Zorg en de staat
(1989)–Abram de Swaan– Auteursrechtelijk beschermdWelzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd
[pagina 160]
| |
· 6 · Sociale zekerheid als de accumulatie van overdrachtsvermogenIn de afgelopen honderd jaar heeft zich in de democratische kapitalistische landen een nationaal, dwingend en collectief stelsel van bescherming tegen de economische risico's van het stedelijk industrieel bestaan ontwikkeld: ‘Terwijl de totale overheidsuitgaven in de geïndustrialiseerde landen tijdens deze periode in reële bedragen misschien tachtig of negentig maal zo groot zijn geworden, zijn de uitgaven voor sociaal beleid waarschijnlijk geëxplodeerd met een factor van vijftig- tot zestigduizend.’Ga naar eind1 En hoewel deze expansie in de afgelopen tien, vijftien jaar is afgevlakt, en in sommige landen zelfs is omgeslagen, leven vandaag de dag de meeste Westeuropese en Noordamerikaanse arbeiders in het bewustzijn dat zij en hun gezinnen op de een of andere manier gedekt zijn tegen de risico's van inkomstenderving door ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkeloosheid, ouderdom of overlijden.Ga naar eind2 Ze zijn gaan delen in de ‘gemoedsrust van de verzorgingsstaat’.Ga naar eind3 Voor hen is de verzorgingsstaat vooral een gemoedstoestand: ze zijn gewend geraakt aan de aanzienlijke bedragen die op hun loon worden ingehouden in ruil voor een gegarandeerd inkomen in tijden van tegenspoed. In dit opzicht zijn de loonafhankelijken die nu de overgrote meerderheid van de beroepsbevolking vormen, meer gaan lijken op de bezittende klassen: het offer van vandaag brengt zekerheid voor morgen. Maar er zijn verschillen: de bourgeoisie legt zichzelf het sparen op, loontrekkers worden er door de staat toe gedwongen; en: over particuliere besparingen kan de eigenaar vrij beschikken, maar de door de staat opgelegde premieheffingen geven slechts recht op specifieke aanspraken die niet aan iemand anders kunnen worden overgedragen. Loontrekkers hebben geen zeggenschap over de besteding van wat door hun bijdragen geaccumuleerd is. Hun eigendom staat onder voogdij, wordt voor hen bewaard tot het ‘echt’ nodig is. Als de contribuanten al iets ‘bezitten’, dan is het een aanspraak op toekomstige inkomensoverdrachten onder welomschreven omstandigheden van tegenslag of tekort.Ga naar eind4 Deze aanspraken hebben geen marktwaarde,Ga naar eind5 ze zijn niet overdraagbaar, maar hun waarde kan worden bepaald door de kansen te berekenen en de verwachte overdrachten te kapitaliseren: het eindbedrag vormt de ‘nettowaarde’ van de aanspraken van een contribuant, zijn of haar ‘overdrachtseigendom’.Ga naar eind6 Het totaal van al deze aanspraken op openbare instellingen kan het ‘overdrachtsvermogen’ van de bevolking genoemd worden. Voor de instellingen die gehouden zijn om deze overdrachten ooit uit te betalen vertegenwoordigt het overdrachtsvermogen een debetpost die veel wegheeft van de overheidsschuld en op | |
[pagina 161]
| |
vrijwel dezelfde wijze gedekt is.Ga naar eind7 Voor de houders van deze aanspraken vormt hun overdrachtseigendom in één belangrijk opzicht het functionele equivalent van privé-bezit - als bescherming tegen toekomstige tegenslag en tekort: overdrachtseigendom en privé-bezit hebben deze voorzorgsfunctie gemeen. Loontrekkers beseffen dit terdege. Ook als ze niet meer weten dan een paar afkortingen van wetten en instanties, zijn ze zich er scherp van bewust dat zij en hun gezin gedekt zijn tegen de belangrijkste financiële risico's van het arbeidsleven; ze hebben veelal een redelijk beeld van het niveau van de voorzieningen, een vaag idee van de premies die op hun loon worden ingehouden, en een flauw vermoeden van de voorwaarden voor uitbetaling. En deze subjectieve kennis strookt in significant opzicht beter met de structurele gegevenheden die in die landen gelden dan de accentuering van de onderlinge verschillen tussen nationale stelsels waartoe de specialisten meer geneigd zijn.Ga naar eind8 In een ontwikkelingsperspectief op lange termijn zijn gelijktijdigheid en parallellisme de meest opvallende kenmerken van de accumulatie van overdrachtsvermogen. Henri Hatzfeld concludeert: ‘Uiteindelijk grepen de centrale machten in... de verschillen konden de fundamentele overeenkomsten niet verhullen.’Ga naar eind9 Wat op de allereerste plaats begrepen en verklaard moet worden, is de opkomst van dwingende en nationale, collectieve verzekeringsstelsels tegen de belangrijkste tegenslagen waarmee loontrekkers geconfronteerd worden.Ga naar eind10 Zulke arrangementen werden in alle besproken landen ergens tussen 1883 en 1932 opgezet - een periode van nog geen vijftig jaar. Maar die overeenkomst hoeft nog niet te betekenen dat de gelijke gevolgen berustten op gelijke oorzaken, of dat de verschillen onbelangrijk zijn. Sociale-zekerheidsarrangementen zijn collectieve remedies tegen tegenslag en tekort. Ze voorzien in vergoedingen in welomschreven gevallen van inkomstenderving. Het nationale, collectieve en dwingende karakter onderscheidt deze moderne instituties van eerdere arrangementen. Ze zijn alleen tot ontwikkeling gekomen in samenlevingen met een hoogst effectieve centrale staat, en in samenhang met een groeiend bewustzijn van nationale identiteit. En, als arrangementen ter compensering van inkomstenderving moesten ze de tegenslagen remediëren van loonarbeiders die geen bezit hadden waar ze in tijd van tegenspoed op terug konden vallen. Deze arrangementen konden dus slechts in samenlevingen ontstaan waar vast werk tegen een geldloon de normale vorm van arbeid geworden was. |
|