| |
| |
| |
Ao. 1727. No. 16
De vervrolykende Momus, of koddige berisper.
Maandag, den 31. Maart.
DE Cardinaal Cossia, een der zeventig Dissipulen van den Roomschen Heiland, korts door ons gewoogen zynde, wierd te ligt bevonden. Zyn hoed kwam my zwaarder voor, dan zyn heele kop. Of 'er aan den brynschedel iets hapert weet ik niet, maar dit gaat zeker, dat hy meer belyd, dan hy beleefd. Trouwens het is een Paap, en dat absolveert den man voor alle napraat by de goedhartige Catholyken. Die mogen over hun Harder geen vonnis vellen. Door amen te zeggen voldoen die de Inquisitie der Gemyterden. Wy iets Geuzer, dan het Gemeen, zullen dezen Goliad met een twee drie kyën bombardeeren, en geeft hy het dan niet op, dan heeft hy de bezwooren helm van Malbruno op zyn hoofd, en wie kan daar tegen praaten? of het moest een Hennekemaaijer der Baarden zyn. Myn zeepballen zyn geestelyk, en daarom hebben wy den brui van het vlees, dat zig verschuilt onder een Munniken Pei. Als je wiskunstig gebreeken wild vinden, zoek dan maar in een Bedelkap. Het net van Sinte Pieter scheurt van misslagen, als het aan dien kant de zee nadert. Dat men by de eenvoudige met moeite opbaggert, kan men by die wysaarts om een zuurzien bekomen. Zy leeren de verloochening met de mond, en beleevenze kragtdadig door de werken, en schoon de haan van 't gewissen kraait, zy blyven doof voor dien toon. In dat punt heeft Simon meêr navolgers, dan in de boete, en bekeering. Het eerste bewaard het heerschap voor het kruys, en 't ander schaft weinig munt in den buydel. Op dat woord is 't gloria in excelsis. Het miserere voegt beter op een so- | |
| |
beren dis. Bloed! als de Franciscaan geen te Deum mag zingen aan een beker van een stoop, dan geeft hy zyn credo den bof, om een ave Maria te lezen. Haalt hy uit dat Rosenkransje niet een vetten smul, dan heeft hy den brui van de professie. Och! was ik nog in de waereld, denkt Pater, ik nam een mater te baat, die het aan geen kluiten ontbreekt. Al had moer, voor één, zes kinderkens, ik zou 'er niet eens na zien, als 'er maar oly van in myn lamp regende; ziet, daar is het tog alles om te doen, hoewel zulks niet hoorden te zyn. Maar wat zal men zeggen, het past tot den uyterlyken dienst, en daarom is de innerlyke Priesterloos van voorstanders der waarheid. Een enkele Leeraar schuilt 'er wel, maar de zinnen zyn 'er weinig van gestigt. Die willen wat hebben dat de ooren voldoet, en de verborge Prediker zwetst van zwygen. De heele oratie van de geest diend om het vlees te dooden: en om die reeden keuren de meesten de verborgene inspraken af Lapzalvers voldoen den gekwetsten zondaar, en de Samaritaan krygt zyn paspoort. Je zult zeggen dat is nog al veel, want oudtyds gingen Priester, en Leviet voorby, nu blyven ze pal by hunne biegtelingen. 't Is waar, maar nu zit 'er kuit in de vis. Voor dezen schooten de Antagonisten van Juda niet af aan de Pharizeën, maar nu de waereld in het laatste der daagen zo verligt schynt, dat het zonde en schande is, nu is 'er overal wat te winnen, als men maar weeke pleisters op schurfde wonden kan leggen. Hebje dat kunsje gevonden Bedelmunniken, dat is 'er kans om als Turken te plaisieren. De Seraillen der Hoven gaan van zelver open, als gy uw oor sluit voor de pligt uwes beroeps; maar wil iemand voor Sint Jan ageeren, men maakt den Dooper een kop korter dan Herodes. Men brengt hem Mama t'huis, die vat hem in het voorschoot der Kerk, en weg is de Boedgezant. Zou men dan niet danssen, als de deugden uit de vertrekken der Grooten verbannen, ons de vloer vry laaten tot ydelheid? Ik zeg ja, uit de mond van honderd duizenden, die liever een snol, dan een mater dolorosa begroeten. By traanen vinden de Edellieden zelden heul. Zy stikken liever onder den last van hunne ingebeelde quartieren te maintineeren, dan dat ze een oogenblik zoude rusten in de bezeffing van hunne nietigheden. O de schilden en wapens der verloochening zyn wat anders, als de Ridderspooren der Vliesheeren! Met de laatste ver- | |
| |
trapt men dikwils de armen, daar men door de andere zyn Vaderland te nutte blyft. Als men den waaren Adel zoekt in het kruis niet op den borst, maar op den nek te torschen, dan zyn de Malthesers overwinnaars van hun eigen Turkendom. Die gezwooren vyand te bevegten, door den dolk der versterving, die doet dat Christendom groeijen', waar van zyn Eminentie boven vermeld belydenis schynt gedaan te hebben, doe hy den Cardinaalsmuts opzette, om de geboden der Schrift met voeten te treeden. Die belast geen Waarzeggers, of Planeetonderzoekers te vraagen, veel minder te gelooven, en ondertusschen heeft onze Koolhaas dit byde verrigt. Hy dagt te hooren van het Orakel der Zotten, en Wyzen, of hy nog eens met twee sessen zou mogen gooijen tegens elf oogen in het Conclave, na een Pausselyken troon. Hy dagt, ik ben door myn verkreege waardigheid zo wel in staat, om geävanceert te worden tot een Servus Servorum, die de waereld regeert, gelyk myn Baas Orsini is. 't Is wel waar, dat die tnegentig per Cent vromer is dan ik ben, maar daarom is 'er ook meer kans voor my, om tot dien Setel te steigeren. Hy is by ongeluk Paus geworden, en ik zal het ligt agterhaalen, door Madame de Fortuin van vooren by het hair te vatten. 't Is wel waar, dar past geen Bisschop, maar wat zal men zeggen: de Kroon is wel een Misje waard. Meenig een is 'er door een ongeöorloofde zoen te geeven geävanceert. Dat neef, en nigtschap weet wat! zou ik daar van beginnen, ik had een jaar werk. Maar neen, myn harssenwinkel staat al zo kroes, als die van Vader Cossia. Heer Bileam hoort van den Ezel zyn vonnis. 't Is uit Don Quichot met uw avontuur; de Schik godinnen meenen u te mollen. In Maart zal u staartstar verschieten; niet na het Klooster van Sinte Cicilia, ba neen, maar na Charons bootje. Hoewel die vertellingen nu by geen man van oordeel ingressie hoorden te vinden, zo is 'er evenwel periculum in mora. De Paap vat na zyn Pols. Hy twyfelt of hy leeft, of dat hy dood is. De plaisieren speelen schuilenwinkje, en als hy uiterlyk schynt te lagchen, dan weent hy van binnen. Och Cossia, Cossia wat benje gebruit! pas hebje een rode Rok verdiend, door de heilige Paai te believen, of weg is de vreugt. Zo spreekt de Kerkprelaat, die wie weet hoeveel wel zou willen geeven, wist hy een Jupiter, die het nootlot kon verzetten. Zal Saul van de toveres na Samuël keeren? dat zy verre. Wie eens met de nikker
| |
| |
consulteert, neemt selden een Apostel te baat. De laatste zou hem leer ren, by zyn leven te sterven; die zou hem wyzen na het kerkhof det begeerelykheden, door niet anders te wenschen als de Oppermag wilde. Hier door kreeg Hiskias genade, want zyn verzoek ging gepaart met onderwerping aan den Souverein. Maar daar weet men by de Latynen weinig van. Als die den Pausselyken Pantoffel maar mogen kussen, dan hebbenze vollen aflaat. Ze slagten de Wyven in Amsterdam, als die maar moogen ruiken aan het leer van Doctor Krispyn, wordenze genezen; de vallende ziekte knielt voor de opsteiging; de bloedgangen worden gestulpt door stopmiddelen, de borsten krygen zog, de onvrugtbare werpen jongen, de dooden voelen leeven, met een woord, daar huist onder ons een Hipocraat, die kouwde en hitte uit eenen mond kan blaazen. Prykte deze Esculaap, als een waaragtige slang aan het Roomsche Firmament, wie weet of hy de Planeeten met geen schoenpinnen vergaf? Hy kent ze alle by naam, inzonderheid is zyn Sollarise hette