| |
| |
| |
Ao. 1727. No. 15
De vervrolykende Momus, of koddige berisper.
Maandag, den 24. Maart.
Arrige aures, Pamphile, dat is, te zeggen: hout uwe lepels op, haazen koppen, Momus zal ze vol ka..... Een schotel Koolwarmoes, omtrent zo qualyk te vinden in deze wereld, als een Maagdom by de hedendaagze Bruiden zullen wy den Lezer opdissen. Zint een reeks van jaaren hebben die knollen niet willen groeyen, die ik heden het vierdevat voor een dubbeltje schaf. De liefde van Sanche, en zyn Ezel heeft uit, want Orestes, en Pylades leggen overhoop. David is dood, en Jonathan begraven, met een woord, de waare vriendschap slagt een geldelooze Deêrn, die wel aan den man wil, maar niet en kan. Van die prei zullen wy egter praaten, want dewylze zelver stom is, kan ze haar eigen woord niet doen. Zy heeft een goed hart in 't lyf, en daarom zyn 'er geen duiten in haar tas, en by gebrek van die is de deugd geen eenen speld waard. Al was je zo wys, als Doctor Crispyn hoorde te zyn, nog zou je voor gek loopen, zo je van een anders leer geen riemen wist te snyën. Yder een schoen na den voet te kunnen maaken is 't werk van een braaven Baas, maar met een en het zelve pikdraad alles te flikken, hoort tot de bequaamheid van den onwaardigen knegt H.C. die beregt Zotten, en Wyzen uit een doos. Hy slagt de Paus, want hy smeert met een, en den zelven oly Ouden, en Jongen, en daarom Vagebonderenze meest op een paar vetlaarzen na de andere wereld, schoon ze hier liever aan het smertelykste flerecyn een halven eeuw zouden willen quynen. O de Dood ziet 'er te naar uit voor die geene, die het waare leven
| |
| |
niet en kennen. Zy die een dartig, of veertig jaaren gestorven zyn zwetzen anders. Kunnen die spreeken? zul je vraagen. Wy antwoorden ja. Waar me? vraagt Thomas. Met hunne werken, bolletje, want de tong laatenze den Paap bezigen. Die Snaak heeft de praat in pagt, maar het doen schuilt by den leek. Hoe onnozelder duif, hoe mindet arg. Tusschen een Wolf en een Schaap is een Antepathie, die eeuwigduurende blyft, want de eerste houwt van neemen, en de laatste is een vyand van 't geeven, en uit dien text bewys ik, dat de fynen niet graag kuit schieten, als de grooven hun hom hebben verbruit. Die deugdzaame Rentmeesters moeten rekenschap, zeggenze, geeven van hun talent, en daarom begravenze het zo diep in den geldkist, dat het nimmer zon ziet, als dan wanneer de winst van een half, of quart percent zyn noot te kennen geeft. Voor de rest zyn de vroomen doorgaants doof voor alle vermaaningen der armen. 't Is vliegende de vrienden hebben zo veel last, datze de vriendschap niet kunnen cultiveeren, en daarom Broeder, of Zuster zo je begeert by de vergadering der geloovigen te blyven, zo eetje boontjes uit het water, en heb je die niet, zo snuiffer op uit: want het is nog eerelyker voor dief, dan voor bedelaar te loopen. 't Is wel waar dat de laaste van het stro na den hemel stapt, en de ander van den galg ter helle daalt, maar wat zal men doen. Het noodlot staat ze pal gelyk een staale muur zyt Jan Vos. Ben je tot een kalis gebooren, je zult als geen rykaart sterven, altoos ik zal 'er u de weg door myn geld niet toebaanen, en om de waarheid te zeggen u manier van leeven accordeert met myne concepten niet, en dat is genoeg om voor altoos van het geeven bevryd te zyn. Wat Kerel van verstand kan dit qualyk nemen, want dewyl de inquisitie der Spanjaarden hier heeft genestelt, isser nog al een tamelyk worteltje by tartuffe blyven zitten. Hy meet de heele religie met een el van eigenbaat, en daarom schiet 'er nooit een halfzestienden deel barmhertigheid voor den zondaar over. O de regtveerdigheid is zo heilig, dat het vergeeven, en vergeeten met den patient aan den zelven brandpraal versmagt. Yder dier, dat na een mensch gelykt, heeft een zeker concept, het geen hy als een Michas afgod giet, en aanbid; en om dat te doen gelden verkiest hy zig een leviet, die na zyn
