| |
| |
| |
Ao. 1726. No. 3
De vervrolykende Momus, of koddige berisper.
Maandag, den 30. December.
DAt de mannen maar half zo greetig waaren, om verheve dingen te bespiegelen, als de Vrouwen zyn, ik zouw de Lezers een definitie geeven van het Perpetuum Mobile. Een Boer van Appensel, pas even na myn geloof, getrouwt, waant het gevonden te hebben. Lieden, die langer hebben geroeit op Sinte Margaretes Galey zyn Wyser. Na ruym een jaar ziet gy my wederom, Arbates, niet dien gelukkigen, dien grooten Mitthridates, is andere taal. Zo spreeken de meeste Helden, als zy hun kruyt en loot, onnut hebbende verschooten, geen Capitulatie van hunne Matressen, tot genoegen konnen bedingen. De aanval op een halve Maan, en de afmars van de zelve, zyn twee Saaken, die considerabel verschillen. De hoop van te overwinnen prikkelt den bespringer, maar de schade van hem, die den aftogt blaast, word van de verwerende party met laggen verselt, de Inbeelding is een Siekte, die meenigen Lief hebber ruineert, en wie is 'er vry van? als oude Sondaaren, die versleeten, in de overdenkinge des doods hun laaste geesten verstikken. Wanneer een Vis voor dien Fuik raakt, is hy kapot. Die met Venus duizentmaal op de Jagt is geweest, om Haasen en Konynen, buiten Haarlem te verstrikken, moet binnen Amsterdam voor dit Everswyn bukken. Die Paay doolt met een Schrobnet, en wat 'er in komt is weg. Al waart gy geen nul waardig, hy zou u voor een Prys trekken. In dat geval is hy gemakkelyker, dan Sint Peeter, want die laat niemant voor een val- | |
| |
sche stuiver binnen de Poort. Al had je maar een Spinnekops duyt in je broek, Juffrouw Atropos is gereet om hem, voor een Vetmanneken te ontfangen; want zy, en haar vaar doen in Compagnie. De laatste tapt een soopje bittere Jenever, wyl de andere, als een Pokkig Hoertje de Beurs luyst van haar Serviteur: en ben je die quyt, zo is 't in deze Wereld gedaan. Neemt de woorden in welken zin gy het ook begeert, zy voldoen altyd myn oogmerk. Want hy die zyn voorsteven verliest op Scilla, door een overmatig gekus, en hy die den Kajuyt aan spaanders stoot op Charibdis, by manquement van een goud roer, zyn een koppel magere Spreeuwen, die voor de Gelyke Tweelingen, op één Toneel zonder moeite konnen ageren.
Die Officier, die binnen Weenen korts is gearresteert, over het opligten van den Graaf Damis, heeft dit, na 't schynt gepenetreert. De Spreuk, geen geld, geen Switser, is door heel Europa bekent. Een Soldaat zonder Buidel kan Dione niet behagen. Hoe volder dat de Sak is van Mars, hoe de Beugeltas der Liefde haar lediger veynst. De Honger word door de Overvloed verwekt, en waar niets manqueert by de Man, is by de Vrouw alles gebrek. Ik zal u een Goudmyn wysen, riep Mavors Campioen, en daar op schoot Heer Rykart poen. Doe de Bergen zouden Baaren, haalde de Operateur een Muys; want geen Vroedwyf wist kans, om van niet iet te scheppen. Dat kunsje hoort tot den Lapis Philosophorum. De Bezitters van de Amersfoortse Key zullen je een koekje van 't zelve Deeg bakken, zo iemant anders maar een baggatel van een duizend Ducatons gelieft te spendeeren. De eys is redelyk, maar ik hoor nog geen bot. De Hollanders slagten Sint Thomas, en willen pand der Minne, of ze schieten geen kuyt. Al zwoer je by de Amsterdamse Beurs, en dat is immers meer, dan by al de hoofden der vroomen, dat gy Infallibel Ex ungue Leonem, of uyt die zoeking een Millioen zouwt vinden, ze geloven 't niet. De Kooplinden en de Paapen, verscheelen veel in de Manier van het Bedrog, maar in het punt van Woeker, is het eeuwig: De Presentibus Gaudet Ecclesia, dat is te zeggen:
| |
| |
De Heyligen moeten hun Was hebben, of de Miraculen willen niet vlotten. Ik maak my stouwt by Jonker Merkuur, met één Logen meer te winnen, dan met duizend Waarheden. Die Snaak zal liever zyn heele Capitaal in Assurantie verbruyen, dan één Penning voor Deugt besteeden. Gaat eens met Geloof en Liefde ter merkt, ik wet je geen duid Swavelstok op Crediet zult ontfangen. Ter contrarie, 't zal zyn ieder bewaar zyn Geld, Heeren, want daar zyn valsche Speelders in de Schuyt, en meer zeg ik niet, om de onnozelheid te Brandmerken.
