| |
| |
| |
Hoofdstuk XXIII
Moord
Thea Zwart hield altijd haar woord, doch dien middag maakte ze geen werk meer van de opsporing van mijnheer Barends. Ze reed van Rotterdam naar huis en bleef daar. 's Middags belde ze Anna op, om te zeggen dat ze nog niets gevonden had, maar dat ze de hoop in het minst niet opgaf, dat het bij opsporingswerk niet altijd op achtervolging, ook wel eens op overdenking aankwam. Ze vroeg, hoe het met mevrouw ging en wat Anna deed om den tijd door te komen. Ze gaf George groot gelijk, dat hij niet naar Breda had willen gaan, ze kon hem begrijpen, zei ze, want dan immers zou gebeuren, wat ze wilden voorkomen: de groote klok zou Barends' verdwijnen in een ommezien het heele land rondluiden. Anna voelde zich teleurgesteld, dat zij geen gelijk kreeg, doch bemoedigd in haar verloofde, die een duidelijk inzicht bleek te hebben.
En Thea liet den dag aan zich voorbijgaan. Ze voorzag een even onplezierigen avond en belde Andries Vierhouten op, of hij zin had, een robbertje te komen bridgen, als Katrien Schepens ook kwam en Joop tijd er voor had. Andries zei niet nee, Joop
| |
| |
en Katrien waren er ook voor te vinden en dus verspeelde Thea den tijd, dien mevrouw en Anna Barends haar in gevaar dachten.
‘Je vertreuzelt onze kansen,’ zei Joop, ‘jij met je lamme vlerk. Je moet een lijfknecht charteren, om je kaarten op tafel te leggen.’
‘Ja, hoe kom je daar eigenlijk aan?’ vroeg Andries. ‘Een val van de trap heb je gezegd, maar die trap brengt mij in de verzoeking, je op een leugen te betrappen. Wat me tot nu toe nooit is gelukt, zooals je altijd zoo trotsch naar voren brengt.’
‘Een val is het, al stond ik niet op een trap. Een val uit hooger regionen naar de ontluisterde werkelijkheid,’ zei ze. ‘En kletsen jullie daar nou niet over, want dan verlies ik nog meer van Joop's tijd. Hè Jopie?’
‘Dat riekt op kilometers naar misdaad,’ grimlachte Katrien. ‘Ik zal jullie eens inschenken, dan kan ze ons niet verbieden, te praten.’
‘Is het dat, Thea?’ vroeg Andries zorgzaam.
‘En of, misdaad eerste rang. Eergisteren gepleegd. Of nee, drie dagen terug. De tijd vliegt met al die spanning.’
‘Vertellen, meid,’ spoorde Katrien aan, treuzelend met de flesschen Vermouth.
‘Niks hoor. Als het heelemaal afgeloopen is, dan vertel ik. Een mooi verhaal, maar een beetje bedroevend,’ beloofde Thea.
‘En wanneer is dat afgeloopen?’ polste Joop.
‘Vanavond of morgen of anders een beetje later.
| |
| |
Maar ik hoop vanavond. Anders wordt het een dure grap, die me niet vergoed worden zal.’
‘Het Orakel van Delphi was duidelijk,’ constateerde Andries.
‘Bij mij vergeleken, bedoel je? Och Drieske, ligt het altijd aan het Orakel, als het niet wordt verstaan? De heele geschiedenis is simple comme bonjour.’
‘Welke geschiedenis?’
‘Wel die van het verdwenen meisje. Ik vermoord je, Dries, als je er te vroeg een woord over in de krant zet, maar gisteravond is Anna's vader slachtoffer geworden van een ontvoering.’
‘En daar werd niets van bekend?’
‘Doordat ik het afraadde, er de politie in te moeien. Het is op zichzelf al beroerd genoeg, dat de man verdween aan den vooravond van Anna's ondertrouw met haar redder.’
‘Dat houdt daar natuurlijk verband mee?’ veronderstelde de journalist.
‘Ongetwijfeld. Maar ik dacht, dat jullie kwamen bridgen? En jullie nemen mij een verhoor af.’
‘Zeg Thea, heb jij dien vriendelijken man nog wel eens gezien, die we hier aantroffen toen na die fuif in Carlton?’ informeerde Katrien poeslief.
Thea hief zoover zij kon haar gezwachtelden arm. Ze erkende daarmee het verband, door haar vriendin tusschen dien kerel en de verwonding gezocht. ‘Ik was nota bene net van plan me voor hen te verstoppen. Heusch, dat heb ik nog nooit gedaan, maar nu werd het me een beetje te mach- | |
| |
tig, omdat door mijn dood die geschiedenis van het verdwenen meisje onopgehelderd blijven zou en ik niet houd van dingen, die niet afgerond zijn. Maar toen hij op me geknald had, toen stak ik, figuurlijk dan, mijn tong naar hem uit en bleef thuis.’
‘En vroeg ons te bridgen, om toch maar niet alleen te zijn,’ plaagde de illustrator Joop.
‘Ten deele misschien wel,’ antwoordde Thea. ‘Ons onderbewuste kunnen we nooit heelemaal openkrabben, want dan komen we te geschonden onder de operatie uit. Maar voor een ander, een bewuster deel, neen. Ik wilde jullie alleen weer eens graag zien en ik verveelde me door al dat wachten.’
‘Ha, daar komt de aap uit de mouw,’ spotte Andries. ‘Ze wacht. Ze wacht, totdat de oplossing van het raadsel bij haar in de brievenbus gestopt wordt.’
‘Ik wacht daar werkelijk op, Dries. Ik verwacht zelfs zoo iets als een verrassing in de brievenbus. Hoe jij toch kunt raden, mannetje. Raad dan ook eens, wat voor kaart Katrien heeft en doe eindelijk eens het bod, waar we al zoolang naar uitkijken.’
Andries deed een bod, Thea ging er boven, Katrien verhoogde, