| |
| |
| |
Ao. 1727. No. 26
De vervrolykende Momus, of koddige berisper.
Maandag, den 9. Juny.
DE Philosophen, die hun werk maaken, om de natuur te onderzoeken zyn van gedagten, dat dit geheele rond door één en den zelven geest word bewoogen. De bezonderheden, die contrariëtyten schynen te verwekken, zeggenze, zyn éénzelvig met de ingeprente ziel, die door veel uitweijingen wederkeert in haar onbepaalde ruimte. De veelvuldige stuitingen, die de algemeene lugt gelyken te wederstaan, zyn meêr noodzakelyke oppositien, dan toevallige wederkaatzingen. Het vuur der beweeging word kragtiger, als het door een natte sloot, dan door een drooge moet roeijen, en de proef van het water is lekkerder, als het al te kil, van wegens haare stilstaande aart, een zekere zoeligheid ontfangt, door de strydende nabyheid der werkende warmte. De aarde is aan die getempertheid haar wezen verschuldigt, en was ik niet te dartel van geest, ik zou u dien vervrolykenden klomp thans zo bedroeft afschilderen, dat ieder zou moeten bekennen, dat de logste Lezers 'er al zo min van zouden kunnen verstaan, als van de Swaanenburgze Heldenzangen. Om die reden wenden wy ons stuur van den lager wal na een behoorelyke hoogte; want de middelmaat is het best, zeggen de vrouwen. Pas is het centrum getroffen, of het arbeidzaame stip rust in de verkreege genieting, schoon de omstandigheden draaijen. Met een woord, als de veelvuldigheden van het enkel, en het bezonder zyn getoogen tot het universeel, en dat ieder zyn gelukzaligheid agterhaald, door in eer zelven vyver te vissen, zo is 'er tusschen een Adeptus, en den steen der wyzen geen meêr verschil als tusschen Brita's slot, en
| |
| |
Hansjes sleutel. Het een sluit het ander op; want moeder blyft lydelyk, en vader verkzaam, en dienvolgende regent het uit dien schoot zo veel misteriën, dat de goudmakery voor een bedrieger net zo veel is, als een weikwast voor een non.
Byaldien alle de toehoorders Wysgeeren waren, zo hoefde ik als een andere Pythagoras aan myne stilzwygende Studenten niet te zeggen, dat deze inlyding heeft gestrekt, om de noodzakelykheid aan te toonen voor den zoeker van den lapis van de algemeene neiging der dingen te agterhaalen. Door zig te egaliseeren met de ziel van 't voorwerp word een maagd een blyde Moeder. De ontfankenis van een goudbeurs groeit eêr uit een koopmans streek, dan uit de kroes der klinkdigten. Hoe nader een kaale Wysäart accordeert met de gekken van zyn tyd, hoe hy verder stapt van de armoede. Kon de waarheid haar buuren zo wel met een logen diverteeren, gelyk 't zyn Roomze onfeilbaarheid weet te doen, zy kreeg een vygeblaadje voor haar schamelheid. Beleefden wy nog de gulde eeuw van Saturnus, waarin de mannen en de wyven gemeen waren, wy zouden niet hoeven te graaven na schatten, maar zint de oude moode van niets te begeeren is verwisselt in gierigheid, zo kan niemant een duit winnen, als die, door den algemeenen geest van schraapen en raapen bewogen zynde, zyn ziel verzaakt, om zyn naasten te bedotten. Wy hebben daar in een korte tyd al een braave weg afgeleid tot de regte Chimie. Van de verscheidentheid der processen zullen wy straks spreeken; het zy provisioneel genoeg voor een begin, dat wy getoond hebben, dat de