| |
| |
| |
Ao. 1727. No. 19
De vervrolykende Momus, of koddige berisper.
Maandag, den 21. April.
Zyn Roomze onfeilbaarheid, aan zyne onfeilbaarheid wantrouwende, schynd een onherstelbaar feil tegens de grondwetten van Sinte Pieters Jurisdictie, te zullen begaan, nu hy van gedagten word, om zyn eigen keus ter onderzoek te stellen aan een party zogenaamde Geestelyken, die, of om voordeel zullen heulen met zyne verlangens, of die wederspreeken om dezelve reden. De Heer Bicchi, in petto tot Kardinaal verheeven, ontmoet zo veel tegenkantingen van het Sacro Colegio, dat zyn Heiligheid begeerig word, om die keus te stremmen, zo het kan geschieden, zonder kreuk van zyn gewissen. Hy die eerst, door dwang eens Konings zo ver is gebragt, dat hy eene bediening van die natuur heeft willen geeven, aan den geene, die ze volgens zyne conscientie niet verdiende, om dat hy gezondigd heeft, na de Prelaaten zeggen tegens de absolute souvereiniteit van een opgeworpe Myterdom, is nu bevreest, om dat gemoed te bezwadderen, door een baggatel van een splinter, dat even te vooren bezoedelt wierd, door een balk van eindeloze gebreeken. Zo de zeventig Discipulen van den Paus altemaal met zo veele moeiten worden gekruit na het Vaticaan, zo dunkt my, dat Simon de Tovenaar geen klyntje, by 't opveilen der bedieningen, aan 't meinen is. Die schurk word nooit schaap, veel minder uit gebrek van assistenten, en medecomplicen geplaatst in het Rasphuis der Inquisitie, want al waar hy na een kerkelyke bediening bied, heeft hy niet alleen een deel suffisante borgen van een party kuipersgezellen te baat, maar onder voorgeving van een G..delyk beroep kraait hy als een haan dermaaten op zyn
| |
| |
nest den booven toon, dat kapoenen, hennen, en kuikens verbaast staan over de ondoorgrondbre assurantie, die onafscheidbaar vast is aan alle die geene, die op een traditieuse trant verkooren, hunne heele bediening bewyzen uit een meerderheid van stemmen, zonder op te letten, dat de Waare Gezanten van den Opper Prins tot die waardigheid konnen, en moeten gebragt zyn, door een zekere innerlyke bekwaamheid, die het kruisje, nog de wykwast van een Bisschop niet magtig zyn te schenken. Het is niet onbillyk, Catholyke Heeren, dat 'er een zekere order, en goede schikkelykheid blyft in de huishouding uwes tempels, maar 't is jammer, dat de meeste directeuren meêr letten op haar eigen belang, dan op het welzyn der kudde. Yder heeft een vriend, of een vriends vriend, en om die reden vangen de Neven van den Zaligmaaker doorgaants bot. Al was je Sint Pieter zelf, je waart apocryf, zo je niet, volgens de Canon der Concilien, alle geestelyke inspraaken, accordeerende met de zin des Bybels, verwierp, by aldien ze strydig scheenen met de grondvesten van die Vaderen, die door hunne van de Overigheid geschonken magt, alle die geene voor ketters verklaaren, die juist niet overeenstemmen, met die stellingen, die zy, of begrypen, of om reden van staat doordringen te moeten begreepen worden. Wy zien van tyd tot tyd, dat 'er nieuwe dingen op het tapyt komen, ja dat de beste zeer veel aanstoot leiden, eêr ze den hoek te boven zeilen, en nog mag niemant twyfelen aan het oude, voor, en aleêr zy, die op de oudheid snoeven, hunne oude letterschoenen verwerpen, om andere te verkreigen. Waaren de eerste meeningen der vroegere Vergaderingen goed geweest, de laatere hadden ze niet