| |
| |
zin revelt. Zo lange die opgeworpen Priester hulde aan dien altaar der meningen doed, zo kluift hy de beste brokjes uit den schotel. Walgende vriend, zyn meesters zottiezen, hy verveeld het Heerschap. Want wiens brood dat ik eet, wiens woord dat ik spreek. 't Is vliegende, ik vergun u myn tafel, als een Heer, om myn knegt te zyn. Roept de ander weerom, daar heb ik den brui van; straks gaat Jonker Micha uit wandelen om te zien, of 'er geen beter Jabroeders te vinden zyn. Krygt hy een Sociniaan, Mennoniet, Quaker, of Werkheilig beet, hy is klaar. 't Is vliegende, wat man is dat? Hemel! welken rok, zonder plooijen, of opslaagen? Aan dat Pharizeesche kleed is wel te zien, dat hy voor al geen Esseër, nog Sadduceër is. Let eens op zyn zuinigheid. Geen eenen penning heeft hy voor de wereld over. Al storf Adam van honger, deze Chr... zou hem geen eenen kruimel brood geeven. O neen, hy is zo verslorven, dat hy zig nooit rept, of roert, of hy moest de zestehalfsklok hooren luiën. Dan, dan zeg ik ontwaakt hy uit zyne verrukking. Hy treed van het beschouwelyke tot het bedenkelyke wezen, en pas is dat geschied, of weg is het geld. De ydelheid is in den zak, en de devotie praalt op den bek. Zo een Heiland moet Micha hebben, want die leert hem uit zyn goude munt, dat hy het kruis voor al moet vlieden. Is dat waar, denkt de Snaak, dan moet die armen stompert, dien ik had verkooren, de deur uit. 't Is Vriend N.N. vertrek uit onze grenspaalen, en Gadareenze Jurisdictie, want onze Varkens zyn in gevaar van alle te barsten. Wil jy duivels uitbannen, loop elders, want wy willen liever bezeeten, dan arm zyn. Dat scheelt voeten, en vaamen. Wat zal de zukkel maaken? heeft hy geen kans gezien zyn zakken te vullen, en niet weeten te profiteeren van zyn Meesters schynheiligheid en fyne zeden, hy moet agter het land dwaalen. Maar is de Bol zyn Baas te gaauw geweest, hy heeft zig in den beginne verzien van het afval des altaars; hy heeft de maximen der uiterlyke vroomen ingezoogen, hy heeft het teken des beestes aangenomen, hy loopt voor Smous langs de huizen, en deuren, om wat te handelen ofte schaggeren, hy weet zyn huik na dz wind te hangen, in summa hy maakt, dat hy een geheele Priester lykt. Zo een vent is zyn kost dubbeld
| |
| |
waard, en ook doorgaants wel zo arglistig, dat hy voor zyn afscheid, dezerteert. Die verwagt geen cassatie. Neen, die neemt zyn pas onder den schoen, en de eerste, die hem loon bied, die diend hy. Hy slagt de Zwitzers, al waar het geld regent, houwt hy zyn hoed op. 't Is een Actionist, een Windhandelaar, een Bedrieger, niet in Zuider zee actien, neen, in religie zaaken. Na die reizen, en daalen gedraagt hy zig. Een compleet Makelaar vind de beurs der vroomen, aan dien held, want het liegen, onder een schyn van waarheid is zyn geduurige betragting, en om dat hy dat kan, is hy overal gewild. Och 't is zulken eerelyken man! Aärons octrooi glimpt op zyn tronie! men zouw zweeren, dat hy tot een Priester gebooren was. Let eens op zyn oogen! Hemel! hoe zedig! de mond lagt, met zo veel zekerheid, als of hy Oost, en West had uitgevonden. Wat teemt hy in zyn discours? Bloed hoe zugt, en kugt de Quaker? zou hy wel tweifelingen willen verkoopen? Heeft hy ook een definitie gevonden over de onzekerheid? Wagt een beetje, straks zullen de bergen baaren. Wat zal het zyn? een Muis. Het komt doorgaants op kool, en raapen uit, want de oeffenings knevel trekt eer, en profyt van zyn Teem, en de toehoorders gaan winderig, mal, en slimmer weg, dan ze gekomen zyn. Zy worden groots, en hoveerdig, voor nederig, en om die reden lasteren zy ook meest een ander, die niet uit gedost in den slangen huid der hedendaagze fynen, gelyk een Duif van tak, op tak huppelt, om zig in ordentelyke vryheden te vermaaken.
