...
teun
Wat seght gij Maey?
maey
Quansuys ick heb den man belogen.
keyser
Den uwen is misschien ook in den wintGa naar voetnoot(5) gevlogen,
Schenkt, Joren, weder vol...
ambroos (van sijn buyt eetende)
Bloet, dat 's eenGa naar voetnoot(7) lecker beet,
En weert dat sulckx de wacht van Keyser Carel eetGa naar voetnoot(8)
| |
[pagina 148]
| |
maey
Sa, Joren, danstGa naar voetnoot(1) een reys met mijne Jaquelijne
Ter eer van onsen gast.
joren
Com: singt de grideleyneGa naar voetnoot(2)
Van Schotlant.
maey
Sa
keyser
Dat is een halve baleGa naar voetnoot(5) weert.
ambroos
Pots tausentGa naar voetnoot(6), Joren danst gelijk een engels peert.
keyser
Sa vrienden elk eensGa naar voetnoot(7) ront het glaesien opgenomen;
Daer mede keer ik weer van waerGa naar voetnoot(8) ik ben gecomen.
joren
Uw leerssen heerschop.
keyser
'k Denk nu op geen leerssen meer.
| |
[pagina 149]
| |
teun
Sa, viva d'oude schoen, en gij daer bij, mijn heer.
(DitGa naar voetnoot(1) veers erhaelt ieder en drinkt er op)
ambroos
De schoeyGa naar voetnoot(2) moet vorenGa naar voetnoot(3) staen, 't is tienwerf meer dan
redenGa naar voetnoot(4),
Maer eer wij heenen gaen, ick kruyp nogh eens beneden.
keyser
Nu vrienden, goeyenGa naar voetnoot(5) nacht; ick dank u van deGa naar voetnoot(6) feest.
(binnen)
maey
Teun, leyd den man danGa naar voetnoot(7) uyt.
teun
Ick can niet staen...
maey
DuGa naar voetnoot(8) beest!
DuGa naar voetnoot(9) swijn!...
ambroos
Geen swijn heeft oyt soo veele wijn gedroncken...
Ick volgh den Keyser nae.
jaqlijn
Hoor Kosen daer eens roncken.
| |
[pagina 150]
| |
maey
Com Joren, helpGa naar voetnoot(1) met ons uw meester naer sijn bed.
joren
Hoe weegt dat oudt geraemt.
(sij sleypen Teun)Ga naar voetnoot(2)
maey
Ick ben wel opgeset
Met desen dronckaert... Soo... nu ga ick mede slapen...
Volgt Jaquelijn, hier valt niet lange meer te gapen.
(binnen)Ga naar voetnoot(3)
joren (alleen bij den droncken Kosen)
Wat vercken lagh oyt soo versopen in het slijk
Gelijk hier Kosen leyt...
(hij stoot hem)Ga naar voetnoot(4)
Op swijn... 't is als een lijk.
Hij heeft nogh reuk nogh smaek, nogh oogen meer, nogh ooren,
Ja geen gevoelen selfGa naar voetnoot(5)... Op Kosen... sit bij Joren,
En vult met wijn, en bier uw darm volGa naar voetnoot(6) tot de keel...
Wat roep ick?... Stom, en doof, en droncke is even veel,
Al loste men 't kannon hij soude nietGa naar voetnoot(7) eens porren....
Hoor sijn versluysde strot, en droncke neuse snorrenGa naar voetnoot(8)...
't Is of den rommelpot, in sijnenGa naar voetnoot(9) keeldarm sat...
Maer 'k moet eens in sijn oor wat gieten, van het nat,
| |
[pagina 151]
| |
Dat hij soo gulsigh heeft in sijnen buyk gegoten.
(Hij giet wijn in sijn oor)
Hij roert min als een steen... 't is alles toegesloten
Of liever, opgevult... Ick gaGa naar voetnoot(1) nu, met gemak
Eens drincken, eerGa naar voetnoot(2) ik kruyp in mijne hange-mak...
Ick breng 't u Kosen... Soo, dat is een brave teuge...
Nogh eens vanGa naar voetnoot(3) 't selve sop om 't herte te verheuge'Ga naar voetnoot(4)
Dat smaekt als koeckies... Frans, gij sijt een braven weert;
Avous...
(hij drinkt)
,Ga naar voetnoot(5) een glas is meer dan een bierpot weirtGa naar voetnoot(6).
(hij singt en danst)Ga naar voetnoot(7)
Dat 's braef... dat 's excellent... 'k moet nogh een glaesieGa naar voetnoot(8) drincken...
Ga naar voetnoot(9)(hij singt...)
Nogh een...
(hijGa naar voetnoot(10) drinkt wederom)
Dat doet mijn keel gelijk een klocke klincken...
(hij wil nogh singen en danssen, en begint te slingeren)Ga naar voetnoot(11)
Hou voeten... stae ieGa naar voetnoot(12), of niet... hoe comt dat gij soo swaeytGa naar voetnoot(13)?....
Ben ick dan Joren niet?... Wat of voor mij soo draeyt?...
De kelder?... 't schijnt dat ja... of isGa naar voetnoot(14) mijn herssebecken?...
(hij voelt)
Neen 't is nogh vast... staGa naar voetnoot(15) stil... of comt gij met mij gecken?..
Staet kelder... waer?... waerom?... 't en is de kelder niet...
Neen... wat dan?... Kosen?... neen... 't is 't glaesie... daer... ey siet,
Het draeyt gelijk een top... ick moet het weer uyt lichte'Ga naar voetnoot(16),
| |
[pagina 152]
| |
Want anders 't soudeGa naar voetnoot(1) mij wel springen in 't gesichte.
(hij drinkt)Ga naar voetnoot(2)
Courage Joren, gij sijt 't haentie van de baen...
Waer is den baes?... Waer is mijn Jaquelijn gegaen?...
Mijn Jaquelijn... die meyt... die soete labertoote...
Och waer se nu bij mij, ick gaf seGa naar voetnoot(3) sulk een toote...
(hij struykeltGa naar voetnoot(4) en valt op Kosen)
Sijt gij dit Jaquelijn?
(hij grijpt Kosen bij de heup)Ga naar voetnoot(5)
't Is sij, ick riek het wel...
(hij tast)Ga naar voetnoot(6)
't Is mijne Jaquelijn...
(hij streelt Kosen met de hant)Ga naar voetnoot(7)
ick voel haer poesel vel...
Fraey, Jaquelijntie, fraey... gij sult met Joren trouwe'Ga naar voetnoot(8)...
Ick, JaquelijnesGa naar voetnoot(9) man... Jaquelijne, Jorens vrouwe...
Met Joren... Joren is... Jaquelijne... morgen... com...
Bruyt... Joren... Jaquelijn... ick... sij... den bruydegom...
|
|