| |
| |
| |
Ao. 1726. No. 2
De vervrolykende Momus, of koddige berisper.
Maandag, den 23. December.
DAt myn wil, en vermogen even groot waaren, ik zou de Heeren Lezers van daag vergasten op een Pastey van negen Koneynen. Een Vrouw van Guilford, heeft 'er korts geen minder geworpen. Wat voor een Rammelaar de Vader van zulke Misgeboortens is, hoort tot de Geneälogise onderzoeking der Philosophen. Onder die Maats heb je Snaaken, die uyt een drekkige Muis, goude Bergen baaren, en schoon ze de Arremoede dadelyk bezitten, egter niet vry zyn de rykdommen door bespiegelingen te verlangen. Al heeft een Adeptus geen Duyt in de Mars, hy is egter een Koning te ryk; want de hoop op het toekomende, doet hem het tegen woordige veragten. Agter zeven bergen Zweet, schuylt zyn Luylekkerland, en komt hy 'er nimmer in Passientie. In Magnis voluisse sat est, zey de Linker, en hy schoot te kort in de circumferentie van Madame Therese's Conclave. In zulke, en diergelyke Cellen, word de Natuurkunde gepylt. Veele zoeken ze op de Leuvenze Faculteyt, en vangen bot, daar andere pierewyënde agter den Dyk, de Vorens der Fuyken ligten, waar in 's Lands Posten hunne Hommen verschooten. Of 'er splint zit in de Tas van een Oude Hoer, weeten de Jongens best 'die 'er van groeyen. Duizenden dragen een Zilvere Degen, waar van de leedere Scheede is verrot, dog dat doet tot onzen Text niet. Die praat van Herscheppingen, waar door het eene Zaat in het ander verwisselt. Paracelsus wilde menschen fokken in glase Botteljes, want hy had in Arabien het Meloenbroeijen der
| |
| |
Hollanders gezien. Hy bruide Hermetice Son, en Maan in één Quispedoor, en speelde Alderheyligen op een Assen-Woensdag, dog of 'er ooit Starren van gekoomen zyn, weet ik niet, zey Socrates, die niets anders wist, als dat hy niets en wist, en dat is al veel gevordert, om van een Gek in een Wysgeer te vervellen. Had hy op de Beurs van Amsterdam voor Makelaar geägeert, hy zouw een anderen toon hebben gezongen, als ik lol. In plaats van Xantippe te borstelen, zouw hy Myrtone hebben geschuurt; Trouwens dat de goede Man nog al redelyk, en daarom brak het hem op, als een Hond de Worst. In dat punt was hy een volkomen Overtoomse Bever, want beviel hem de een niet, hy geriefde de ander. Hy stuurde Lea om Mostert, en hy gaf Rachel een paar klondjes Kandy. Wouw Sara Hagar niet dulden hy nam de Spanriem van Doctor Crispyn, klouden 'er op, en swoer by haar afgrond, dat hy 'er nimmer zyn Sleutel zouw indraaijen, en zoo versleet de Lief hebber zyn tyd, tot hem de Raat van Athenen een Cordiaaltje schonk, dat omtrent zo bequaam was, om hem te doen barsten, als een Elixer van Hoogduitze Schoenpinnen, geapproprieert op een Nederlandze Maag. Doe Diogenes op het geypen stond, bad hy de Huysgouvernante van zyn Meefter, dat ze hem na zyn Dood zouw op den Buyk doen leggen, want vervolgde hy: Gy weet, myn Lam, dat de dingen die heden staan, morgen hangen. De Wisselbeurt is de ziel der Stoffen, en daarom loopen de Wysen uyt het Oosten met kakhielen in het West. Zint de Kunst in praaten bestond, hadden de Stommen geen Brood. Wat is waarheid? vroeg Pilatus, die zo gemeensaam omging met de loogen, dat de Keyser hem om die reden avanceerde, tot Comissaris van den Joodsen Tol, dog hy kreeg geen antwoord, want wat wind de Onnooselheid op het Capitool, of wat nut schept de Deugt van Plyten, en Krakeelen? blaft ze tegens het Onregt, zoo word ze nog meer geknuppelt, dan dat ze koetst, en zwigt, en daarom wykt een Man van Fatsoen niet zonder oorsaak voor een Vulliskar. Het is al de Wereld niet gegeven een Amersfoortse Key voor den steen der Wysen te verpassen. Dat moet een Knevel, zonder Conscientie zyn, die Noorts Pik, voor
| |
| |
