De herboore oudheit, of Europa in 't nieuw
(1725)–Willem van Swaanenburg– Auteursrechtvrij
[pagina 339]
| |
Donderdag den 23. November.
AL heb ik op myn neus geen fok van Fokqenbroch,
Nog steek myn schrale neb door zyn beklonte brillen
Als David, die een scheet, kan met zyn adem villen,
'k Zit evenwel, helaas! niet zonder anxtig och;
Want de A B C orcaan, uit Mydas maars gewaait,
Vunst meilen in de lugt, en doed Europa beeven:
Een rook, een muffe damp, wie hoorde van zyn leeven!
Is tans de fiere toon, die van den Pindus kraait!
Men vegt nu met zyn poort, in steê van 't harssen brein;
Het onderst' van den pot is meester van de wereld:
De Parnas is met mist van Pegasus bepeerelt,
En wil eerlang een hoop van Babels naarsgat zyn.
Waar berg ik my, ô Goôn! in 't midden van 't rioel?
Daar ik geen Mollen snuit kan voor myn tant bekoomen.
Of ik al van civet, en muskus leg te droomen
Ik kryg niet, als wat drek voor mynen Swaanen smoel:
Dog zagt, ik stuif'er door, als eertyts Jupyn deê,
En denk den brui is week, 't zyn Boekzalisten drollen;
't Is afval van den staart, en slegts wat fotsse grollen,
Waar op een snottige Uil naar Coelums wallen reê.
Troef op hun bek, myn Ram, uw slegtste donderkloot,
En druk uw darmen uit, om hen slegts te overstinken:
Die uit myn henksten bron wil mist van lauw'ren drinken,
Die wagt maar tot een zot het nagtslot open stoot.
| |
[pagina 340]
| |
Dan ben ik, als een wind, een feest, en trotsse scheet,
Dan loop ik op het spits van Zyracuse neuzen;
Dan kan ik, met één aâm, myn Davids standert kneuzen,
En geeven, als Mol habt, hem stadig beet, op beet.
Victory op een dreet! wel mannen, wat een vreugt!
Wat eer heeft Swaanenburg van met zyn gat te vegten!
Wie wil zo'n vaandel tans op beî zyn koonen hegten,
En zeggen nog als dan, dat digtkunst niet en deugt?
Al was 't Pro Patrias baas, een kinkel uit zyn aart,
Een Os, die niets en kent, als droeve Kalv'ren maaken,
Hy zouw verrukt staan voor het pit van zulke zaaken,
Zo hy die amber kreeg in zyn onnooslen baard.
't Sa smult 'er van ô bloet, en eet uw buikje ront;
Dat 's kost, naar uw verstant, en regte spys voor mollen:
Een koolhaas uit de kool vervalt in 't land der knollen,
En zuigt met zyne lip aan eene pram van str..t.