agterhaaling, en de bezitting van een regte gierige Synpathie de vryërlyke wortel is, waar op de maagdelyke holligheden der meeste menschen bikken. Hoe grooter de honger is van Plutus, hoe Proserpien al wyder gaapt, want de man leid in de meid, volgens de ondervinding van Brita; dat is te zeggen: het begeerende deel scheelt doorgaants geen span in den omtrek van het geevende, als de egaale volmaaktheid de overhand heeft gekreegen. Al waar zulks geen stant heeft, worden Keulen en Aken op geen eenen dag gemetselt: want de juiste overeenkomst der dingen is het Balnaeum, waar in het poeder word gerypt, dat in staat is, om alle stoffen, waar op een Makelaar valt, in loutere winst te doen verwisselen. Exempli gratia:
| |
| |
Als iemand een yzere schoenpin douwt in een vingerhoed vol met maagdelyke tinctuur, of gerypte vrouwelyke koolwarmoes, zo is het zeker, dat een Doctor uit dien arrebeid meêr profyt zal haalen, dan uit drie jaaren agter een pantoffelfs te verzoolen. Wanneer een Procureur, of zyn Professor magnificus, ik meen de Heer Advocaat, kans ziet, trots een courtisaane om een krom ding regt te maaken, zo zal hy daar immers zo veel solarisse duiten van trekken, als die Solliciteur, die een regtvaardige zaak zo averegts buigt, dat de bedrieger boven de bedrogene zegenpraald. De algemeene natuur van winst, eer, en gemak te agterhaalen, stelt meesten tyd een Paap in de possessie van den altaar. Want hoe een Jesuiet zyn proces kragtiger bevordert door te leven na de inspiratie van den Lojolazen drift, die gebooren is om weduwen en wezen te verslinden, hoe hy meêr de meinen der waereldlingen berooft van die goederen, die voor alle dingen niet behooren tot een order, die professie betuigt te maaken van gewillige armoede; slegts een uithangbord, om als Princen te leven. Ik zal van de goudmakery der Soldaaten niet spreeken, die onder het coevart van een geweid vaandel, of een deel kruiszen in den standert te draagen, de munt van burgers en boeren zo onzigtbaar maaken, als of ze geloofde dat de ontbloting der aardze rykdommen de deur was voor de beroofden, om ten hemel te steigen. Toen de Spanjaarden de West-Indiën vonden, toen waaren moord, en stroperyën, de weg tot den Philosophisen steen: nu is het uitventen van rozenkranszen aldaar van het zelve nut. 't Geen een Koningsmoord meêr dan eens heeft gecauseert, bakt nu de voortteeling der gewaande Princen. Een nieuwe star doet de beurs der wiskunstenaars zwellen. Want verscheint 'er een ongewoon teken, daar klimmen aanstonds duizende weetnieten op de baan, die, benodigt om een gisser, Colegium willen houden over een zaak, die de Astrologus even zo by den tast wikt, gelyk een malle Bruidegom de maagdom van zyn gebruineerde zoetert. De generatie der heiligen leid al meê geen windeijeren. De Paus, die het eerste Venusbeeld heeft herschaapen tot een mater dolorosa heeft geen klein prentje in den Almanak der goudscheppende Philosophen verdiend. Ik zwyg nu van de Nonnen, die de maagdenmelk zo abondant hebben gestort, dat 'er duizent Barnardinen nog dagelyks bakken vol var slurpen, die zo
| |
| |
groot zyn, dat een Bremerbiervlieg die niet zou durven uitpooijen, al waaren zy prop vol droogscheerders nectar hunner verlangens.
