Werken. Deel 1(1928)–Michiel de Swaen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Sluijt reden (Gedaen door Gabriël met de Engel-Reij.) Daer is het Eeuwigh Woort van eene maegt ontfangen! Daer is de Godlijckheijt met vleijs en bloet omvangen De broose menschlijckheijt geworden eenen Godt, Beij onder een persoon bepaelt in 't maegde-slot! Het werck, waermede Godt was besigh voor de tijden, Is in den tijdt volbracht! Hij selver gaet nu lijden; Die eeuwigh was, begint; den vormer is gevormt; Der hem'len oppervorst gelijckt een cleijn gewormt; Den Schepper is geteelt, d'Almogende gedwongen, D'Alwetende verdwaest, d'Oneijndige gedrongen; Een veertien-jaersche maegt haer eijgen stichter draegt, Die met drij vingeren den aerd-boom onderschraegt. Vraegt iemant waerom Godt twee wesens dee vereenen, En met de Godlijckheit versaemen vleijs en beenen? Ick antwoord: om aldus, door een volcomen soen, Voor 's werelts groote schult en sonden te voldoen. Het lijden van een mensch cost niet voldoenigh wesen, Godt was onlijdelijck in sijn natuer en wesen; Dies moesten Godt en mensch te saem vereenigt sijn, Den eersten om den prijs, den tweeden om de pijn. Soo sal Godt self, als mensch, de lijdlijckheit gedoogen; Soo wordt het menschlijck leet van goddelijck vermoogen; Des menschens vuijle ziel, gesuijvert door Godts bloet, Des menschens swaere schult, door Godes straf geboet. [pagina 72] [p. 72] O mensch geworden Godt! O minnaer van de zielen! Sie ons voor uwen troon eerbiedigh nederknielen! Uw miltheijt, uw genae, uw goedertierentheijt } erhaelingh Sij onophoudelijck door g'heel dit al verbreijdt! } erhaelingh gabriël Heft op, heft op Engel-chooren! Laet triomph-gesangen hooren! Raeckt nu snaeren, maeckt geschal! Raeckt nu snaeren, maeckt geschal! } algemeene erhaelingh Segen! Segen! overal.} algemeene erhaelingh gabriël Segen hier en in ons hoven, } erhaelt door drij engelen. Segen onder, segen boven! } erhaelt door drij engelen. gabriël Segen levenden en dôon! } erhaelt door drij andere. Segen in des Hoogstens troon! } erhaelt door drij andere. gabriël 't Eeuwigh Woort is neergesegen: } algemeene erhaelingh. Glorij! Lof! Danckseggingh! Segen! } algemeene erhaelingh. gabriël 's Hoogstens bruijt heeft in haer slot 't Eeuwigh Woort, een waeren Godt, Vastgehecht aen mensche-deelen Om een mensche-Godt te teelen, [pagina 73] [p. 73] Wien des hemels hierarchij Dienstbaer en gehoorsaem sij, Wien de menschen sullen eeren Als den hoogsten Heer der Heeren. Segen! Segen! overal! } erhaelingh. Boven en op 't aerdsche dal. } erhaelingh. gabriël Toon nu vreughde, menschlijck wesen! Hij die eeuwigh was geresen Voor de werelt, voor den tijdt Uijt sijns vaders wesentheijt, Is gecomen hier beneden Sigh vervoegen met uw leden, Om nae dien in sijn persoon U te stellen op Godts troon, Opdat gij daer soudt gebieden Over al de hemel-lieden. Segen! Segen! overal! } erhaelingh. Boven en op 't aerdsche dal. } erhaelingh. gabriël Grooten Godt! Almachten vader! Die soo milt uijt uwen ader Uw' almachten soon sond neer Tot der menschen heijl en leer, Eeuwigh sal men hier en boven Lieven Heer, uw goetheijt loven; Eeuwigh sal den seraphijn Van uw min getuijge sijn; [pagina 74] [p. 74] Eeuwigh sullen cherubijnen Uwe wijsheijt doen uijtschijnen; Troonen in het saligh hof Hoogh verheffen uwen lof; Machten, crachten, heerschappijen Uw almogentheijt belijen; Eeuwigh sal het vorstendom Roemen van uw keijserdom; Eeuwigh Eng'len en Aertseng'len t' Uwer eer hun sangen meng'len: Eeuwigh! Eeuwigh! melden wij Uwe macht en heerschappij. Heft op, heft op, hemelreijen, Wilt sijn segen-prael verbeijen. Eeuwigh lof, triomph, en eer }erhaelingh. Sij den Alderhoogsten Heer! } erhaelingh. TOT EEUWIGE DANCK-SEGGINGH AEN HET MENSCHGEWORDEN WOORT Vorige Volgende