Zorg en de staat
(1989)–Abram de Swaan– Auteursrechtelijk beschermdWelzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd
5 Lagere en middenklasse, lagere en middelbare scholenDrie belangrijke bewegingen markeren de ontwikkeling van het lager volksonderwijs: de verbreiding van een standaardtaal voor mondelinge en schriftelijke communicatie; de inkapseling van de godsdienststrijd door de oprichting van afzonderlijke scholen voor verschillende gezindten of door het losmaken van het godsdienstonderwijs uit het standaardleerplan; en, in de derde plaats, de differentiatie van het onderwijsstelsel in een lagere en een middelbare fase, en, meer recentelijk, in nog een derde universitair niveau. | |
[pagina 95]
| |
Ook toen het lager onderwijs nog niet toegankelijk was voor de grote meerderheid van boeren- en arbeiderskinderen, kregen de zonen van de regionale en metropolitaanse elites onderwijs: thuis, en bovendien meer en meer op gymnasia, Realschule, lycées en collèges, académies, Latijnse scholen, public schools, enzovoort. In de loop van de negentiende eeuw werden de lagere scholen vaak opgericht als een uitvoerige voorbereiding op deze elitescholen. Kinderen uit de hogere sociale klassen gingen niet naar de volksscholen, en kinderen van arbeiders of boeren die het lager onderwijs hadden doorlopen, werden zelden tot deze middelbare scholen toegelaten. In plaats daarvan kregen zij na hun leertijd op de volksschool enkele jaren voortgezet onderwijs, meestal op technische of beroepsscholen. Voor het gewone volk sloot de ‘lagere’ fase dus nooit aan op het ‘middelbare’ niveau voor de elite,Ga naar eind84 integendeel: naarmate het volksonderwijs van de grond kwam, onderscheidde het curriculum voor de elite zich in steeds hogere mate van het leerplan voor volkskinderen. Het Latijn werd opnieuw ingevoerd als de taal van het middelbaar onderwijs,Ga naar eind85 en nadat men deze klassieke lingua franca weer had laten varen, dienden andere ‘codes’ om de sociale afstand te bewaren tussen kinderen uit de arbeidersklasse en de middenklasse, zoals ze inmiddels waren gaan heten. Het was de ‘metropolitanen’ inderdaad gelukt om een nationaal communicatienetwerk te realiseren dat alle burgers rechtstreekse toegang bood tot de geschreven standaardtaal, zoals die toen aan vrijwel alle kinderen onderwezen werd. Maar daarmee raakten de regionale elites hun mediatievoordelen kwijt; zij probeerden dan ook samen met de metropolitaanse bourgeoisie hun sociale voorrechten veilig te stellen door de toegang tot nieuwe posities die inkomen en aanzien boden te beperken, vooral in de vrije beroepen en de ambtenarij. Omdat deze nieuwe posities krachtens de wet openstonden voor iedere gekwalificeerde kandidaat, ongeacht rang of stand, moesten dus de kwalificaties gemonopoliseerd worden: dat was de nieuwe functie van het middelbare-schoolstelsel. De renaissance van het Latijn is wel verklaard uit de wens om de toegang tot deze toenemende stijgingskansen af te schermen, in de advocatuur, het medische beroep en de overheidsdienst.Ga naar eind86 Anders dan in de middeleeuwen, bood de herboren elitetaal geen mogelijkheden tot communicatie tussen mensen die anders niet met elkaar hadden kunnen spreken; iedereen kon nu de standaardtaal spreken, lezen en schrijven, en het Latijn bood de gebruikers dus geen mediatievoordelen. Maar als exclusieve taal was het Latijn zeer geschikt om de grote meerderheid van de bevolking uit te sluiten. Waar alles dat de literati te zeggen hadden in de standaardtaal kon worden uitgedrukt, en veel nieuwe concepten zich maar moeilijk in het Latijn lieten verwoorden, diende die taal dus vooral het doel van onderscheiding en uitsluiting. Uiteindelijk verloor het Latijn zijn sleutelpositie als de exclusieve taal van de professionele en bureaucratische elites, al bleef het toch tot ver in de twintigste eeuw in gebruik. Technologische en economische expertise, met een even ondoordringbaar en exclusief jargon, boden nu ook toegang tot eliteloopbanen; in | |
[pagina 96]
| |
het onderwijs in de humaniora verdween het Latijn en werd alleen nog als vreemde taal onderwezen. Een andere code, minder duidelijk omschreven en minder opvallend, kwam ervoor in de plaats en bleek minstens zo effectief in de uitsluiting van de nietingewijden. In een samenleving met algemeen kiesrecht werden de verschillen tussen de klassen subtieler en meer diffuus, zonder dat ze als onderscheidende kenmerken aan scherpte verloren. Basil Bernstein heeft beschreven hoe een ‘verborgen curriculum’ op verhulde wijze communicatieve vaardigheden kan overdragen die bij uitstek geschikt zijn voor de communicatie tussen de verschillende elites in de samenleving: deze ‘uitgewerkte code’ dient als communicatiemiddel voor een reeks van onderwerpen binnen een breed scala van sociale betrekkingen: ‘Een uitgewerkte code is universalistisch wat zijn betekenis betreft in de zin dat hij algemene sociale middelen en doelen samenvat. Een beperkte code is particularistisch wat zijn betekenis betreft in de zin dat hij lokale middelen en doelen samenvat.’Ga naar eind87 De notie van een lingua franca die exclusieve communicatie tussen elites in verschillende, disjuncte netwerken mogelijk maakt, heeft inmiddels een aantal stadia doorlopen. Het idee was heel letterlijk van toepassing op de bloemfiguratie van onderling onverstaanbare regionale talen, doorsneden door een lingua franca die in elke regio door de tweetalige elites gesproken werd. Vervolgens werd de positie van de lingua franca overgenomen door het alfabetisme, dat in elk netwerk van mondelinge communicatie de verbinding vormde tussen de alfabete mensen die bij gebrek aan vervoer betrekkelijk geïsoleerd leefden. De term lingua franca werd figuurlijk gebruikt toen het begrip werd toegepast op de algemene christelijke paideia, die het leden van alle gezindten mogelijk maakte te communiceren zonder op het godsdienstige vlak aanstoot te geven. En hetzelfde concept van een centrale communicatiecode kan ten slotte worden gebruikt voor de ‘uitgewerkte code’ die Bernstein aan het curriculum van de middenklasse toeschrijft. Zonder enige twijfel sluit ook deze ‘uitgewerkte’ code opnieuw hen uit die slechts de ‘beperkte codes’ gebruiken, en die daardoor veel minder zijn toegerust om met vreemdelingen om te gaan of zaken af te handelen op een abstract en universeel niveau, iets waartoe nu juist de ‘uitgewerkte code’ bij uitstek geëigend is. Een van de functies van de ‘uitgewerkte code’ is het beheer van mensen in een organisatorisch verband. Anders dan het Latijn maakt de ‘uitgewerkte code’ het inderdaad mogelijk om met groepen mensen te communiceren die in een afzonderlijke beperkte code niet toegankelijk zijn; die beperkte codes zijn bovendien onderling in hoge mate geïsoleerd. In deze zin functioneert de uitgewerkte code, hoe diffuus ook, als een communicatiecode voor de centrale verzameling, en biedt die onderling verbonden elites de voordelen van mediatie tussen de respectieve clientèles onder hun beheer. |
|