Van deze wegen, reeds te kenbaar by Jan, en alle man, zullen wy afstappen, om verborgener loopgraaven te ontdekken, tot het luilekkerland der Sophisten. Stelt u eens een Susje voor, dat onder een devoot opslag vaak de oeffening frequenteert van een vleesselyken broeder, om het vlugge zout der natuur te fixeren in haar tasje; tot dat universeel, waar voor Heer-Oom zyn getyën leest, en zeg my dan, of de Lapis Phlosophorum niet tot den dienst der fynen, immers zo veel behoort, als tot het gebruik der grooven. Hoe meenig is een uitventer van logens, die op zyn manne waarheid zweert, geen lorrendraaijer te zyn van onzekerheden, en daar voor mistice, en piëtistice smult, als een tempelier, die het goudeamus van pater plakt, op het miserere van mater. ô! Misteriën van den heiligen Roozenkrans wat benje vol van kneepen! Een party Boekverkopers, die uit het zweet, en het bloed der Autheuren gulde bergen baaren, zyn niet doortrapter in schelmstukken, als die snaaken zyn, die hunne erweten, en boonen te barsten lezen, om het jonkvrouwelyke zuivel der vertroostinge te peuselen. Ik ken 'er een in Amsterdam, die met uw dienaar Mynheer te spelen, op zodanigen wys een opregt Schryver heeft bedroogen, dat de verongelykte op het oogenblik, doe hy eerst merkte met een Smous te doen te hebben, geen tyd had van te bedenken, dat een Utregtsman, die langs een dronke tregter, uit een oude kleerton was opgebaggert, niet wel een minder schurk kon zyn, dan de dievenfamilie, waar uit hy was gesprooten. Hoe erg zo een rekel is, om door devote boeken de beurzen der opregten te snyden, nog zyn die heiligen slimmer, die onder het absolutie prevelen van den geest het vlees der toehoordereszen meêr belasten, als het die gecornutiseerden lief is, die den steen der wyzen verliezende, moeten zien dat hem de Biegtvader langs dat hairig proces vind, dat zy, als gehuuwde narren duizendmaal vervloeken.
Wy zullen van de goudteelkunde der jonge Deêrns, en der Dienstmeiden thans niet gewaagen, veel minder zeggen hoe de minnen, en de bakers de kantooren zo wel verkragten van de getrouwde mannen, als de andere de spaarspotten van de jonge los- | |
| |
bollen, en de half beschonkene weduwenaaren, dewyl 'er niemant kan zyn, die de middelen bewust is van een deel flukze kalisen, om van ryke bedaarde matroonen geld te aazen, of hy weet, dat de naaste weg tot rykdommen daar eêr is te vinden, dan door de weg van een kuis leeven. Wysheid, waarheid, en deugd waren eerst het bypaadje tot de gelukzaligheden der eeuwen, nu zyn die dingen goed om in de tyd voor een bedelaar, bandiet, of een geschavotteerde langs het waereldstooneel te wandelen. Door van zyn tong een pantje te maaken, met hem in de lombard te plakken van een deel visevaazen der schynheilige bedriegers, die uit hun geraffineerde klok gaarn een stouten klepel zien hangen, is vry wat meêr te kreigen, dan door zyn zelve te kanten tegens de gruwelen dier fynen, die het wolfje in een schaapen pels dossen. Als een bekwaam redenaar maar de een, of de andere party wil annemen, door zyn eigen gedagten, om die van een ander te verzaaken, zo heeft hy den magischen sleutel gevonden, waar meê de arme Sociniaanse broeders binnen Rensburg, op den Pinksterdag de kisten der reiken vaak zo aardig opsluiten, dat de regte erfgenaamen niets vinden, als zy door een onverwagt testament bedroogen, de verdoemde goudvinken zien te broeijen zitten op de schoorsteenen dier huizen &c. die zy nooit gebouwd, maar wel gestoolen hebben, om dat ze onder de schyn van lange gebeeden hebben weeten te kapen, 't geen opregten door waarheid te uiten hebben verlooren. ô Die bruiloftsklederen zonder opslaagen, of plooijen, die weeten wat! Is 'er een el laaken minder aan een pak kleeren by die quasi verstorvene vrienden, als by anderen, die na de mode leeven, hunne zakken zyn weêr zo veel te grooter, en hunne listen te dieper. In Menno's broek schuilt het breekyzer van Pluto, die zo wel een g.. is van de rykdommen, als van de hel. Een ligtmis mag na de Oost- of West-Indiën vaaren om schatten te verkreigen, zy die met een zuinige tronie de Koorenbeurs beschouwen als een vryë markt, waar op bancroutiers, en dieven mogen wandelen, weeten een korter middel tot de overvloed. Door een valze periode in de courant te plakken, of door een deel Makelaars te spannen voor den bolderwaagen van listen, en bedrog, word meêr in één uur geschaggert, dan door vyftig jaaren, als een boer den akker te beploegen.