zo na aan Luna vermaagdschapt, dat het wonder is, dat' er geene Gemini uit zyn Virgo botten. Of zyn Schorpioen te dodelyk steekt, weet ik niet, maar dit is zeker dat hy meer zieken alleen deporteert, dan alle de andere Geneeshelden cureeren, en dat is veel voor een gepromoveerde Schoenmaker, die met de dwaalsterren even zo leeft, als Lambert met zyn dopjes. Was het niet op het tipje, dat zyn Eminentie zou afgestoten worden, door Atropos, ik zou zeggen, op de post! fluks als een man te paard! reid weg, stout Ruitertje, reid weg zou 't zyn. Neem wat Elixir van schoenspykers meê, of verwurg al de Hemelingen met uw pikdraat, om een enkele Cardinaal te bevryën voor hare influentien. Nu is het te ver gekomen, de tyd is voorby; de bloed ligt al bereid, en klaar, de laarzen gesmeert. Wat gedaan? wy zullen de voorzegging der Profetie als Joden te gemoet zien, en valt het anders uit, wy zullen 't met den Talmud opveilen, en blyven hartnekkig beweeren, dat niemand van dreigen sterft, Alzo min als een Italiaansche bank rottier een eerlyk man kan schenden, al zo min kunnen ons de Planeeten schaden, zo wy niet overgelovig, door malle inpressien ons zelven verzuimen. Men ziet dikwils een valsche voorzegging waar worden, om dat een zwakke geest die na haar trekt. Hy doet wys, die zig met het tegenwoordige bemoeit, en dat zo behandeld, als of het reeds daar was. Een vroom man kent geen
| |
| |
tyd, wyl hy in de eeuwigheid verschoolen, oogenblikkelyk adem haald in de circel van niets te zyn, of te wenschen. Zo een ziel sterft niet, maar verwisselt door den dood tot een geduurige versterving van al wat eigen is. Kende de Cardinaal dat, hy was zo gerust als ik ben, die my met niets bemoei, als met wel te doen. Weet iemand iets beter, hy leere my dat, ik zal 'er hem voor schenken de weg na het Dolhuis der Poeëten.
Vraagt iemand wat dat voor spooken zyn? men zal'er u een definitie van geven. Eertyds wierenze erkent voor Propheeten, Waarzeggers, Philosophen, Uitleggers der G..spraken, menschen, die bezielt waaren met onnavolgbre instortingen, met een woord, het waaren die geene, die van de grooten geëerd, en van de klynen aangebeden wierden, om de verheventheid hunner verstanden, schoon dat de minste hunne meningen konden peilen. Nu zynze even gelyk de deur en stoepstylen der huizen, waar aan de reuën pissen. Men estimeert ze, zo ze geen geld hebben (het geen een ziekte is die de Digtknnst doorgaants verzeld) voor compleete gekken. De botste verstanden keurenze egaal met kruijers, en pakkers, en weidenze de voorhuizen tot verhoorplaatzen toe. Beschaafder geesten geevenze een lik uit den pan, en groetenze voor bedelaars van fatzoen. Het gemeen zou de waterpot des Huwelyks niet durven bezigen, zo 'er eerst niet een huuwelykszegen over gelezen was, die de eene of de andere Maro, ik wil zeggen Visvliet had berymt. De middelmatige lieden gaan onder het couvart van een diergelyk cedeltje na het heimelyk gemak, en de groote agten het voor een laxatief om het secreet der trouw gaande te houden. In summa, het is een volk, dat Koningryken, nog Republieken weinig voordeel aanbrengt, dewylze al het geene, datze met Digten winnen, somtyds met wyën verteeren. Niet datze veel Ossen en Landereyen bezitten, geenzints, de Weykunst van eenige bestaat in een oud hembd, en in eenige zieleloze mieren. Ik spreek nu, dat je 't vat Lezer, van die allergeringste broeders dezer Societeit, waar van ik 'er twee heb gekend. Daar zyn 'er voortreffelyker, maar die zyn zo groots, datze altemets uit honger in zes dagen geen stoelgang behoeven. Die spreeken zo verheeven, dat 'er de polevyen hunner schoenen van barsten. Die hebben een Spaanse Grandes in den veder, die hunne maag doet eisen van miseri. Die zyn gedegent, gelobt, gedast, en opgetrarariet, als de