Egyptise Mumie veylt. Ik geloof in geene revelatien van het Spinrok, nog in het Prophetische wargaaren, dat een Mof weeft op een Sweeds Getouw. De Kroon, die de meesten by Middernagt overwinnen, bestaat in een Diadeem van twee Hoorenen. De dag is te Heylig, om de influentien der Maan te beschouwen, en om die reden verrigt Acteön zyn Boeven-Jagt in den donker. Daar verligt een Broeder dikwils de Susterlyke zwaarigheden, door klemmende Beweeg-oorsaaken, die zo onwederstaandelyk zyn, dat de Myd een hart van steen moest hebben, zo ze niet toehapte op de gunstige aanbiedingen dier twee Talenten, waar door meenige reuge, Huisen en Akkers besit, die hy gebouwt nog geploegt heeft. Veele kunnen dikwils niet begrypen, hoe de Kalisen zo schielyk ryk worden, maar menschen, die, buyten een paar oogen in den kop, een Bril van doorzigt bezitten, weeten wel, dat men met het Synpatethise Poeder van tikje myn, ik tik je weer, meer kan avanceeren in één uur, dan door jaaren agter een, met een onbesprooken Wandel, Weduwen en Wezen van zyn nooddruft mede te deelen. Dog het laatste is een Saak, die in deze tyd weinig voorvalt, en daarom wil ik 'er myn Pappier niet aan verbruyen. Ook is de Beschryving dier Stof niet divertissant genoeg voor gretige Spreuwen, die, om de krieken der Armen te rooven, na geen bestraffende Moliken vraagen. Al zatter een Capucyn in de Boom, nog zouden de Dieven Steelen, want de Soonen van Mercuur vragen na hagel, of loot, als 'er wat te Smoussen valt. Het heet: Quantum erat Romae moles condere gentem! dat is, door zulke, en diergelyke weegen zyn onze Stulpen uytgedeyt tot marmere Kasteelen, en daarom is de Liefde zo abondant op de Beurs, als het Geld in den Buydel van een Poëet. Eer zag men duyzent Narren ryk worden, een een Digter wierd geavanceert. Dat is een onnut Huisraad in een gemeene best, zeggen de Esels, en daarom zullen ze liever een heele, of een halve sool Kalfsleer voor Medicynnen in hun darm proppen, dan dat ze de waardy van een paar agterlappen aan een Rymer zouden verbruyen. Weg Demodocus, weg blinde Siender, met u Vaarsen; ons lust Docter Crispyn te hooren glosseeren, als een Boer
| |
| |
over de Openbaaring. Waar haalt het de Baas van daan! gilden de Knegts; onverstaanbaarder Klanken hebben wy nooit van Swaanenburg gehoort, en die is immers van de gansche Wereld met die Tytel vereert. Geen bequamer onder de Son, om duister te zyn, dan hy, want hy vertelt de Omnibus aliquid, sed de toto nihil, dat is, zyn Geleertheid maakt hem raasende. Opent u, ô gy Poorten van het Dolhuys! op dat 'er Apollos aterling in stap! maar zagt, excuseer een welopgevoede Parnas Aap. Die eer komt een Reperateur van muilen, en Sieken toe, Wie hoorde ooit van een beknopter vereeniging van Kunsten? dan hier te beschouwen zyn; en ligt dat we aan dien Held de Man zullen geuonden hebben, die den steen van het Graf zal wentelen, en ons wysen, waar de Archeus der Haasen tabernakelt. Ey, vader Pantoffel, vereer ons een Pikdraatje om dezen Doolhof ten eynde te raaken! want uwe inspiratien zyn volkomen Gek, en de myne niet Wys, gelyk uyt deze volgende Aanmerking over de negen Gesusters eener dragt zal blyken. Zyn het geen Sanggodessen, het zyn ten minsten Konynen. Maar hoe komt Moer aan zo een sootje? ha! hoe veranderen de Leerknoeijers in Hipocraten? en hoe geraaken de kaale Moffen aan Geld? antwoorden wy. Zeg je? ze verliesen hun pover Figuur, door een Magnetisen trek tot den overvloed, en de schrik voor de arremoede doed hun Synpatiseeren met den Rydom. Wy repliceeren, dan moeten de narren onder een ander klimaat gebooren zyn, als de Wysen, want schoon een Esel avanceerde tot de Digniteyt van een Domheer, nog zou hy nimmer Apollo voor zyn Hondenslager begeeren. Spreek, ziet men ooit verdiensten employeeren by de Chineesen, zo lange 'er van de contrarie party by de Tartaren te vinden zyn? 't Is een misselyke vraag zul je zeggen? maar wy andwoorden bescheidentlyk: 't is nog disperater, dat Deugd en Waarheid, op de meeste straaten struikelen. Hoe komt dat? het Heilige heeft zo een schrik voor het Profaan, dat het, leyder! vaak iets om droog brood verrigt, 't geen met zyn natuur niet overeen stemt. Meen je niet, dat het hart is voor een Lakey, die een vrye geest bezit, dat hy voor knegt moet speelen by een Heer, die een Slaaf is van zyn driften?