| |
| |
't Is waar onder die grovianuzen vind men meê Adepti, die door koopen, en verkoopen, als gebrandmerkten, met het teken van het beest, ook weeten, door duizend falsiteiten hunnen Adamitisen winkel uit te breiden, dog als wy van de goudmakery der grootste Mercurialisten gewaagen, willen wy niet eens reppen van de schaduwen dier lighaamen, waar onder de beunhaazen zwoegen, om voor een baggatel per cent hunne Meesters te zien uitdyën, als zuurdeeg onder het paasbrood der alverslindende Smouszen. Een booter, kaas, turf, hooi, of warmoesboer is slegts een substituut van den al na zig sleependen nikker, schoon hy deel aan de voorengemelde algemeene geest hebbende, een participant is van den waaragtigen kei: zy die grooter progreszen doen, als Vicarisen, en Prelaten van Lucifer, door hunne minderen te ringelooren met premiën, wind-actiën, inventiën, en onnazinnelyke uitvindingen, zyn de possesseurs der regte philosophise goudmeinen. Terwyl een arme duivel van een Chimist zyn laatste duit door de schoorsteen jaagt, om een goude ducaat te doen verlieven, op zyn gedevaliseerden staat, zo begraaft de andere, als een raaven al wat hy vind in zyn yzere kist, om 'er de Wisselbank meê te provianderen. Onnoemelyke bewyzen zou ik kunnen bybrengen, om de Lapis Philosophorum van veelen ontkent, te doen gelden, was ik niet te algemeen van geest, om bezonderheden te vertellen. Tot onder de bedelaars in 't kluis schuilen de Adepti; want die exerceeren duizend gemaakte kunsten, om zo wel by avond op het Franze Pad te Smarotzen, als de dieven, die uit steelen draaven om een vrolyke nagt in de bouten van een nimph uit de duivelshoek te genieten. Op een na zyn de ongelukkigste der goudmakers de hedendaagze Poeëten, want zint de Digtkunde van credet, en debet heeft beginnen overal meêr te gelden, dan de werken van Homeer, Flaccus, en Maro, zint die tyd wierden de Reimers slegts voor Uilenspiegels gerekent, die tot opbouw der Huwelyks secreeten geëmplojeert, pas waardig geschat zyn, om een riem papier te bederven tot het gebruik der commenyregeerders, die de vaerzen vaak met een vierendeel boter wel eens zo vet smeeren, als de bul zelver is, die ze heeft toegesteld. Die bedroefde magere zielen hoeven voor geen Franze muggen te weiken, die uit een stuk brood met een knoflook zo veel tinctuur trekken, als of ze
| |
| |
gebooren dansmeesters, en musicanten slegts toegestelt waaren, om zingende, en springende te sterven.