| |
| |
Marionetten der Rederykkameren. Die zien 'er uit, als Virgilius zonder Mecaenas, dat is te zeggen vry windering, en niet minder kaal. Dat slag is wel het gevaarlykst, want dewyl het niet kan verliezen, zo heeft het ook geen vermogen om te winnen, en daarom is de behoef tigheid de geduurige schaduuw van een Nederlands Poëet, die met de overdaad zelden vegt, of het moest zyn in de consumptie van een morgenlepeltje brandemoris, of genever, en in een avond pintje twee drie Luyks, of Bremer bier. Om zulke, of diergelyke redenen zyn die Rymers, die iets meêr bezitten, zo narrig, dat ze als gekken met hunne Colegas niet willen verkeeren. Ja schoon men vaak onder de magerste luizen de grootste byters vind, nog willen de vette het veld niet ruimen voor hunne broeders. Ieder is een Apollo op zyn werf. De eene dekt Clio, de andere zoent Thalia, een derde drukt Melpomene half dood, een vierde popt met zyn Calypso, en zo voort, en al watter van dien arrebeid komt zyn of dolle, of malle, of kreupele jongens. Word 'er iets toegesteld dat na wysheid zweemd, dat is apocryf. Vliegende schieten de wolven toe en verscheuren malkanders wisjewasjes. 't Is straks: wy gecanoniseerde Lasarus huis rid deren erkennen NN. voor een ketter, niet waardig by narren te woonen, en daarom spreekt men een mond vol lasteringen uit tegens den patient, en men geeft hem over aan de scherpregter der blinde gemeente, die zonder onderzoek de kaerel verklaard voor onverstaanbaar, en dienvolgende verdoemelyk. Ziet dat is altemaal kragtig, en secundum Lucam, en daarom een schildery die meer na het bruin, dan na het helder zweemd. Was de waarheid zo beminnelyk, gelykze hoorden te zyn, wy zouden geen kleintje den Paardenstaart opsteeken tegens de Ezelen, maar nu wetende dat de loogen gangbaar is, verzekeren wy den Lezer, dat 'er geen grotere kribbenbeiters onder de Zon zyn, als die Pegazen, die hun voorvliegen, met kruipen behelpen. Onsterffelyke Musen wat hebje daar lamme zielen onder? wat al logenaars? wat al schandvlekken? bedilallen? spelders? grammaticalisten? schoolbullen? worken, of boere nagtegalen? kikkers, en padden? geen bloem word 'er door Zephier geweeven, op Floraas voorschootje; geen beeldtje gemaalt door Pallas penseel, op het zonnentyk der wysheid, of Arachne vergiftigt het met haar adem. De gal hebben de Poeëten in pagt, en daarom dwaalt de kunst zonder voorstander. De byën bouwen steeden
| |
| |
en kasteelen van honing door hunne eendragt, maar het gemeene best der Digtkunde gaat door wrevel verlooren. Hier van daan komt het, dat weinige grooten de Poëzy meêr hanteeren; want wie wil generaal van een party Dolhuisapen zyn? of hy moest een sleutel verkrygen by zyn bediening, om de eene voor, de andere na te kunnen plakken in een der Nommeren van de gezeide wooning. Bloed dat zou helpen! dan kreeg ik voor myn dood ook ligt nog een Mecaenas. Momus zou niet misdobbelen, als het om zo een vertrekje te doen was. 't Zou zyn: hy heeft nu zo lang geraaskald, 't zal tyd zyn dat hy rust, en daar meê de acte getekent, zo zat ik voor Digter in den kakstoel met rinkels. Om de waarheid te zeggen: ik weet niet of het niet veel plaisieriger was voor een verstandig man by goede gekken te woonen, dan by kwaataardige buffels. De hoorens dier dieren zyn scherper, dan die van onze Acteöns. De laatste dekken hunne tropheën met een a la mode pruik, dog de andere ontblooten hunnen toorn, door een kwaadaardige bek. Kon ik ze vol ka.... wat zou ik lagchen! Neemt in dezen de wil, Rymertjes, voor de daad, en zyt verzekert, dat ik u zo lang zal geesselen, tot gy van bokken in lammeren zyt gemetamorphoseert.
