| |
| |
| |
Ao. 1727. No. 8
De vervrolykende Momus, of koddige berisper.
Maandag, den 3. February.
IK heb meer dan honderdmaal van deese, en geene Berisper der bedorve Seden hooren zeggen, dat zeer veele Mahometaanen onse Christenen door hunnen wandel overtreffen, dog het zelve is van my meer opgenomen voor een beweegmiddel tot Deugt, dan voor de waarheid zelfs. De Zugt, die yder heeft voor zyn Vaderland, en der zelver gevoelens, en doeningen beletten ons vaak belang te nemen in de gedagten van anderen. Wy vinden ons alle, zoo als wy zyn, dog de weinigste bedenken, waaromze zoo zyn. Ik Geloof het geen myn Vader toestemt, zonder behoorelyk onderzoek. Had myn Meester my anders geleerd, ik had de dingen anders begreepen. Nu leef ik by Traditie en Letter, en ik hoorde te bestaan, door ondervinge, en geest. Men hoorde alle zaaken te wikken, eer mense aannam, of verwierp. Schoon ik de allerbeste beleidenis had aangevaard, en die stipt onderhieuw, zonder een verstandigen waarom te besitten, ik was een Gelovige zonder Oordeel. Duizenden zyn 'er van die, tegens tien van de anderen, en daarom blyft de Wereld geblinddoekt. Een swarm wilde Horsels is Meester van 's Lands Hooning, tot nadeel der beste Byen, die langs de hyën moeten swerven, om hun fortuin by de Boer te agterhaalen. Vlieg met u gedagten Europa eens door, ja zoek langs de vier Declen des Werelds maar na een rechtschaapen Waarzegger, die niet word vervolgt, of verdoemt. Begin met Spangien, en Portugal, en eindigt in u zelve, Nederlanders, en ziet dan of de Inquisitie u niet heeft gebragt tot den
| |
| |
staat, waar in gy zyt. De dwingelandy van Romen maakte Geusen, en Ketters. Had Duc de Alba geen Galgen geplant, nooit had Holland geraakt tot die Overheventheit, waar in het nu is. De Brandstaak was doe Predikant, en het Rat de Ziekentrooster der Vroomen. Al de Catholyken waren doe Beulen der Vaderlanders, en hnnne Kinderen bewaarde hunne Zondags duit, om 'er een mutsaart voor op te doen, tot lykhoud van eigen Moeders en Maagden. Men swoer doe hulde aan de onbarmhartigheid, ja een Schelm had in die eeuw verdiensten genoeg, om het Vagevuur uit te pissen, zoo hy maar een, twee, drie Martelaaren voor zyn dood wist te maken. Doe was de bovendryvende party Orthodox en Bot; de leidende daar en tegen Canoniek, en Verstandig. Ik meen dat ik genoeg gedaan heb, om myn voorstel te bewaarheden, en dat Lieden van Reden en Oordeel, hier uit wel zullen konnen zien, dat de grootste Heilig de meeste vervolgingen onderworpen blyft. Zou de Knegt beter zyn, dan zyn Meester? Dat zy verre. Wie het waagt op geregtigheit, moet kruis, geen munt bezitten. Dat is van Abels tyden af zo geweest, en 't zal ook wel zo blyven. Johannes moest in de Gevankenis, om dat hy meer zeide, dan Herodes begeerde, en alle de Apostelen zyn gemassacreert, om datze tegens den wind en stroom des Heidendoms willende opzeilen, vervielen op de banken der Vorsten, en Paapen. Haddenze van die ryke goud gronden het roer gewend, na een party Bedelaaren, en arme Sukkels, hun kiel was nimmer door storm geborsten. De Spreuk: Wie aan 't Heilig Huis wil pissen, moet Hoed, of Mantel missen; gold toe al, en zal ook altoos duuren. 't Is ook nodig, want zo in een welgestelde Regering yder leefde na zyn kop, de Hoofden waren niet zeker. Een Kruyer zou twisten met zyn Baas, en een Ambagtsman een Student oversnoeven. De minste zou Professer Magnificus willen wezen, ja zelfs de Wyfjes zouden met Carthesiaanse begindzelen de eindingen van Aristoteles verpletten. 't Zou over al Babel zyn, was 'er geen Moses en Aaron in de Wereld. Die verpoosen, als Atlas en Hercules malkander in het Hemel onderschraagen, en schoon dit de heele Wereld door overleveringen toestemt, zo weeten de Wysaarts het zeker; die konnen reden hier omtrent van hun zeggen geven, en begrypen
| |
| |
in hun zelve, waaromze de zaaken, dieze toestaan, avoyeeren. Een zuivere G..sdienst met den monde te helyden is voortreffelyk; maar die te gronden, en onbetwistbaar door zyn Leven en gedrag te diffendeeren is nog uitmuntender. Zo hoorde de minste te kunnen doen, en wie weet wat 'er zou gebeuren, zo de meeste Menschen niet te bezorgt voor hunne Lichaamen de Zielen begroeven, in Pakkelders, Zolders, Cantooren, Winkels, Geldkisten, en Zakken. Daar sluit men, Helaas! zyn bryn zo vast in, dat men zonder Harssens ter Kerk snellende 'er uitkomt, als Dwaazen, die wel hooren, maar niets verstaan. Voor zulke moet ik dikwils Schryven, en daarom ben ik genoodzaakt van toon te verwisselen; en my weder na Sottiesen te keeren, door de eerste regels van dit Blad nader toe te passen op den Afgezant van Marocco, die als een Mahometaan zeer veel Geld verspilt, om in Engeland dat te bekoomen, 't geen veele Christenen met een Beursje Gouds toe te geven, wel zouden wenschen quyt te zyn. Hier zyn de Wyven veeltyds een ballast hunner Mannen, dog daar lykenze gewilt. Om een Suursien koopje in Holland een Deern, maar by de Mooren ziet men niet op een quart per cent min of meer, als de Meid, niet leelyk van Smoel, met een laggenden Bek een Aalmoes schynt te troggelen, die na negen Maanden zo zoet niet valt te lossen, dan te laaden. Dat scheelt nog meer, als van een Schoenflikker in een Doctor tc vervellen, of te gast te gaan by Jannes, en niets te eeten. Calidum Prandium comedisti, dat is te zeggen: ik heb voor geen Burgers, maar Princen geschaft, riep die Loeris, doe de hongerige Aanschouwers kermde, als Baarende Wyven over de arrebeid, die 'er vereist wierd om een enkele Canaar met zyn vieren van een te scheuren. Het Kraambed van Saartje Jans heeft niets, by de weën, die zeker Konstenaar uitstond, eer hy door het ruineeren van drie messen uit een Amalette de la Brugge een Snipper van een duim breed kon splyten. Onsterffelyke Goden! Verlost my dog van den Echo! Of u Momus verliest zyn crediet by den verstandigen Lezer. Wy willen van dat Gekkenhuys niet meer hooren, roepen de Wyzen, en daarom verval ik onder de Juffers. Dat ruigt verstikt het beste zaat. De Ziel van de mensch bleef verhevener, buitelde het Lichaam altemets
| |
| |
niet eens over die Distelen, en Doorenen der Natuur, die met hunne bloemtjes onse zinnen verschalken. Een Vrouwmensch belooft veel, maar geeft weinig. Een kus twee drie baart dikwils een millioen traanen, en dat pootje te besteden aan een valschen Engel, een Hel van den D....! Had ik dat Serpent niet niet gezien, wat was ik dan gelukkig, roept de Huwelyks-Nar, als hy voor een Poesjenel, met twee bellen op den kop, aan dien wieg zit te zaagen, waar aan Alcides werk zou vinden Moeders Slangen te kneusen. Myn eigen Honden verslinden Acteon niet, maar die van myn Buuren. De Koekoeken leggen hun ey in myn nest, en nog moet ik wroeten, om het gepikte kuyken te voeden. Disputeer ik 'er tegens, als een Leek tegens zyn Biegtvader, ik kryg voor een Rosenkrans, tot myn zolaas, een twee drie houte Kruissen van den haard na den kop. 't Is scheerje van hier, Jan Hen; wy moeten een Haan, en willen geen Capoenen gerieven. Wat zal nu zo een Beuling anders doen als Hastam abjicere, dat is het Vaantje laaten hangen, en om een pindje elders loopen graasen; tot opwekking van een balloorigen dog tot nog toe Lydzamen Geest. Van de reverteering van Eneas na Troyen heb ik nimmer gelesen, maar van de thuyskomst van Ulisses by Penelope meld de Historie dit volgende: Hy vond Moer een draatje zitten spinnen van dat zelve vlas, dat Hercules bezigde, doe hy Jole bekroop, in de Varkensstal van een Keuken, zo helder, als die van Jannis word gezegt te zyn. Wat zou de goede Man doen? Hy vatte na zyn Schaaphaire Kalot, schikte de gespleete Frontespies een weinig in order, swoer by Circes wisjewasje, dat hy het tot zynent zo vond, gelyk hy het overal had gezien, nam het Zwagerschap van den Koetzier der Mestkar voorlief, gaf 't Schaap een zoen, at een kommetje pap, en kroop met Mama onder dien zelven deeken, waar onder ligt al een Regiment Hannekens met hun Dodelyken Seyssen had gerust. Heel anders gaat het by veelen onder ons, want in stee van den Hoed in de oogen te trekken, en als een blinde te wandelen langs de Gang, en het Voorhuis, zo preutelt Bacchus tegens Ceres, over de doolingen van Venus, dat is te zeggen: de Vent mort aan den Dis op zyn Wyf, geëncoerageert door den Drank, hy leest haar de daaden van den onwaardigen Knegt, Hans Christoffel omtrent zyn Ega voor, vloekt by Brittas Midder- | |
| |
nagtskroon, dat hy haar doeningen zo zal in den Dag stellen, dat de Jongelingen van schrik zullen sweeren nimmer te Trouwen, geeft 'er een twee drie braave konkels toe, bruid van de Tafel na 't Secreet, roept de Meid, geeft haar een paar sesjes, byert een weinigje aan de Klokken van haaren hals, vliegt overend, daalt in een verrukking, vereenigt geest in geest gelyk een Overtoomse Bever, en reverteert by zyn Bed Orakel, om de nagt in zulke alleenspraaken met haar door te brengen, die vaak zo ziel roerende zyn, dat 'er de Lighaamen pimpel, en paars van worden; want de Katten zingen doorgaans krabben weerom, als hunne Katers vuisten krollen. In dat punt zyn ze getrouwer, dan in den Trouw. Ze verzaaken met hunne nagels geen Troef, als de Man Schoppen opspeelt. Ter contrarie zy hebben Jas in de eene, en Menel in de andere hand, dat is te zeggen Tang, en Asbeusem doen me: welk een schoone Harmonie, en accoort dit Muziek nu schaft, nog zyner grynige Kerels, die nimmer te vreden wel wensten van hunne Vade Mecums verlost te zyn. Hoe zal het Jupiter met zyn Cecropise Aapen nog langer maken! Al geeft hyze Goud uit een Hooren te drinken, dat is te zeggen, al rookt de Schoorsteen van Moeders bloed en zweet, nog veragt Vader die verheeve Pompen, Fonteinen en Buizen zyner inkomsten. Ik wil geen Coruntus wezen, roept de Buffel zonder te bedenken, dat de Vader der Goden zelfs voor Bul heeft gesworven. Had Europa geen zin in den Os? Verliefde Paciphaë niet op den Frisschen Stier? Wierd Jö niet een witte Koe? Zyn we altemaal geen Kalvers? Geen Jutten, geen Deense Heyknappers? Geen Zotten, en Narren? Waarom schryf ik dan Lorren, en waarom leesje myn Prullen? Dogtje wel Heeren, dat ik zo fraai myn Oratie zou sluiten, en na zo veel omweegen zou daalen als een Gek in u Dolhuis? Ha! die Rethorica, die weet wat! Had ik die niet geleezen, ik zou verstandiger Schryven. Door den weg der welsprekentheit wierd Eva bedroogen. Had de Nikker de Mannin door geen vlyeryen bedot, zy had de opregtigheit behouden, en waaren de Ignatianen zo plomp, als de Minnebroeders, het Collegie de Propaganda Fide zou 't zo drok hebben, als een Man, die waarheit zoekt te verkoopen. Die zulje by my niet vinden, of je moest ze medebrengen. Ik heb by myn eerste Papier u loogens
| |
| |
belooft, en benje daar me te vreden, 't is wel, lees dan voort. Ik zal u op den duur niet ontvallen, zo je my maar houw en getrouw blyft met dubbeltjes te assisteeren. Daar voor bulkt een Os zo wel in het Choor, als Ik langs myn Stal. Ik weet wel waar 't my schort, riep de Juffer, en zy wees op haar voorschoot. Alles kan niet gesyt, maar wel gedagt worden, en hy is een gauwert, die by zyn zelve anderen meet. Als je die Sleutel hebt gevonden, springen alle Slooten open. Al ziet een Meisje zo stemmig, als een Klop, van binnen schuylt de Hoer. Pas kan men Gaapen, of men wil Happen. De zinnen dwaalen na de Vryer, al blyven de voeten thuys. Men ziet Engelen van buiten, maar binnen schuilen de Du.... Het eerste nagtje is 't Kleuter, zagtmoediger, dan een Lam, maar de volgende gelyken voor de Bezitters van dien key der Wyzen wel eeuwen. Het rad van Ixion heeft niets by desen Steen van Zysiphus te schraagen. Da zeeven der Danaiden waren niet half zo hol, en moeielyk om te vullen, als deeze postscherven van Job. Wie daar mee zyn eigen huid moet krabben is een Beul van zyn Lighaam. Hoorje 't wel, schurfte Lezers? Ik geloof Ja, en Neen, 't zal vrees ik wezen, als met de vermaning der Ouders tegens hunne Kinderen, het eene oor in, het ander weer uyt. Men wil al een Appeltje van Zodom proeven, of men gelooft geen berysde Beschryvers. Die wasse Poppen zien 'er zo lief uyt, niet waar Jongens? Maar Rottenkruid met Hooning vermengt is geen kost, voor die graag lang zoeken te leeven. De Dood schuylt in Eva's Pot. 't Coloquinten Sap is lieffelyker, dan de Alssem des Huwelyks. Laatje gezeggen, Snotneusen, en jonge Lafbekken, als je eens aan het Teefje vast raakt, komje zo schielyk niet los. Ze weeten van geen uytschyen, en kun jy altyd beginnen? Je mogt wat anders. Wy zyn geen Turken, maar Ch...... de eerste hebben een dozyn, of twee Wyven, en nog niet te veel, en onze eene maakt het ons loof genoeg. De Vrolykste gaan hier veeltyts het naast agter de Baar; en de droevige volgen van verre, om datze geen Vrouw Zaliger moogen bulken. Hoe veel zakjes Ducatons zou Zint Joseph, de Patroon des Egts, onder de Catholyken niet wel kunnen verdienen, wilde hy de knoop des Huwelyks door zyn Voorspraak doen breeken! Al die voor dien Altaar knielen
| |
| |
is het juist om geen Wyf te bekoomen te doen, maar om 'er van ontslaagen te zyn. Heerom, wouje ons zo wel van 't Deerentje helpen, als j'er ons hebt aangekoppelt, je Kost was by Zint Joris gekogt. Maar neen, Het eens gesprooke Woord kan nimmer weer te rug, zyt Jan Vos, en dat was een Poeët, en die Liegen nooit, als met Octrooi. Ze slagten de Paus die isser toegestelt, met de zynen, en wie 'er tegen spreekt, zal 't met den Hals vergoen. Om welke reden ik ook tegens Orsini zeg: Aap, wat hebje mooie Jongen? Een huisje met Gekken! Coeragie Lezers! Nog een weinig aandagt en gedult, en daar mee is het spulletje uyt. Geeft elk je Wyf nog een zoen, twee, drie, en laatste daar mee loopen, want je zyt 'er Waaragtig zekerlyk altemaal mee gebruyt, en dewyl de meeste onder ons dog geen regte Liefhebbers van Heilig Bitter, Tegenspoet, of Verdrieten zyn, zo blyft myn begonne zeggen bevesligt, te weeten: dat de besnedenen, schoon geene Belyders van het Kruys, het egter meer amplecteeren, dan wy. Hoe komt dat, zal een Hollander, die ligt het Commando