Hoe komt dat? zal een Kinkel vraagen. Och! vrinden, de Courunt zegt, dat de Reliegie-saaken binnen Regensburg stil staan. Maar een bloed, die niet ervaaren is in de Atlas van Sampson, of Blauw zal repliceren: waar leid die plaats? zonder te bedenken, dat al waar men Akkers koopt, en Wyven trouwt, dat daar de Dooden zoo veel werk hebben, om de Dooden te begraven, dat ze om het leeven te verkrygen geen tyd konnen vinden. 't Moet al een bevolkte Stad, en een opgepropte Vest vol Huizen zyn, waar plaats ontbreekt om Tempels te bouwen. De Wereld was 'er groot genoeg toe, waaren de menschen regt klyn. Eindigde ider zyn begin in den oorsprong, nooit stond de waare Religie stil. Schoon in het Collegium de Propoganda Fide binnen Romen niets voorviel, egter zou de waarheid geen Schipbreuk lyden, als de kiel aan den regten Stuurman wierd vertrouwt. Doe het Synode van Trenten vergadert was, bleef 'er Sint Peter buiten, en wie weet by-aldien 'er weder een algemeen Concilium elders zou beroepen worden, of 'er de Opperherder wel een Stoel zou verkrygen. Als yder dingt na de eerste plaats, krygt de degen klem. Die gelt, dog hoorde onder de Christenen niet te gelden. Is lyden, en verdraagen het Vaandel des Euangeliums? wat doet dan het vlammende lemmer in den vuist der Engelen? zo wierd Eden verlooren. Begeer je 't Lezers, weer? steekt den Degen in de Scheede; vegt, met Geloof, en Liefde, vest uwe Articulen op de eenigheid des Geestes, en verdryft den Ketter, door een onbesprooken Wandel. De Ongodist zal sneuvelen, zo dra
| |
| |
de Heiligheid groent op den stam des leevens, en als gy bewyst door u werken, dat leer en wandel accordeeren, zal Spinosa verwelken. Eendragt maakt Magt, slaat Holland op zyn munt, en de gekruiste Penning des Bybels, voert den zelven Stempel. Die van Athenen vyselde een Altaar voor den onbekenden G... aan den Gemeenen weg, dog zy die hem waanen te gronden, Offeren door afsondering van een overeenstemmende Liefde van het eene Lid, tot het ander, vaak te Dan, en te Bethel, hun heele hart aan de Mammon der Eeuwen. Zyn Michas goude Goden thans door een Actie verlooren, men procedeert tot nadeel van Weduwen en Weesen, met een Mennonite Tronie, om ze door bedrog weder te beschaaren. Al ley de Reykdom op de rooster der Hel, als een Metworst te braden, nog zou je Katten vinden, die haar niet zouden ontzien den Poot aan zo een Sinte Lauwrens te zengen. Men kan der alles me winnen, buiten den Hemel, want die is fide comis voor de Armen. Trouwens de magtigen hebben het te drok met het tegenwoordige, om het toekomende te wikken. Een Nederlanse Banneling, die geen voet aarde beneden bezit, zal eer omzien na Nieuw Engeland boven, als hy, die aan de Rivier de Vegt een Hof van Eden bouwt, waar in zyn Eva met de Slang consulteert over de voortplanting der Hoorenen. Of Sem, en Japhet, te Maarssen onder eenen Deeken schuylen raakt Vader Noach niet, want de Rynsche Beker, die hy dagelyks nypt, is een Preservatief voor de smert, die het uytbotten der Acteonse Tanden causeeren. Laat Cham vry spotten over dit Treurspel! een tas sonder Silverlingen, is het loon van zyn boert.