Met de dingen, die by het gemeen geägt zyn, te spotten, is ruim zo gevaarlyk, als aan de verheeve zuilen van Staat, of Kerk te schuuren: de laasten, gemeitert met de bescherming der Goden, en gestut op het regt der grondvesten, maintineren hunne Majesteit door hanthavening van geregtigheit, en billykheden, dog de andere afgodisten van hun opvoeding, en navolgers van eidele meeningen bewaaren het stuur van hun dwaasheit, door den dollen man te speelen, als de reden zig schynt te kanten tegens de onnozele pogingen van ingewortelde vooroordeelen; een ziekte, die by naar de heele wereld besmet. Ik vind de proef op de som, als ik naar ga, wat deze oogen gezien hebben, doe de, in onzen voorigen brief genoemden Swaanenburg het heilligdom van Mydas en dien lettervlegel van Dionisius verwierp, die tot een kanon en heilligen regel der Digteren was gewyt. 't Is verstandig zomtyts zot te schynen, en het is niet zonder reeden van staat, dat de vlugste geesten vaak een gulden keeten verkiezen, om die van een yz're armoede te ontloopen; zig aan het generaale intrest van een land te binden, is beter als de particuliere belangen van eenige weinige te bevorderen, en hy, die hoort te weeten, dat alwaar de eigenbaat de ziel is van het woedende graauw, dat daar voor de wysheit, en deugt niets te schaffen valt, diende zig met de uitbreidinge derzelve, niet verder te bemoeijen, als hy merkt dat kan volvoert worden, om door al te groote pooging naar de volmaaktheit geen oorzaak te weezen van de ruïene van een geheel | |
[pagina 341]
| |
ryk. Ligt, ik zegge ligt waaren de eeuwige maagdommen nog in hen fleur, had men niet te veel ondertast de natuur, en eigenschap van hun weezen. Had men de geborduurde klederen, die sluiëren zint zo veel jaaren met spelvitteryen, en A B C franjes gestikt, niet opgebeurt, en onder dezelve gekeeken, ligt had de vinger van David niet gepylt de diepte, waar in de gedaantens verjongen. Ach Muzen! slegts straatsletten tans, die met een hakkebort, een bas, of viool op de huuwelyks-zaalen verschynt, om uwe Jufferlyke handen met een ducaton gevult te zien, als gy de Bruid, met een deuntje naar bed danst, waar zyn die oude goude tyden vervaaren! toen de Caesars, Imperatores, en Goden der aarde voor uwe kniën hunne lauweren boogen. Toen kuste de zon zyn Daphné, en geen Boksvoeten mogten naderen aan de Kastalise wel, waar langs de Swaanen van Pindus de uitvaart en wederkeer der wiszelvormingen zongen. Nu leit Clio in de armen van een Apotheker, wiens dodelyke clisteerspuit het vlies der hemelen polst, terwyl Melpomene wort getroetelt van een koppel grolzieke schooltyrannen. Wat zouw ik met konnen vertellen van de struikelingen van Erato, Euterpe, Calliope, enz. en het hinken van Thalia Urania, en Polymnia, wilde ik my inlaaten om de lang wy ligheit te verzellen, maar neen, gelyk een Mol duikt voor het ligt der straalen, zo zal ik my zelven versteeken voor my zelven, om de ongeblankte waarheit ten toonele te voeren. Het was te laat berouw te hebben over een onvoorzigtige daat, toen de Parnas loeide van angst op den echo der verkragte vryheit, en ik meen wel onderrigt te zyn, dat Swaanenburg, die eerst op de Oraculen van Faebus zo stout was, stond en lilde als een blad, toen hy begreep, dat de keuren der latere tyden, de wetten der eerste al hadden vertreeden. Hy meende, och armen! dat een en dezelve waarheit altyd eenzelvig hoorde te wezen, en was; dog nu zag hy, in de spiegel van zyn ondervindinge, dat die Daame van kleeren verwiszelde naar de Feestdagen der profytzoekende Munniken, die den rester doen bloeijen door den opschik, dieze hun waardig keuren. De veränderinge is de ziel aller dingen, en gelyk de meeste zaaken doorgaants sneller daalen, als reizen, zo twyffelt geen gezont oordeel, of het zal nog vry wat aanloopen, eêr de Buitendelstse Baas zyne onderdaanige Jongens zal voeren tot dien top van waarze geweeken zyn, toen ze met een microscopium van een spel in 't ootje gluurde, om de nootzaakelykheit van het Haaneboek voor vlugger' geesten te hantvesten. Gelyk de zon de bestierder is van | |