| |
| |
Seldrement! Hoe dikwils heeft het my, als Autheur, verdrooten u Dienaar te seggen, tegens een Bedriegelyken Boekverkooper! wiens Woord geen Zegel, maar een geveinsde Bek representeerde. Al raakte Pallas, als een gehoepelde Bruynet, met het grom, door bespiegeling, meen je, dat ze Hemels verstand zouw baaren in deze tyd? abuys, 't zouw ten besten genomen, maar wat hairkloverye van vernuft, zonder geest wesen. Och! als zy de Letterknaapen maar rook, beviel haar reden van een particulier concept, en daar me was het happa, met het algemeen geloof, en de innerlyke ondervinding. Hoe dikwils de Baarmoeder der liefde ook word gaande gemaakt door de roepende nood van duizende armen, nog brengt ze egter geen volkomen kind ter wereld, want pas komt 'er een wee, om wat te geeven, of Tryntje Moer roeyt een duyt, voor een Ducaton, en daar me is het Praatje van de Volenwyk der Goede Werken uyt.
Lag niet, Democrieten, over myn natuurkunde; maar huilt liever Heraclitus, over de botheid der Rationalisten, die voor de vlugge omkering der dingen pal staan. Lieden, die jaaren agter een met de twee Steenen van Deucalion hebben gegooyt, in Moeder Pyrrhaas verkeerbord, weeten nog niet, naar het lykt, dat een derde het Spel der maaten kan schutten, dat Jan 'er af, en Klaas 'er op raakt. Het eene Idé verdryft het ander. Pas ziet Griet Dirk, of Kees heeft den bof. Waarom kiest Paciphaë den witten Stier voor den donkeren Minor? waarom zoeken de Kooplieden meer na Spaanse Dubbeloenen, dan na verdienstige Werken? zyn de Vatbaarheden van hun verstand nog niet genoeg bezwangert, met ligt, en reden? voorseeker ja, zullen ze hier zelfs straks opgillen, zo men haar zulks voorstelt. Wel waar komt het dan van daan? de schrik voor nederig, en arm te zyn doet hun liegen, en bedriegen, en zulke schatten baaren, die de waare Philosophen voor Misgeboortens begroeten. Kun je nu, Haasenkoppen, het Conyn werpen verstaan? Ba! neen, zeggen de Brabanders, wy hoeven niets te begreypen, maar gelooven, dat het genoeg is, als onze Pastoor alles voor ons bevat, en dat is gemakkelyker, dan Geus te zyn: want die platters willen een party geen doekje regt voor de oogen hebben, als ze blinde Mannetje behooren te fpeelen. O
| |
| |
Tempora! o Mores! dat is te zeggen: wy beleven immers een heerlyke tyd, want de meeste menschen kennen alles, buyten hun zelve, en de oorzaak hunner wanstallen; en daarom zal Carthesius nog al lang twyfelen eer hy het Konyn maaken zal verstaan. Maar dit overgeslaagen, en my eens van de halfwysen na de compleete dwaasen gekeert. Gy, Heeren Goudmakers, die als Jobs op uw Misthoop eysere Jaaren 't zoek brengt, om een Goude Eeuw te beleven, wat dunkt u van dit Spel? hoe? kunnen de Jongens de Vraagen niet? wat doen ze dan in de Catechisatie? van hier rekels en reuën, met u Basilium Valentinum, met u Sendevogium, met u Drebbel, en Helmond. Spelt in u eygen boek, om de Natuur-characters te leeren leesen. Want waarom andere Schriften doorkroopen, buyten het Gewyde, als u eygen gemoed, en de waarneming der Saaken, die gy dagelyks tegenstreet. De Quintessens der Mineralen, leid hier langs zelfs voor u voeten, en gy stapt 'er zonder ze te raaken, overheen. 't Is, stookende Koekoeken, niet te doen met op metallise Eyëren te zitten, of den Mercuur vuyl te broeyen. Neen, spring op de Wysheid. Treet de Hen, die het groote Kuiken heeft gekipt, gy Platonise Haanen. De Maagdom van Minerva is eeuwig, en uw Dieploot haaren & Cetera geheiligt. Dan krygt de Capoen weder spooren, en Paus Jut verwisselt in Sinte Peters Uyl. Met een Woord: Ik schyër uyt, om langer als een Operateur van de Key te grommen. Hier zouw ik ruym zo donker en onverstaanbaar konnen worden, als onze zo genoemde tweede Jacob Böhme, binnen Amsterdam is, die, uyt een Schoenmaaker in een Quaksalver verwisselt, net zo veel Oly in zyn Lamp heeft, als 'er vereyst word, om al de Wereld te doen zien, dat zyn Tractaat van de vyf wyse Maagden zo mal is, als dat van zyn myd, die wel swart, maar met een zo lieffelyk is, dat m' 'er de Man niet alleen door na bed, maar de kinderen zelfs 'er door buiten de deur kan jaagen; ten klaaren bewys, dat de gaave van ieder Figuur bezonder zyn.
Maar genoeg van Narren, want ze verveelen de Wysen. 't Is wel waar, dat 'er onder alle de Artsen, die Signum Stultitiae, dat het is het brandmerk der Schoolgeleertheid op hunne Visionomien torschen, geen bequaamer is, om een paar laarsen te knoeyen,
| |
| |
waar mee een Sieke per Post kan na de andere Wereld galopperen, dog wie is daar juyst altyd me gedient? schoon het Flerecyn een Jigtige Sondaar in de Spykerton van Gerard van Velsen om wentelt, nog wil hy liever hondert Jaaren die helsche Galanterien verdraagen, dan zyn Sterfdag zien verhaasten, door een heilsaam Quid pro Quo te slokken. De Hemel hoe schoon verbeeld, schynd niet kragtig genoeg by de meeste Aardwormen, om uyt hun Drekstoel daar henen te treden. Al staat de Phaëton van Michaël gereet, om de ziel boven de Wolken te voeren, nog is ze te zwaarmoedig om 'er zig van te bedienen, insonderheid zo het gewigt van Geld de Liefde boeit aan de stof. Ik heb 'er honderden gekent die van de toekomende Heerlykheid Papegaayden, en ondertusschen met hun geheele hert zoo vast kleefde aan het tegenwoordige, dat de omstanders niet wisten, wat ze van die dingen zouden denken. Daar is niets, dat de verbetering der tyden meer belemmert, als dat men fyn praat, en grof doet. Dat Joden en Heydenen niet toevloeyen in den Tempel der Christenen, schort niet aan de Belydenis van de laatste, maar aan het qualyk gedrag van veele, die de Turken overtreffen in Baatzugt,, en wrevel tot hun evenmensch. Zommige hebben een regte Leer, en een verkeert leeven, andere daarentegen dwaalen in de Waarheid zuiver te begrypen, dog vlugten voor de Loogen, door te wandelen, als Kinderen des Ligts, en egter prefereert een Orthedoxe Blindeman den Phariseus voor den Tollenaar. Hy is gelukkig, die van binnen, en van buiten opregt is, en meer verzekering bouwt op een G.. vrugtigen Wandel, dan een ingebeelde bevatting. Al vervalt zo een Reiziger onder de Moordenaars, en ziet Priester en Leviet voor by passeeren, om dat de Fynen van geen Helpen, nog Geeven en houden, al evenwel krygt hy Oly, en Wyn van den Samaritaan. Laat hem een Doctor vry doen sweeten, een Apotheker Clysteeren, een Barbier laaten, en een Quaksalver met Schoenpinnen lardeeren, hy word door de Dood van de Dood genesen, want zyn geloof was leeven, en zyn leeven Geloof. Dat een Man die zo gestelt is, juist niet veel Tonnen Gouds na laat, is wel te begrypen voor waare Sienders, dewyl de dagelykze zwarigheden van duizend elendigen te onderschraagen, hem van die moeyte hebben ontlast. Die zyn Capitaal op den Schamelen zet hier beneden, verliest nimmer zyn Obligatie booven, want vallen de publieke fondsen der Aarde, die van den Hemel reisen te meer, Ik heb 'er een gekent, die levendig van Geest by de veertig jaaren heeft gewoont in de Doodkist van zyn lighaam, dewelke by