Wasser grooter vloek onder de zon, de Makelaars zouden geen moeite doen om 'er hun van te bevryën, en waaren 'er onder die helden zo veel Poëten, als bedriegers, ze zouden sterker met de arremoede zyn patiseeren. Een Digter is ryk genoeg, als hy maar zo veel Papier kan beschaaren, als 'er vereist word op een burger Secteet, om den maars aan te potsen. Die lauwer past op een klinkdigt. Geen goudkleuriger Diadeem draagt Clio in deze tyd. Dat zyn de geuren van Parnas, de Lovers die zyn Vaar- | |
| |
zen verzellen! Een Obligatie van hondert gulden is meer geagt op de Beurs, dan alle de werken van Pindarus, Homerus, en diergelyk gezellen. Zet Flaccus, of Maro eens op de Amsterdamse waag, tegens één Noordhollandse kaas, ik wed ze minder zullen gelden in waardy, dan dat gestremde zuivel. Geen wonder; van 't laatste groeyen de Rotten, van 't ander barsten de Muizen. Geloofje 't niet? Beschouw maar een vryer der Zanggodinnen. Ziet 'er een Goudmaker pover uyt; hy die Hupaardye speelt, op Melpomene, draagt een mager kaak door op dien Zadel te ryden. Geen Edelman lyd meer honger op zyn quartieren, dan een hedendaagse Naso, door zyn huwelyks glossen verdraagt. Al zingt Demodokus, als een Lyster, de Koekoeken willen op zyn eyëren niet broeyen. Een Koopman, die een hups wyf heeft, krygt eer een dozyn zwagers, eer een Digter een smeerigen bek haalt by een nar. Wat doen we met Spreuwen? gillen de Uylen, als ze op de lym van Plutus vast zitten, om yder te vangen. Weg met die kool, daar ieder smaak in raapen vind. Dats kost, die niemant verveelt. Al vallenze, na de leer der Geneesheeren, wat winderig, geen noot, zo gewonnen, zo verteert. Die wysheid koopt is al zyn leven arm, maar die by de dwaasheid ter markt gaat, blyft altyd bequaam, om een gat door een spyker te stoppen. Valt hy door een actie overhoop, hy staat door een lotery weder op. Hy slagt de huwelyks gezellen, die by eb en vloed ryzen, en daalen. Een Maagdom verlooren, een kindje gewonnen schryen de deerens. Mis ik aan myn verstant negentig percent, roept Mercuur, ik win ten minsten een quart op het hondert, door myn confrater te bedotten. Segje, Vrinden? dat is niet eerelyk: Ik antwoord, foei schaamje, je praat als een aap, die geen koers van negotie en weet. Wasje een Makelaar, beuling, je zouwt anders zwetzen. Die Heeren slagten de Vrygeesten, en gelooven, en doen wat ze willen. Eertyds waaren de Kooplieden de pylaaren der Beurs, thans zyn het hun knegts. Cham zit over Sem en Japhet schryelings heen. De wereld loopt op een eind, want de Heidenen zitten in Israëls erfdeel. De Hagarenen melken Abrahams koei, en de Beun- | |
| |
haasen rooven, als Sicchem, Jacobs Dina. Ze slagten de Gezant van Tripoli, waar van de Courant getuigt, dat hy geen ander spel als schaaken heeft geleert, en egter is hy te Romen dagelyks op de Assamble der Juffers. Maakt dat een Ambassadeur uyt by de Ottomannen, wat heeft dit land van onze Gevolmagtigde knegten der negotie niet te wagten! By dag kaapen, en by avond Dames visiteeren 't is al wat je kunt van den hemel bidden. 't Is niet vreemt, dat veele Heeren, in Dienaars verwisselen, want de laaste neemen de zaaken waar, die de andere vergeeten. Terwyl een Koopman van de zon zyn Dienstmaagt het Mannetje in de Maan voorleest, beschouwen die Jozephs zomtyds de starren van Vaders hemel. Tut, tut, dat zyn maar droomen, zuljc zeggen. Ik beken het, maar weet, dat doe 'er honger in Canaän quam, dat 'er doe in Egipten brood was, en dat het slaapen in waaken verwisselde. Doe Acteön Diana van vooren bezag, stonden de honden van agteren gereet, om hem te verslinden. Of hy al riep ik handel in ducatons, in specie, in zilver, en munt; zy beeten hem vast vel, en vlees van het gebeente. Dat waaren de Makelaars van die tyd, waar me hy uit beunhaazen ging, als 'er wat te jaagen scheen. Ligt zulje schreeuwen, dat is een Heidense Fabel. Ik beken het, maarbedenk, dat het, leider! thans een Christelyke waarheid is geworden by veelen, door logens hun te verryken, en op een vals monster de beste waaren der Engelsche Compagnie te beschaaren. Ik ben niet universeel in myn recepten, gelyk Doctor Crispyn is, die alle zyne Patienten uit één doos beregt, maar leg dit corrosief alleen op de bestbuil dier snooden, die koets en paarden houden op een anders verlooren haver. Met de goeden willen wy niet gemoeit zyn, want daar is meer smeer te haalen van een groote hoop zondaaren, dan van een klein troepje regtvaardigen; onder welk getal zig yder zeker zonder fouwt, Propter eerbaritatem, et welstantiam zal voegen; het geen ik bid, om bevryd te blyven van nader toepassing op deze, en geenen, die ik niet en ken, want zint die tyd, dat ik heb gemerkt, dat het bedrog de schaduw is der geldwinners, heb ik my der maaten