[pagina 342]
| |
den dag, zo heeft de nagt zyn eigen staf, en het is een fout, die tegens de billykheit stryd, dat als men zig vind onder de heerschappyen van Luna, dat men dan aan de Apollo wil hulden doen. Vader Faebus is zo goed als vogelvry verklaart, en zig hier tegens te stellen is zyn zelfs persoon, en vrienden te waagen aan de baatzugt der vyanden van het ligt. Niet alzo, myne lezers, want het is beter by den Uil gezeeten, als met de Valk gevloogen, ik wil zeggen, dewyl het tans de manier is de loogen een kaars op te steeken, en dat by naar heel Europa de Kalvermakery bemind, om Jupiters stierschap te vereeuwigen, dat elk aan het bulken valt, om de eeuwigheit der Oszen en Stieren te bevorderen. Wat is 'er aan gelegen of de wysheit of de zotheit den booven toon zingt, als 'er maar gezongen wort, en is het niet even het zelve hoe men aan de eer komt, als men ze maar heeft. By exempel, de weg tot de Poëtisen geest wiert eerstbegreepen door manier van inligtinge en mededelinge van straalen te moeten geschieden, dog deze is op zwaare straffe verbooden, en alle toegangen zyn met A B planken gestopt, tot zo ver dat een school Stier zelfs de wagt houd, om de vliesheeren van Pallas te keeren van den altoos groenende lauwerier: nu is ons Nederland overtuigt, dat rym- en spelkunde wat volmaakters is, als die ondoorgrondelyke dieptens der natuur, en dien volgende kan men dadelyk en wezentlyk erkent worden voor een geheimen Raat des Ezeloorigen Konings, zo men maar tragt de heirbaan van David in te slaan en zyn devotie te verrigten voor het signum asini, dat de meeste hedendaagse Poëten van hunne hooftgevels doen uitsteeken, om de Acteonse Ridders te overbluffen. Ik vind geen zwarigheit voor mannen van oordeel, datze hun oordeel gebruiken, profytshalven om het bovendryvend onverstand te ondersteunen. By aldien het een eer was met een brandmerk op het voorhooft te pronken, gelyk het nu een schande wort gerekent, wat man, of vrouw van fatzoen zouw zulks niet verlangen. Even zo leit het met onze Mecchelsen Koolverkooper David, die geen kans ziende om zyne letterstoppelen te dekken, al de wereld wil noopen, neffens hem, de Ezel order te aanvaarden, gelyk met goed succes gedaan wort, als te zien is uit verscheide Autentique bewyzen, en Certificatien, die zonneklaar demonstreeren, dat de transformatie van een mens, in een langoorig dier tegenswoordig zo ver is doorgedrongen, dat hy, die met een contra manier zouw willen toonen, hoe men een Ezel hoorde om te keeren in een redelyk schepzel, naauwelyks zyn lyf zouw zeker weezen. | |
[pagina 343]
| |
Ik kan niet begrypen, hoe Swaanenburg, zo koppig kan weezen van geen beest te willen zyn, daar het beestelyke in mode ver het mensselyke overtreft. Waarom geen Ezel geworden? dewyl de Ezels Pro Patria rymen. Waarom niet verstaanbaar geschreeven? daar het onverstaanbare by slegte gezellen voor zot heit, en kettery wort uit gekreeten. Waarom niet gezogt langs den schoolladder ten hemel te steigen? dewylje door den weg van geest en inligtingen 'er niet mogt koomen. Waarom niet gespeelt Aap wat hebje mooje jongen? en ondertussen voor kool aan 't raapen gevallen. Vraagje de waarom? zo hoort; die perfors tot een redelyk man is geschikt, kan door vryën wil, alzo min gek worden, als David van Mecchelen wys. Elk mens staat onder een bezondere constellatie, en die het ongeluk heeft van uit de conjunctie van twee eerelyke starren gebooren te worden moet, of hy wil of niet, eerelyk wezen, al zouw hy daarom langs den weg loopen bedelen. 't Is wel waar, men hoorde zig naar de conjuncturen der tyden te schikken, maar men ziet veeltyts, dat de meest begrypende harssenen dikmaals het onverzettelykst zyn, en dien volgende als ze vallen in een factie, die aan den nederdaalenden kant is, gelyk die van de waarheit, wysheit, en deugt is, zo loopt de stomper met zyn waarheit, wysheit en deugt op twee kakhielen voor den drommel, terwyl een ziel, die met alle winden waait zo in het vet gebraden wort, dat hem Pluto naauwelyks voor een Olikoek waardig agt te schenken aan den Portier zyner domeinen. Uit dit myn schryven is wel te bemerken, dat ik door onderzoek over de verschilpunten op Parnas, vry wat ben overgegaan tot de Molsgezinde Sociteit, en dat ik zekerlyk, zo ik om zotheit verlegen was, niet alleen by Euripides spitsboeven zouw myn Hof zoeken te maaken, maar zelfs in den lommer van Davids onnozelheden, myn heerelyken tyd zouw zoeken onnut te verslyten in schoolvitteryen, om met'er tyd in een Boekzaallist, of rymzoopjes stooker hervormt te worden. Had de Vorst van Pindus niet begreepen, dat het beter was de dommigheit te doen aanplecteeren van zyne wysaarts, als hen verbannen of uitgeroeit te zien van zyn Hof, het had te vreezen geweest, dat onder die furie ook de deugden zouden hair gelaaten hebben gehad, dewelke wel expres gewaarschouwt zyn door de uuren, die Apollo verzellen, de minuten niet meêr te tellen, die eerst vervult moeten zyn, eêr de verbeteringe der gebreeken zal geopenbaart worden. Ach! riep Faebus uit, trouwens in zyn cabinet, toen 't Jan Hagel vertrokken was om te | |
[pagina 344]
| |
plonderen, waar is Jupiter met zyn vuurigen Ram om de Stormbokken te vernielen, die letter op letter staapelen om alle geesten te verstrikken. Erbarm u over het ligt! ô Vader! want de Durster zit op den stoel der waarheit, en daar eertyts Minerva wiert aangebeden, zit een Syracuser op den troon: en wat voor een? ach! een David! hier zweeg de oorzaak der daagen, en dewyl hy vry wat Theewater had gedronken voor gepasseerde allarmen, by zyne negen matressen, die zo slap tans van boezem zyn, als een uitgelurkte Joden min, zo liet hy een regenvlaagje druipen op de magere wyën der onderste volkeren, waar uit de Oszen weiërs een goed Gras- en Hooijaar voorspellen voor Nederlandse Vaarsen en Kalveren. Om kort te weezen de fakkel der zon is in een Philosooph verändert, dewyl hy volgens de principien van Helmond uit het vogt met 'er tyd weêr zo veel vuur denkt te melken, dat hy de bedorve aarde zuiverende van het A B Python, de Digtkunst zo vast meent te stellen, dat, al veränderde David in een Licaön, en alle Uittrekzelschryvers in Wolven, ze egter niet zal verscheurt worden. Dog hier is nog vry een weinigje tyd toe van nooden, waarom ondertussen de canibaalen of menssenverslinders kans genoeg hebben, om het zo aan te stellen, datze alle redelyke gewrogten verscheurt hebbende, eindelyk genootzaakt zullen worden malkander te kluiven. Daar geluk toe slaa! Deze uitwydingen, strydig tegens de steil van een beknopt Historie-schryver zal my ligt te vergeeven wezen, hoop ik, zo men gelieft te considereeren, dat mannen van meêr naam, als ik heb, zig niet ontzien van den Os op den Ezel te springen, de wereld is zonder order, schoon ze geordert is, en niemant moet van my iets vergen, waar in hy zelfs te kort schiet. 't Is wel waar dat dit een generale gewoonte is, dog dit is mede waar, dat de een den ander weegt, en meet, en zo blyft de regtvaardigheit bloeijen, in spyt der barmhartigheit, die nu al een jaar en zes weeken in de Lombart heeft gestaan, en ligt eerstdaags zo het verstaan gelt niet wort afgedaan, zal voor een baggatel aan de eene Kalis of den ander verkogt worden, want NB. het pandje is van de mot door en door gegeten. Ik had gemeent het heele Parnas tumult met dit kundschapje te eindigen, dog ik vind het te vreemt, om 'er nog niet een lapje van een el, en een sestienendeel aan te knoopen. Verwagt dit met de naaste Post, en hoort nu alleen den staat van de verägter der A B borden beschryven, die van agteren wel zag, dat een onbezonne daat vaak het ruiën is van een geheel Ryk. U te verhaalen, hoe hy met een jon- | |
[pagina 345]
| |
gens manifest Pro Patria een konkel heeft gekreegen in zyn tronie is niet eens te pyne waard, en hoe ze by de straat geroepen hebben het regt of Justicie om een oortje over zyne onverstaanbare werken, is al de werelt zo wel bekent, gelyk reedelyke waarnemers van zaaken hebben begrepen, dat een heele rist van onkundige beurstrappers, en een groot magazyn winkelplakkers dit blindelings hebben geavojeert, want de naam van een Delinkwant of overtreder der gemeene meeningen is genoeg om het oordeel deelagtig te zyn van snaaken zonder oordeel; te meêr, als zy uit de declaratie van een publiek Schryver, zonder naam penetreren, dat hy wat meêr kan, als de gemeene man, te weeten, een vaarsje flikken; een vaars! wel dat is wat te zeggen mannen. De Jongen is een Poeët, hy heeft het woort helaas! op zyn duim, ik wil zeggen, op het vygenblad van zyn posterianus gedrukt staan, om 'er zyn naaktheit meê te bedekken, als 'er een woort in een regel ontbreekt. Die lapwoorden koomen effective wel te pas, als 'er niets wezentlyks, als onwezentlykheit uit de pen rolt, dog hier hoort tyd toe, want als de geesten door den tregter van een slokdarm moeten naar booven gepompt worden, uit het vuldzel der ingewanden, zo wort 'er vry wat meêr werk, en lángduurigheit vereist, als dat het uit een vlug brein naar beneden glipt. Wat zegje Molletje van dat gebraden peertje? is dat al weêr te onverstaanbaar? al weêr kettery? al weêr tegens de regulen van Mydas? geenzins Heer Bokkalini, wy Mollen hebben niets tegens uw persoon, maar die Swaanenburg, die door de Pythagorise verwisselingen van het eene concept in het ander, en van een eerste kostwinninge al in een tiende is overgegaan is de spil, die my als een moolen doet draaijen. Ik ben nu nog, die ik was toen ik uit den couranten dop eerst ben gekroopen, en denk die te blyven, tot ik repatrieer, maar die andere vent onderzoekt alle dingen, ja wat meêr is, hy leest in zyn eigen zelven, en ken zien, (wat een kettery) dat hy en de meeste der menssen blind zyn. Kan dat passeeren Heer Bokkalini in de Republiek der Mollen? spreek tog ....... helaas! die zwygt die consenteert. Ik doe hier de pro, en contra party spreeken, om als een blinde geregtigheit de balans te voeren, die ik tans laat zakken naar de bovendryvende cabale, want die van de negen Muzen is geen halve blank waardig. Besteet geen geld vrienden aan de waarheit, want je kunt, met gemak om niemendal, met de logen voor den d..vel raaken, ik verspreekme, en wil zeggen, door een paar ryzige Ezelsooren op den kop te torssen, kunt gy leeven als een hoorendraager, welkers Wyfje de nootzaakelykheden