afgekeurt, en waaren de latere nut, die thans opkomen zouden ze niet verwerpen. Zo lange de volmaaktheid der kennisse niet gevonden is, zo lange hoorde yder vryheid, te hebben, om 'er na te staan. Maar neen, zeid de Paus, zalig zyn ze, die botzyn, zy zullen ezels voor ......... Jansenius gelykt ons niet, want hy wil van beesten menschen maaken, zonder te letten op den waaren zin der Munniken, die het contrarie verrigt. Was de minste der R: kerk een Leeraar, wel dan verviel de Choorkap. Was yder, gelyk het hoorden te zyn, een Nazarener, zo zouden de afgezonderden penningen tot den heiligen dienst, zo waerelds worden, datze, in steê van Pontificaal, geheel Catholyk zouden willen zyn. 't Zou
| |
| |
zyn, wat doet Judas in 't klooster met de zilverlingen der Pharizeën? Wil hy 'er zyn Heer, en Meester weêr meê verraden? Holla! dat mag niet zyn, wy moeten, als de Apostelen, langs de waereld wandelen, en doen de armen eens proeven, hoe de reike Paters de vasten vieren. Bloed! zat agter die harderlyke bediening geen smeer, Mater zou niet heulen met het opgeworpen Hoofd. Waaren op de kardinaals mutzen doornen gezaaid, of waaren de pyën, en kappen der Munniken met wezentlyke kruissen gestikt, voor geschilderde wisje-wasjes, ik verzekerje, daar zouden weinig treeden gedaan worden, om zo een Officie te erlangen. 't Zou zyn, men kan in de waereld zo wel G.. dienen, als in de Cellen, en daar meê waaren de Chooren te huur, en wie zou ze dan bewoonen? als die bezeeten, door de ontbloting van alle voordeel, door een heilig leven zoude betoonen, dat zy, die thans lollen uit eigenbaat, het eenige ruïen zyn dier waare Reformatie, waar van Luther, en Calvien dien grond geleid hebben, waar op ze verder hoorde gebouwd te worden, om het toppunt der waarheid, en deugden te bereiken. Zo het ons geöorloft was een Spieringje uit te gooijen, om een Kabelauw te vangen, wy zouden vraagen, of van den Paus af, tot den Frater, Cellebroêr, en Hondeslager toe, alles niet is geördineerd, om de heele Gemeinte te veizelen tot de hoogte der volmaaktheid? Zo hier op ja word geantwoord, zo is de vraag verder, of een Leek niet, door gunst des Hemels, hoger kan klimmen dan zyn Biegtheer? Zo dit niet word tegengesprooken, zo is voor de derde maal ons voorstel: of zodanigen persoon, die met David, wyzer is dan zyn Leermeester, niet bevreid is van den jongens plak, en de roei der schooltyrannen? Ja gequalificeert door de natuur der waarheid zelfs, om als een opregte Ezel zyn eigen Bileam te wederspreeken? Zeg je ja, zo ga ik voort, en roep dat de bovendryvende heerschappy der geheele geestelykheid hier in moet toonen, geestelyk te zyn, door dan af te staan van haar donkeren zetel, om voor zulken ligt te knielen. Dog dit wil niet lukken onder de Romeinen, want die maats slagten het Sanhedrim van Israël, dat eêr een beul gebruikte, om de Apostelen van de billykheid hunner gedagten, door een gard te overtuigen, dan door klem van reden. 't Is, wy in de possessie des Altaars, en gesteeven door Kroonen, en Scepters, vraagen niet na de Placaaten des Waaren Monarchs. Ziet aan onzen penning, wiens
| |
| |