| |
| |
aan de waarheid overgegeven, dat ik ze als verbode munt handel. Die penning is niet gangbaar, en daarom geef ik hem niet uit, als by lieden, die Zonnepistoolen Fabriceeren. Die het waare ligt te baat hebben, kunnen den donker van andere best kennen; dog in Braband is dit op halsstraffe verboden. Het Plakkaat tegens die snaaken is daar scherp. Daar moet men den Keizer geeven dar des Keizers is, en de Munniken wat hun toekomt, te weeten de behandeling van de zielen der goede Catholyken, en een smeerigen smul, en als die dat hebben, mag de Oppersoeverein zien, hoe hy het zyne krygt. Ist niet elendig dat de Religiezaaken meest overal stil staan. O Regensburg! Regensburg! Wat hebje om u Wal al Voorsteeden, en Dorpen? De wereld krielt van Handelaars, om loogen voor winst te venten, en de waarheid, die voor niet te koop is kan niet aan de man. Ze is te poover, te arm, te slegt, om beschouwt te worden, en de fynen zyn te eerelyk om een naakte deern te zien. Zy zouden vliegende gevoelen aan de opsteyging van hun vlees, datze nog niet geestelyk zyn, zo ze die Juffer zonder habiet ontmoete, en om haar te dossen is de gierigheid van allen te groot. Wat best met die Zuster gedaan Broederkens? Ik weet 'er geen raat me, als dat wy ze inhabiel verklaaren tot eenige Digniteiten. Seg je? dat dit nog te gering is. Fiat! wy stellenze Vogelvry op de Beurs, en belooven mits dezen de premie van een Lofgedigt aan de eerste Makelaar, dieze ons levend of doot kan in handen leveren. Ik weet wel dat die Heeren, om een gulden te winnen meer moeite zullen doen, dan om duizent regulen rym, dewyl die by hun leeven niet bedenken, dat men na de dood de eeuwen kan verduuren, door het zouwt der Poezy, maar ik weet ook dat op zo een onmogelyke daat, als daar is de waarheid te vinden, of te vernielen geen voortreffelyker prys kan gestempelt werden.
Eer ik dit Papier, met het woord uyt toezegel, moet ik den Lezer de reden geeven, waarom ik zo breet hebbe geschreven over de Koppelaars der Negotie. Vrinden, ik ken niemant in het particulier van dezelve, nog weer de streeken niet, die veele gebruiken, om ryk te worden, ook kan ik niet zeggen, ge- | |
| |
lyk een zeker Man van die Confrerie, met deze woorden uyte: de Hemel heeft myn geringen arrebyd Gezegent, want ik hoeve voor niemant in Qualteyr te wyken, dewyl ik door driemaal te Failjeeren ben gevordert tot een Boeren Drost, om de Wetten van Keyzer Kaerel van klem te doen zyn, maar ik heb in de Courant gelezen dat men binnen Londen meent datter kragtdadige middelen zullen by de hand genoomen worden, om de snode practyken der Makelaars te beteugelen, zo wel ten opzigte van de Staaten Lotery, als andere openbaare fondsen. Dit quam my zo applicabel voor op de brakken van Midas, dat ik my genootzaakt voelde eenige toepassingen hier uyt te formeeren, die zeker van geen vrugt zullen zyn, om Moriaanen blank te schuuren, want die gewoon is met den koevoet te stroopen, zal hem zelden, voor dat de galg, als een Comeetstar verschynt, bekeeren. Als hy dat teeken ziet denkt hy om den strop, en als een oude bedrieger den Hannekenmaajer hoort naderen met den zeissen, zo beeft zyn gras om gehooit te worden. Dan vallen de actiën in wind. 't Is uyt met de Zuid. Missesippy is in de hel te vinden, en de confraters van Jan Lauw zyn te verkleumt om dat vuur te derven. Pluto ken zyn volk aan den reuk, en aan het zien van hun Rozenobel weet hy wie hun Heer is. Gelukkig is hy die ten halven keert. De andere dwaalen voor zint felten, en speelen hun Treureindent Blyspel, met kermen uyt.
Deze Leersaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur Gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, iu de Sint Jans-straat, uytgegeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekoomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, Korte, 's Hage, P. van Tol, en P. vander Burg, Leiden, A. Kallewier, Utregt, Besseling, Zutphen, Rynvisch, Alkmaar, van Beyeren, Hoorn, Beukelman, Purmerend, Hogendorp, Middelburg, van Hoeke, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden.
NB. Gelieft te lezen op pag. 10 reg. 9 voor: dat de. dat deet de. Op pag. 11 reg. 11 voor: reuge. refuge. Op pag. 14 reg. 35 voor: die. die het, en op pag. 16 reg. 36 voor: hy. wy.
|
|