van haar man weet op te loopen, door een paar beweegb're aszen de ballast te doen sleepen van een vetten Pol. Wie klaagt 'er over de tyden, daar de eeuw zyn zelve bedruipt? daar het yz're lemmer in een goudescheê woont, daar de Verstandigen om broot loopen, en de Gekken triompheeren. De dingen zyn net, zo als ze weezen moeten, ô Wysaarts! gy beulingen! want de wereld wort kinds! Europa is het moortjaar gepasseert! de meid speelt met een pop, en haare kinderen kwylen in den kakstoel van Faebus. Zet een kap met rinkels op Pindus, zo krygt de Ezelpromotie klem, want myn Apol is het stuur kwyt der heerschappy! hy, die de werelt plagt te verligten, loopt om een duit | |
[pagina 346]
| |
vuur by de Buurwyfjes, om zyn vryerlyke zwavelstok te ontsteeken! hy warmt zig by de kouw! by de gryze wetten van David! die Noorder sneeuwvlokken, die Swaanenburg wouw veränderen in vlokken van de zon! maar hoe is het hem vergaan? hoe is hem die Bruiloftsdans bekoomen? wat zit hem nog een vet om den baart? zo! ja zo moet het alle die gaan, die Midas verägten! die met een ongemeene wys den driesprong van Delphos willen doen oraculen! die willen brommen, en tovervaarzen rinkinken op de gebaande wegen der rymopdissende gezellen! wat weet dat volk van de furie der Goden, en de koppeling der bovenste werelden met den ondersten kloot? die tot een Os is gebooren mag in de wyën der zon niet graazen, en die David heeft verkoozen voor zyn wegwyzer naar Parnas zal nimmer ryken aan den boezem der wolken, die van de starren wort getepelt. Maar zagt, waar dwaal ik heen met het woort tepel der hemelen, daar zy die aan de pypkan der aarde lurken slegts lagghen en joelen, als zy de eeuwige robynen zien puilen uit de azuure borsten des boovenste firmaments. Het straatgraauw van den Helicon kent geen amber der starren, om datze op de mist aazen van Pegasus! zy weeten niet hoe de circulatie der vlugge zouten geschiet, en op welke wyze Jupiter de meiren bevrugt door aanrakinge van Saturnus afgesneedene wortels. De maagdom des waters opent zig voor het vuur, als de snelle blixem des donderaars daalt in Danaës zilv're kruik. Verjong u ô eeuwen! bevrugt de tyden! draagt u zat aan kinderen! drukt uw speenen in een gapenden Bok! en laat het Satyrdom bloeijen, op de struik van een Ezel! zo zien we de enten der Hesperidise appelen op de doornen rypen, en Juvenalis eet zig zat van spotterny, en deelt zyn Bokkalino stof om de werelt te steeken! Waar vervoeren my de geesten der ouden! keer weêr, myn ziel, in u zelve, en denkt voor wie gy schryft. Voleind het begonnene, en zet Mydas in goud, want de zon is pas kooper waard, dies verschopt hem die al de wereld versmaat, en toont door uw daaden dat gy wyzer zyt als Swaanenburg, die met een weeken kop op Deucalions steenen botst dat het harszen brein vrugteloos spat op de ondeugende klippen van Europa's kyïge gronden. Strooid geen granen van Ceres, voor Circes wroetende zwynen, nog schenkt den wyn der Goden in den balg der buffels, maar streel, als Europa deed, den Stier in uw armen! koestert den Os! want de Bul is stoots en David kan zo min jok verstaan, als Mol reeden. Dixi.
Een Pegasees fooitje voor de liefhebbers.
Het is de mode onder de Toneelpractisyns, dat de wonderen van hun gedagten in het vierde deel slaapen en zo doet dit briefje meê, om de begonne Historie in een vyfde Cedel te ontwarren.
Te Amsterdam, gedrukt voor den Auteur, en werden uitgegeven by Adam Lobé. 's Gravenhage, L. Berkoske. Delft, R. Boitet. Uitrecht, Besselingh. Alkmaar, van Beyeren, Dordrecht, van Braam. En verders in de Steeden by de Boekverkoopers. |
|