De Lezerzal ligt denken, hoe of het komen mag, dat ik myn papier, pen, en inkt zo zondig verkwist aan onherstelbaare kranken. Hebt een weinigje gedult, men zal 't u zeggen. Als de Courant maar van Poeëten rept, dan kryg ik vliegende een kreuk in myn verstand. 't Is of 'er een zekere besmettelyke pest schuilt onder dien titel. Pas ruik ik de naam, of ik ben eilhoofdig, en daar zyn 'er meer die 'er over klaagen. Oudtyds waaren die snaaken de geneesheeren der zotten, nu zynze geävanceert om wyzen gek te maaken. Ziet zulke veranderingen schept Naso. Dat zyn de vrugten van den Pindus. Het zeverzaat der Parnastoppen kweekt eeuwigen kwyl, inzonderheid hier te land, alwaar men een Vergiel, en een Frans Balthens even zwaar weegt. 't Is een Poe ëet roept men, dat is te zeggen, laat den uil maar loopen: want zyn heele capitaal bestaat in Rymen, en klinkdigten, en daar schieten zelden boontjes uit het water van over. Voor één Ducaton doet een Hollandse Horatius, of een Amstel Homeer wel tien hoofdbuigingen. Seldrement wat lost zyn Pegasus al regels, als het een Ducaat zal gelden, en komt het op een Pistool aan, dan bekakt hy de heele zaal met gezangen. Dan zyn
| |
| |
Bruidegom, of Bruid hun lyf niet zeker. 't Is of ze door de Poezy zullen gerabraakt worden. 't Is erberm u onzer, ô Zanggodinnen! de rekels zyn los, de doggen van de band, met een woord ik schei 'er af... Halte! nog een woord vyf, zes. De maker van het Spel getituleert: de Getrouwde Philosooph, geweigert hebbende portie te willen nemen in de winst van vyfëndartig duizend livres, die de Comedianten van Parys daar mede, door het tienmaal te vertoonen, gewonnen hebben, is van henlieden verëert met een ring ter waarde van twee duizend Ecus: dog hy edelmoediger heeft ze te rug gezonden, met deze byvoeging van woorden, dat hy geen Schryver was om geld, maar om roem te erlangen. Is 't vreemd dat zo een historie my in de harssens slaat? aan de eene kant zie ik de rykdom der Acteurs, aan de andere zyde de glorie van den Schryver. Beide hebbenze geld, en hier zyn de Poeëten, en de Comedianten doorgaans zo arm, als Job. Dat de Regenten der Schouwburgen dit hier eens probeerden met hunne Klugtaanbrengende Rymelaars, wie weet, of de hovaardy niet zou predomineeren over de arremoede. 't Zou ligt zyn: wy Zonen van Apol leeven als Steuren by den wind. De roem doet ons dollen. Of 't zou zyn, wie meenje datje voor hebt? Mollieres Doctoren? en ondertusschen zouden hunne pooten ligt agter uit scharrelen, om geen loon te missen. Hoewel het waar is, dat de meesten in de verzoekinge geleid zynde om iets te ontfangen, zelden weigerig blyven, zo hebben wy 'er evenwel gehad die geld en presenten toegaven, om hunne lorren, door andere vaak geknoeit, ten Theater gevoerd te zien. ô Hier zyn zo wel compleete gekken, als elders. Ik kender meê wel, die voor niet hun geest zouden verspillen, haddenze vlees om de beenen. Maar de D..... mogt voor niet werken, als hy alles mist. Wat my betreft, ik maak duizend maal meer uit Liet hebbery, dan om voordeel. Moest ik niet vreeten ik gaf u myn Papieren om niet, en ligt dat veele wel zo edelmoedig zouden zyn van het op dien koop na hun te haalen. By Midas vind men die eigentschap, en daarom is Apol thans kaal. Men bedingt nu de Poeëzy, als een rommelso aan de deur, en die voor de minste prys zyn katvis levert, heeft de gunst der ryken te baat. Was dit Papier niet vol ik disten u duizend sottisen. Dog al wat in het vat blyft, en zuurt niet. Wy zien malkander over agt daagen, zo ik hoop, weder. Vaart ondertusschen wel, en lag om alle die Poeëten, die dit schryven op hun zelven passen, want de andere, te verheeven om gestooken te worden, zyn niet gemeent, terwyl wy altyd een onderscheit tusschen Uilen, en Bontekraaijen bewaaren.
|
|