dienaaren dat wy zyn, roepen de helden, die den kruismunt des Euangeliums verzaaken, om als Keizers te leeven. Mas-Anjello, de Visser, bonst de waare Koning van zyn troon. Laat Sint Pieter duiken na zyn Meesters Martel-lot, Orsini, en zyn Napolitaanze banditen, klauwteren langs goude trappen na Hamans galg. Mogt men Mordechaus, en de waare Gelovigen daar aan hangen, Dominicus sprak het vonnis. De minste Choor Pater wierd een Rakker, kon men een Jansenist door een strop vereeuwigen. Geen zoeter kost eet een Preekheer, dan dat hy, als een wolf, lammeren peuzelt. Uit dien hoek waait nooit barmhertigheid. Het zwaard van Levi vermoord Vader, en Moeder, en egter pagt het de kerk. Daar zit hy als regtvaerdig, schoon Sichems bloed om wraake roept: en wie ziet het, als hy, die agter de gordynen der geveinsdheid gluurende, den naakten boef, ontkleed van zyn rok der publieke choordevotie, hoort juichen, met den roemer in de vuist, op de glorie van zyn bediening. Die word niet geschandvlekt voor het volk, want niemand durft de geheimen openbaaren der tempel charlatans, of hy dobbeld na het vuur, en het mes der Inquisitie baazen. Al zag Momus een Lievevrouwen Broêr, in de bouten van een snol, gelyk geschied is, buiten Antwerpen, nog was zwygen zyn post. Al droeg hy een dronke Parochiepaap, onder den arm na huis, egter moest hy de nugterheid van Heeroom trompetten. Al danste hy buiten Mechelen met beschonke Bagynen een vrolyken deun, nog stond de kuisheid te pryk. Wat zou ik hier niet konnen zeggen, was het zwygen niet nutter, dan het spreeken. Wy ongeördent moogen geen brokken met Elis krauwel raapen uit den ketel van 't Gemeen. 't Is met ons: gy melaatze, moet buiten onze tenten vernagten. Gy onreine moogt niet zien, wat wy met het zilver, en 't goud der Egiptenaaren verrigten. Gieten wy 'er kalveren van! dat 's goed voor Jan maat, niet voor u. Die danst ter helle, en gy praat van den Hemel. Weg nog eens! die van de kunst is, beschaamd zyn meester niet! zo gildt Lambert, als hy de kaart verschiet, en zo zeggen wy, vervolgt de Priester, als wy agter duizend externa op dat innerlyke oogen, waar om de heele uiterlyke kraam word verrigt. In steê dat Heeroom, door den schors breekende, den kern zyn toehoorder zou schenken, zo peuselt hy het
| |
| |
pit, en laat den bast voor den Boer. Dit is het oogmerk niet van den Preekstoel, ô Bedelkwanten! Hier om schiep Moses geen Tempel. De Wetten wierden ingevoerd, om Israël te vryën van het kwaad, en niet om ze verslinden, gelyk gechied is, en nog gedaan word. Maar neen, nog verkeert opgenomen, door valsse uitleggers der geheimen, is het heele vólk verslaast aan een dekzel, waar door het verblind niet kan zien, hoe het heele Pausselyke ligt onder een koorenmaat gezet geen andere schyn geeft, als die het eigen belang verkwikt. De uitterlyke kwikken en strikken verblinden den aanschouwer. De kerkuil doet duizend grappen, om de waarheid te verbergen. De loogen, versiert met het zedig gewaat van een Pharizeus, schopt den Tollenaar buiten de deur, om vryër te joelen. De opregtigheid mag niet weeten, wat vryheid de gewaande devotarissen gebruiken. Dat koordeken van Franciscus geeft losse zinnen. In steê dat het armoê, kuisheid en gehoorzaamheid zou leeren, zo schaffen de drie knoopen, die 'er aan vast zyn, het contrarie. De Rozenkrans van Dominicus Ontkranst meenigen Juffer van haar Krans. Ik zwyge nu van het Schapularium, dat voorschootje, en zwabbertje, waar onder de Lieve Vrouwe Broêr dat vlees verbergt, dat op de minste lugt der geest opstaat, als een Caesar, die roept, veni, vidi, vici, en weg is de &c. van de Klop. ô Kalchas! ô