Hoe min een vryër der Zanggodinnen, ook geniet van zyn dollemans proces, nog verkrygt hy meer, als een opregte Wysgeer, die om een heele waereld te winnen geen ziel durft hazardeeren. Zo een swerver ryst met leege handen langs den Aardkloot, en schoon zyn ranssel is geswollen van spys, als een windelooze blaas van ronte, nog wil hy liever sterven op de misthoop der verägte Philosophie, dan dat hy door een goudmakery, die strydig tegens de liefde van zyn even mensch, als een Caesar zou heerschen. Heeft een Digter voor zyn zuuren arrebyt niets als een geduurige honger, hy die de wysheid mind, uit liefde der waarheid weet niet eens wat spys is, als hy niet verzadigt door wezendlyke beschouwingen, de arremoede keurt booven de rykdom. De ontblooting van 't zinnelyke wyst hem de weg tot het ongeziene. Daar vind zyn gemoet de wortel der geesten. De algemeene, en enkelde ziel, die onverdeeld is in natuur, en leven geeft hem wel een toegang tot de verborgentheid van den waaren steen der wyzen, dog dewyl zyn gelukzaligheid bestaat bezeten te worden van zyn oorzaak, zo begeert hy geen andere goudmein, als die hem verwezent als een druppel in den Oceaan. En pas heeft hy dit eerlangt, door te klimmen booven alle begeerte, of hy ziet al de strydigheden der voorwerpen aan, als die middelen, die strekken moeten om de duurentheid zyner verstervingen te bewaaren voor alle roest van eigen leeven. Wat zou ik met de rykdom doen? spreekt zoo een Adeptus der gulde arremoede, dewyl my niets ontbreekt, als dat ik nog te veel eigendom bezit. ô Goud! slegts een schaduw van de verborgene heerlykheid ik wil, ik begeer u niet. Laat Pluto, en Mercuur vry dobbelen om de hel, en haar revenuën, wy geeven de heele waereld verlooren, als wy slegts moogen behouden de rykdom van arm te zyn.
Dit is een ontblooting, die de naaktheid der Poëten overtreft. En om dat ze zo volkomen puur, eenvoudig, en niets waardig is, daarom openbaartse aan de ontblootsten aller stoffen dien kust van Ophir, die door een lydelyke eenswillendheid met den werkbaas van dit geheel al bezwangert is met een vermogen, om door een navolgende trekking al dat geene te baaren, dat de verborgene
| |
| |
opperwysheid begeert dat zal dienen, tot soulaas van dien Adeptus, die alles geniet, door niets te bezitten.
Was deze waare Chimie niet te apocryf, ik zou 'er den lezer wel een zweemsel van figureeren, om hem te bewyzen, dat in de algemeene lugt der natuur nog een lugt schuilt, die alle begrippen surpasseert. In plaats van de voorwerpen te onderzoeken, en te kennen, onderzogt en gekent te zyn is de naaste weg tot den steen der wyzen. Door dit pad avanceert de Philosooph, tot de spreuk: nosce te ipsum, want niemant weet zyn begin, als hy die hem gestelt heeft. Zig over te geven in de hand van den werkbaas is te worden, 't geen die wil, wat men zal zyn. Nu begeert die niets, als onze volmaaktheid, en die verkrygt men door lydelyk te blyven; lydelyk geworden zynde, zo kan de werker niet anders teelen, als volgens zyn aart, en die is quintessentiëel, en dienvolgende universeel, waar door alle voorwerpen gebogen kunnen worden, na de aandoenende parssing, die 'er het ide des scheppers in stort. Pas vat de stoffelyke natuur het beeld der vaderlyke verlangens in haar moederlyke holte, door een vlietende inkeer, of geestelyke mededeeling, of de bezwangering door liefde gerypt, baard op den gestelden tyd, de verwagting van de oorzaak, en de goudmaaker zit als tweede Midas tot zyn ooren in 't goud.
Maar zagt, Momus, bedenk voor wie of gy schryft: het volk van uw Vaderland is te wys, om by de wysheid school te gaan. Dat heeft de kei gevonden uit de zótheid, en daarom is die Lapis Philosophorum, die daar mede overeenstemt, geen duit waart. De praesentibus gaudet ecclesia, verstonje dat, kaerel, je waard een andere baas. Ten minsten je deed, als uw buuren, en je gaaft den waarheid den bof, door te roepen: libera nos a veritate! dat is te zeggen: help ons aan geld!
NB. De Courant leit aan de beurt.
Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden.
|
|