over de Hond, of de Kat tot zynent niet eens is toevertrouwt, vraagen. Ik zal het u sagtjes in 't oor luisteren, onder beding van het uwe Bed-Gouvernanten niet weder te vertellen, want zo gy dat begon, 't zou 'er in myne magere Ribben gemakkelyk zo desolaat door gekorven, en gestooft konnen worden, als de Ranzyere, en de Kartjè van Jannes zyn geweest, en die overtroffen in Miseri de ruuwe Excrementen, die de Hottentotten peuselen. ô! Dat zwygen komt my wel te pas, dog dat heb ik van myn Ouders door slaagen geleert. Rammelen Jobs potscherven tot uwent te veel, probeert het eens voor een enkele reys met een Crucifix uyt een Zutphense Takkenbos, en helpt het dan niet, zo isser geen kans, als Passientie, of de Engelsche Ridderorder van u Vrouws Koussenband te omhelzen. Deze laatste woorden zyn Equivook, en daarom kan eer een Collegiant gemakkelyk een Oeffenings Avond op doorbrengen. Dit is een Kolfje voor de Granaat-appel, want die vinden de Vrede, zo de Broeders getuigen, door twist. Was die weg geaprobeert door ondervinding, ik zou 'er de Amsterdammers toe raaden. Maar wat zouden die Zoetekoeks ridders doen? Durven die wel een paar Peperneuten, of een half schootje Knapkoek aan hunne Dames verbruyen,
| |
| |
zonder een voorgaande Biegt, Absolutie, of Gordynmis te hooren? Neen, geenzins, 't zyn lydelyke gezellen, en Mistike Toehoorders, die nimmer op den Overtoomschen Weg durven beeven, zonder consent van hunne Deboras. Heel anders doen de Duytsers, die schreeuwen halt smaul, en priegelen hunne Gezellinnen. Die Helden koomen na aan de Turken, inzonderheit als ze wat hard Luyters vallen. Dan konnen de arme Wyven 'er pas Huys mee houden, en die knorrige Grieten, die onder ons zyn gewoon eeuwig te Rammelen, Koetsen daar als Fidelletjes van Diana, welkers Halve Maan altoos open staat voor 's Lands Eudimionen. Om die reden, Lezers hebben de Turken dat Teeken op hunne Vlaggen. Zy zyn Meester van Luna. Hun Paardenstaart over end gestooken is de Leus van den Kryg, en al was een Wyf een halve Amazoon zy plakkense ter neer, gelyk Jazon Hypsiphile wel eer heeft gebakken. Halte! Iets minder, ik wil alleen zeggen, ze maaken het ook, hoeze het maaken, zy blyven Baas in hun eigen Huys. Trouwens het zyn Ongeloovigen, en die zyn niet half zo na geparenteert aan de Lydsaamheit, als onse Mennoniten, die met de twee Hoorenen van Perfer, & Obdura vaak zo van hun stooten, dat 'er meenigen Koopman, die zy regt treffen, zo van wegbuitelt, dat men hem pas te Vianen weder kan vinden. Ha! Al evenwel bon Couragie! Waaren 'er geen Gekken, het Brood was goed koop. Eb, en Vloed regeeren de Zee! Craesus en Irus ontmoeten malkander. Als zulke twee handen den ander wassen, wordense beide schoon. Dog dat zal hier na koomen. Nu is het: elk voor zyn zelve en G... voor ons allen, en daar mee schey ik 'er af.
P.S. Zo even ontstaat 'er een gerugt, dat verscheide Poëtische Doffers, in hunne Geylhokken met de Heliconse Duiven, hebben zitten te Trekkenbekken.
Deze Leersaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur Gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, iu de Sint Jans-straat, uytgegeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekoomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, Korte, 's Hage, P. van Tol, en P. vander Burg, Leiden, A. Kallewier, Utregt, Basseling, Zutphen, Rynvisch, Alkmaar, van Beyeren, Hoorn, Beukelman, Purmerend, Hogendorp, Middelburg, van Hoeke, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden.
|
|