Mufti! ô Rabbi! ô Paus! Hoe noem ik best uw naam, en die van de uwe? Wat doet Innocentius meêr, dan Agamemnons Vogelaar? Of wat verrigt Orsini boven den Waarzegger des Sultans, of den Talmudist der Joden? Verscheelen Heidenen, Turken, Smoussen, en Christenen dan in de naam alleen? Moet de daad niet toonen wie het best gekloofd? Hemel! hoe is de Stadhouder met de zynen vervallen! Die eerst goud, nog zilver had, bukt onder den last van drie kroonen! Sint Pieter kent zig zelve niet. Judas verraade zyn Heer, hy zyn eigen, staat. Slimmer Thomas wierd 'er nooit gebooren, want hy geloofd zyn eigen oogen niet. Schoon hy tast, en voeld aan zyn eigen pols, dat de kanker des Christendoms byna onherstelbaar is, nog kookt hy pappen, om dien pest te dempen. 't Lancet durft de grond niet raaken, en daarom plaaistert hy de stinkende wonden met uitterlyke Zalven. Een doekje voor 't
| |
| |
bloeden is genoeg, om voor een heilige Esculaap erkent te worden. Door Outaars te wyën, Avetjes, en Credo's te leezen, Wywater te plassen, kruisjes te knoeijen, en duizend sottisen te bakken, meend hy de kerk te zuiveren van gebreeken. Neen, Paai, leg de beil aan den boom, hak Munniken, en Paapen om ver, stook brandhout van Poppen, en Beelden, geeft de geile Nonnen een man, en de ritze Choornarren een wyf, doet de kinderen vader zeggen tegens den Burger, in steê van tegens den Priester, maakt de wyven manvast, en de mannen getrouw aan hun Egte deel: Schenkt het goed van Weduuw, en Weezen, door kloosters verslonden aan den armen weder, leert de beesten menschen zyn, door hun gierigheid te verzaaken, en word zelver van heer knegt, beleef uw naam van Servus Servorum Dei met de daad, geef uw sleutels over, aan hem die ze behooren, verwerp Concilien, Bullen, en Inzettingen der Gemeiterden, en volbreng het boek daadelyk, dat gy met den monde beleid, zo zal 'er kans zyn tot verbeetering der zeden. Al de rest zyn steenen tot Babels tooren. Daar voor een nar te willen gaan zitten op een Ezelin, binnen Benevento, is de regte Apostel niet copieeren. Uw Meester deê het, niet uit vroome grootsheid, maar om door een geestelyke glorie te toonen, hoe de zuivere ziel het lighaam als een lastdier moet drukken. Na Jeruzalem was de koers, niet om te heerschen, maar om te leiden. ô Dat fyn, dat uiterlyke vroom weet wat! Agter 't kruis der hedendaagze Heiligen schuild de Duivel, vriend. Ik ken ze hier van naby, en door die te gronden, is 't my geen moeite Orsini te peilen. 't Is hier een groote last voor menschen een dier te draagen, maar 't zal daar mal zyn als de eene Ezel de andere torst. Maar wat zal men zeggen? De onfeilbaare geest van Innocentius begeert het zo, en daar meê is 't uit. Wind hy 'er niet by, als wat ydele eer van 't Jan Hagel, zyn Dame, die hem zal torschen heeft 'er ten minsten vry lapis van. Zy slagt de Concubien van een Vorst, als die bereeden is van haar Prins raaktze op Stal, en heeft al haar leven de kost. Een Beesje van die natuur is half gecanoniseert: want die een Paus op laat zitten verwisseld vaak in een heilig, en die een groot Heer ten dienst staat, krygt ligt een officie. Waar uit
| |
| |