Dog hier van genoeg: 't was gezeit, wy zouden de waare vriendschap ten tooneele voeren. Maar hier is werk aan vast, want alle de Marionetten der vier aardsche Kroonen zyn 'er niet na gesteld. Ik weet niet wat aan de Poppen scheelt. Zy kunnen wel voor Jazon, en Medea ageeren, maar de deugd te vertoonen is hun doen niet. Geen gruwel onder de zon. of men kan het uitvoeren, maar de goede werken zyn onnavolgbaar voor myne Comedianten. Noemt my maar een quaat, dat 'er gedaan kan worden, ik wed ze bakken 't me, zo'er anders maar voordeel, of plaisier opzit. Dat ik Regent was van de Blaauwe tent, ik smeet al het kanalje in een zak, en pakte op met myn kraam. Geen deugd te willen doen? wel ik zeg daar speelt de drommel me. Halte myn pen. Momus
| |
| |
krygt gehoor: de doodsbeenderen beginnen te leeven. Zy roepen, uwe knegten zyn vroom. Op een schelmstuk tien, twaalf moet de Regter niet zien. Maar buiten dat zyn wy eerelyk, want wy doen na de mode der tyden. Die ons tracteeren, die geeven wy den darm weder vol, en die dat niet verrigten, die houden wy, als Kanonieken, voor apocryf. Wy zyn de Vriendhoudentheid zelfs, want alle die geene, die haar kniën voor onzen baal buigen, krygen een brok uit Elis offerketel. Wat zeg je Leemannen, en Poppen tegens uwen Schilder? Ben je zulk volk? wel ik meende zeker dat je altemaal maar kanalje in de Republiek der Philozophen waart. Wy kanalje! Zelderement! Baas zeg dat niet, roepter een voor allen, bezie me eens ter deegen. Ik wil van myn buuren niet spreeken, die zyn slegt genoeg. Maar ik, uw dienaar, myn Heer, ben het vyfde rat aan den Zonnewaagen. Ben je dan een Mennoniet, Kerel? Zou ik haast vraagen. Geenzins, ik ben de Omnibus aliquid, sed de toto nihil, dat is, ik lyk alles, en ben niemendal, zagt ik verspreek me, ik ben een Vrygeest, die niets gevoel, dog alles beleef. Myn Religie bestaat in geen bespiegeling, maar in volbrenging. In houw van geen praaten, maar van doen. Door goede werken volbreng ik de liefde. De Wet is my natuurelyk ingeschapen, en daarom kan ik niet laaten deugdzaam te zyn. Daar zyn een deel Comedianten, en Comediantinnen, maar die hebben van de Garsten Brooden niet gegeeten. Die kunnen als Haagze Acteurs wel voor Poesjenelles, en Zotten ten Tooneele klimmen, maar niet voor Wysgeeren. Dien rol past ons. Isser iets van u dienst? Sinjeur Momus, beveel maar. Uwe Hermaphrodiet zal voor Man en Vrouw teffens beginnen. Trek het gordyn maar open. Ik heb reets een pakje om myn huid, dat voldoening zal geeven aan den aanschouwer; en begin ik op te snyën zo zulje wonderen hooren. Silentium, Heeren, de hedendaagze vriendschap begind, met den Lazarusklep van Vader Labaddie te oreren.
Dat de waare Vriendschap meer moet gerigt zyn, na den snoer der reden, dan der driften, is onwederspreekbaar. De laaste zyn een gesting van een overeilend bryn, of een warm bloed, dog het eerste is een Pylaar, die op de waarheid zelfs gebouwd is. De dingen te gronden in haar wortel is de natuur
| |
| |
der zaaken te peilen. Al wat stryd met de eenvoudigheid der beginzelen, is het einde der zaaken te ontbeeren. Alle dingen hoorden bepaalt te blyven tot haar oorzaak, en die dat niet zyn, loopen ten bederven. Al wat leeft is geworden tot eer van den maker, en de naaste weg daar toe leid in de ontbering der Schepzelen. Het regte gebruik der goederen is in de verzaking geleegen. Alle overdaad benevelt de zinnen. Door de matigheid verkrygt men een overvloedige bequaamheid, om door alle vezels in den geest te dringen, en hy die dat doet kan van weinig voedzel leeven. De overdaad is een vyand der vriendschap. En ik weet het niet, of men vaak geen meer nut doet (hier begind NB den regten Teem) door de menschen alle voordeelen te ontrekken, dan ze hun toe te voegen. Met hoe weinig is de natuur niet te vreden, als ze beschaaft, endigt in haar Schepper? Een stukje Brood met Water kan de aandagt geen kleintje opbeuren. 