| |
| |
zyn tyd zo veel weggaf aan den Armen, dat hy de Broederen Diaconen de moeite benam, om het na zyn afsterven te beleggen. Ik zal maaken, zey hy, dat myn Gcld in goede handen komt, en hy hielp alle nooddruftigen, tot de Goddeloosen in't kluis, dog de Vroomen trokken twee voor een, en hy hieuw selver nul. Ik zeg niet dat de Man wel dee, maar wat ik denk, weet ik best. Ik moet Papieren verkoopen, en daarom onderwerp ik my aan de sentimenten der Lezers. Die weeten wel dat de Daaden van een Gek niet navolgelyk zyn voor de Wysen. Baggatel, wie zweet 'er gaarn voor een Vreemde. Dat moest een Nar wesen, die niet zorgde, dat de Advocaaten, en Procureuren vet wierden van zyn nalatenschap, of dat het de Vrinden verteerden. Hoort, Messieurs, elk moet zyn eygen Huis voorstaan, al zouden die der Gebuuren instorten, en meer heb ik niet te zeggen, eer ik na Marocco trek. Daar ziet het 'er droevig uyt. De greyse Keizer honderd Jaren oud, en dood ziek geweest, ryst, als een Phaenix nyt zyn Nest, tot spyt van zyn drie zoonen, die reets hooft voor hooft een Leger soldaaten op de Been hadden, om malkander de Erffenis te bedesputeeren. Daar is een mooi plokje te haalen voor de Advocaaten van den Deegen. Wie weet hoe de Procureurs van Mars al suipen? en welke Comparitien de Solliciteuren van den krakelende Trom al in Malta beleggen! sta vast, oude Rynscbe Wyn! op een Proces van die Natuur past een teug van een stoop. Lukt het wel, zo schieter voor de regte Erfgenamen niets over, want waar 'er drie krakeelen, loopt ligt een vierde met den Buid heen. Maar zagt ik wei te ver met myn Pen. Zyn Majesteit leeft nog, en Papa wil ten respecte van zyn kinderen uyt de Wereld niet stappen. Hy slagt Hansje de Gek, en leest zo lang als hy kan? Zynder in dat Land dan geen Geneesheeren? geen Crispynen? geen Operateurs van Schoenen? geen Sotten! die een ouden Bloed konnen deporteeren? dat moet een Heydense Contrey, een verblinde Natie, en een Mahometaans Volk zyn. By ons is het beter gestelt, daar grimmelt, de weg van Doctoren. Zelfs de Wyven konnen het als Quaksalveressen de mannen zo loof maken, dat ze dikwils op de kant van de Gragt staan, om 'er in te springen. Ligt zul je vraagen, doen ze 't ook? geenzins Heeren, als je zo praat, ken je de moet der Batavieren niet. Neen! ze treden te rug, en loopen met een kroesen kop na een Luyksen, of Bremerbier winkel, en leven zo lang, tot ze als Gekken sterven. De Post van Momus is, om altyd op zyn Medeburgers te zegenbogen. Dat doen de Historieschryvers doorgaants, op hunne Caesars, en Vorsten, met loogens, maar hy hakken de Waarheid tot warmoes, en dat is gesond voor de Sieken der Nederlandze Gasthuisen. Dog die zynder thans weinig in; dank heb de voorsorg der Tugtheeren en Esculapen, die alle de Patienten, al gaande, en staande aanneemen te genesen, buiten de Poëten, want die moeten in den quylstoel, wyl ze tot in het gebeente dol zyn, inzonderheid als ze een Hoos zadelen, of op een Kous klimmen, om de Liefde te gronden. Dan is het Nil volentibus Arduum, en ondertusschen word Mars zo kaal geschooren van Venus, dat hy voor de vermoorde Onnooseid, met Sang, en Danssen versiert, niet een hair breet hoeft te wyken. Dog al genoeg voor een Dubbeltje, myn Blad is vol, en ik bewaar het betere tot de toekomende Reys.
|
|