ik concludeer, dat by die devotie meêr voordeel is te wagten, voor de vrouwelyke, dan voor de mannelyke sexe, die ik iets minder keur, dan een dier, by aldien 'er niet betoond word door braave daaden, dat de mensheid predomineert. De gestalte der lighaamen is het minst om een redelyk schepzel te kennen. Uit de ziel, en de beweeging der zinnen moet men den waaren Adam gronden. Een schoone tronie, en een fraaije leest, maaken den Wysgeer niet, maar de veragting des tyds, baart een eeuwige luister. Ik ken mooije mannen, en bevallige wyven, en ondertusschen zyn het een deel du..... voor engelen, en zotten voor verstandigen. De Visionomisten hebben om die reeden veel werk om de geesten te onderscheiden, want zint dat de herschepping van Naso in de waereld is bekent geworden, gelyken 'er veele zielen in verkeerde lighaamen te woonen. Sommige kaerels zyn zo Verwyft, dat Sardanapalus herbooren scheind. En wat de vrouwen een party betreft, die zyn zo heerszugtig, inzonderheid in Holland, als of Semiramis herschaapen was, om de gehuuwde Ninusen te detroneeren. De meisjes van agtien jaaren zyn manen de snotjongens vrouwziek. De Procureuren, en de Advocaten hebben veel van de wolf ingezoogen, de kooplieden accordeeren sterk met de gieren. De Poeëten sympathizeeren met het dolhuis, en zyn inwoonders. De wysaarts krygen beuken, en een deel zotten zien 'er uit als Philosophen. Met een woord: alle dingen zyn anders, als ze scheinen, en daarom heb ik nooit geen smoel op de fynen. Past op je beurs, Lezers, als je een Jesuit, een Sociniaan, Quaker, of Mennoniet ontmoet, want hun kwik heeft meêr overeenstemming met uw beurs, dan de Mercurius met het goud. En wie zou dat zeggen? als hy die vroome Jozephs broeders hoorde teemen over de natuur van den gestoolen beker, die meest (NB.) onder de koorenkoopers schuilt, zo 't anders zeker is, dat de armen de waarheid konnen melden. Het zy, hoe het zy, men verwagtze altoos van dien hoek minder, dan van de Courantiers, die anderzints geronomeert zyn voor Fabriceurs van duizend vindingen. De Haarlem'er Gazettier, om dit te bewyzen, verhaalt ons uit Zweeden een geval voor iets nieuws, dat hier gemeen is. Een zog, zeid hy, heeft daar een
| |
| |
varken geworpen, met een menschen aangezigt. Ik ken 'er duizend en meêr in deze Stad, die ezels, buffels, ossen, zwynen &c. zyn, en die egter verstandige uithangborden hebben. De mensheid moet niet uit de figuur gekent zyn, maar uit de geest die 'er in huist. De doorstraling van een edelmoedige inborst doet ons zien, of 'er een engel, of een duivel in de klei gedrukt is. De minste beschouwers dringen door de deur in huis. Zy vergaapen hun aan de stoep, en vensters, zonder kamers, of cabinetten te bezoeken. Hier van daan spruiten zo veel kwade Huuwelyken, en bedorve huishoudingen. Dit is de reden, dat het verstand der geringe lieden word vertreeden, en dat de botheid, en onwetendheid der grooten op veel plaatzen dermaaten zegenpraald, dat de waare wysheid verschopt, moet dwaalen langs hyën, en weegen, zonder andere herberg te vinden, als een eigene stille vergenoeging, 't geen de rustplaats alleen is der zukkelende Philosophen.
NB. Een divertissanter papier zal dit ernstigere verpoozen, om dus al zo wel den mingeöeffenden te voldoen, als hem, die op waarheid, en deugden bekoort, wel wenschte, dat Momus nooit sprak, als het geene daar mede overeenstemt.
Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, in de Sint Jansstraat, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekomen, als ook tot Haarlem, M van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden.
|
|