't Is of in die spys een zekere vryheid schuilt voor het gemoed, die by de Patreizen te nutten niet word gevonden. Niet dat ik die wil afkeuren. Geenzins, als men ze hebben kan, zonder een ander te belasten, mag men ze gebruiken, dog inzonderheid, als men geheel verstorven aan de smaak het meer bezigt, tot versterking van dit bouwvallig vlees, dan tot dartelheid der tonge. Maar wie durft dit byna van zig zelve roemen? Og, de eigenheid mengt zig zo ligt in alle wezens in, en de rykdom isser een groote weg toe. Dat welmeenende Broeders, en Zusters dit te regt begreepen, zy zouden, die aardze goederen onder waare Rentmeesters bestellen. Ik wil van my niet spreeken, daar zyn 'er meer, die op het nut van hun evennaasten doelen. Och! het is een zwaare last ryk te zyn, en nog zwaarder zyn schatten wel te besteeden. Den armen te helpen is heerelyk, maar het wel te doen is heilig. Het kruis diend meer ten nutte, dan de munt. Och Vrinden, dat gy dat wist, gy zout spaarzaam zyn in u geld uit te schieten. De begeerelykheid trekt voedzel uit zilver, en goud. De lieden leggen de Sestehalven vaak niet aan tot drooge gord, en Paardeboonen, neen, zy domineeren in overdaad, door 'er zomwylen een weinig zuivel over te gieten, en dat van het uwe. Let op dat laaste woord. 't Is wel waar dat alles hoort gemeen te zyn onder de Broeders, maar waar zyn die? Ach hoe weinigen maken zig die naam waardig! wat my betreft ik kender een zeer klein hoopje van, en ligt dat 'er maar twee, drie opregten onderschuilen. De rest hebben de gedaante wel, maar geen wezen. Dat zyn schaduwen, geldelooze zukkels, arme zielen, de andere zyn gezegent na ziel, en geest, dewylze het gebruik der gelukken verstaan, en beleeven. Meen je dat regte verstandigen iets zullen afschieten, zonder een langdurig overleg? Geenzins, zy slagten de goddelozen niet, die door vriendelyke buiën bewoogen in den zak tasten by den gis, om nooddruftigen te spyzen. Foei! wat gruwel! een mes in een kindervuist te steeken! dat is de dood, en de helle te baaren voor den slegten. Waare liefde is wyzer. Die wikt, en die weegt alles na de Wet. Geen één aas, of gryn moeter uitgedeelt worden, zonder diepe nadenking.
| |
| |
Men moet onderzoeken, uitrekenen, en begrypen, wat 'er nodig is voor het bestaan van een vriend, en liever te min, dan te veel besteeden. Ach! het is zo lastig in verzoeking te vallen door overvloed. Iemand zullende geholpen worden, moet hy het waardig zyn, en dit in vervolg betoonen, door zig te schikken na den zin van zyn weldoender. Hy moet amen zeggen op zyn eis. Zyn eigen zin, en verstand verslaaven aan zyn weldoender. Geen plaizier hebben, als in de versterving van zyn eigen genegentheid. Al wat hem waard is, al wie hy bemind, al waar zyn hart na uitgaat afstaan. Want voor dat weinige dat hy trekt moet hy 't alles verlaaten, zyn Vrinden, en Maagen verzaaken, zyn zelfs niet meer zyn. Foei dat zelfs zyn! hy hoort zyn Mecaenas toe, en welken Mecaenas? Geen ander, als die zyn nut zoekt, door hem even zo veel te geeven, dat hy in staat is om dit leeven te rekken tot een zaligen dood. Ziet dat heet waare Vriendschap omtrent den nootlydenden te pleegen. Van die der ryken spreek ik thans niet, want die hebben een meerder vryheid malkander te nutte te zyn. Die hoeven geen goudgewigtje te bezigen, om malkander te onthaalen: want daar schuilt een zekere vryhartigheid by vroomeryken, waar me ze den ander vergasten, die men den armen niet kan, ten weinigsten niet mag wys maaken. O de eenvoudigheid is het beste voedzel der leeken. Dat heb ik hun altyd doen lepelen, als een Melk, als een Lammertjes Pap, als een Rysten Brydje met Suiker, en Pypkaneel, terwyl ik de verder gekomene zo veel kool heb verkogt, dat ik thans in de raapen verdwaal. Wat zeg je? Meester, heb ik die rol niet al redelyk wel gebakken? zou Anthonette de Bouringjon dat al veel beter hebben kunnen klaaren, had zy die party moeten speelen? my dunkt, gy zwygt; maar dat is niemendal, laat de aanschouwers spreeken, inzonderheid de fynen, ik wed zy zullen zeggen, de Kerel heeft gelykt. 't Is jammer dat hy voor geen Ziekentrooster ageert. De Dieven vloogen van zelfs na de galg op die taal. 't Zou zyn, hier is niet te doen op de wereld, want de vroomen hebben alles in pagt. Ja, Momus zo leid het 'er, en was 't my geoorloft om dezen text uit te breiden, ik zouw 'er nog vry wat kunnen by doen, om de Mistiken, Piëtisten, Böhmisten, en het verdere Schorrenmorrie der afgezonderden ten toon te stellen. Zaagt gy die Fanatiken van binnen, gy verliefde op haare uiterlyke deugden. Gy wierd van Momus een Overtoomze Bever, of nog veragter nar, ja wat meer is, gy verschopte alle Ideën der valsche Vriendschap, om de waare Vriendschap zelfs te erlangen, die ik u heb afgemaalt.
Onsterffelyke Themis! waar toe hebt gy my geen Koevoet, voor een Veder in den vuist gedouwt? Ach was ik een beul voor een Digter! ik zou die knevel Rabraaken, die de Vriendschap vermoord. Die Pop uit het Doolhof, die daar heeft gesprooken diend de tong uit den bek gerukt. Is dat liefde? Heet dat vriendschap vertoonen. Voort schurk na het Dolhuis der gierigaarts, of ik maak u beenen. Kom nooit op myn Theater, of ik breek u arm, en beenen stuk. Zyt gy de Snaak, die de Bot zal vergallen, en praat gy zo van de deugd. Nu verwonder ik my langer niet, dat de armen van
| |
| |
honger uergaan, en de Wysgeeren door gebrek sneuvelen. O Zon! verlost Apollo van Midas oordeel, en ooren! Marsias moet gevilt! zal de wysheid triompheeren. Spreek Faebus, door myn mond, want de G..spraak der vroomen liegt. De gierigheid speeld voor Leeraar by de fynen: dat is het kalf, waar me die Philistynen ploegen. Dat breekt Sampzon de nek. Geen nood, moet de dapperheid sneuvelen, zy schudde Dagons Kerk ter neer! dat ik die Pylaaren verwring! eer ik verwissel. Ik wil liever sterven, dan by znlke monsters leeven. De dood is zoeter, dan by de onbesnedene te woonen. Vriendschap is iets anders. Dat is lyf, en leeven wagen voor den zynen. Die men eerst verkiest voor zyn Orestes, moet men als Pylades byblyven. Schoon Jonathan zyn eigen Koning verraad, door de party van den toekomende Vorst te ampleteeren, nog eert David den geene die uiterlyk een crime laesae Majestatis begong. Dc zugt tot de Kroon school weg by de erfgenaam, doe hy zyn Vriend waarschouwde voor zyns Heers wrevel. Voor al de wereld was het verdoemelyk te heulen met de wederparty eens eigenen Vaders, en egter blyft zyn roem by de waare vroomen geheiligt. Een goede naam is beter dan oly, zyt Salomon, en wie kan die beter verkrygen, dan die ze opoffert tot nut van zyn Vriend. Wie bleef de Opperharder by in zyn leet, als de Vrouwen. Johannes volgde van verre, en naderde het kruis, doe de andere vlooden. Petrus gaf het op, doe het quam tot voorspraak en bekentenis. Wie deed beter? Judas, of Maria Magdalena? De een verrade zyn Vriend, de ander verzelde zyn graf met traanen. In de nood sprong de deugd te paard. De Raadsheer dekte de overgeschoote spieren met zyn rots. Die hy heimelyk had geëert by zyn leeven, erkende hy openbaar voor zyn Vriend in den dood. Op de kant van tegenspoed moet de Vriendschap haar natuur vertoonen. Voor een ander te zyn is zyn liefde kragtdadig te maaken. De rest is Teem, en Huigelary. Al die praat van myn Pop Tartuffe zyn streeken van eigenbaat. 't Is waar 't zyn vergulde Pillen, en gelyken na de Hesperidische Appelen van Herkules, maar 't zyn Peeren der doode Zee. Dat 'er de zogenaamde vroomen aan barsten! zyn de wenschingen van Momus! die vast bezig is dien schynheilig te villen, die door een fyne tong den Potscherf heeft verzwaart, waar me de armc Job zyn schurfte leden borsteld.
NB. Verwagt een Courante Carmenede per naasten.
Deze Leersaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur Gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, in de Sint Jans-straat, uytgegeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekoomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. van Tol, en P. vander Burg, Utregt, Besseling, Zutphen, Rynvisch, Hoorn, Beukelman, Purmerend, Hogendorp, Middelburg, van Hoeke, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden.
|
|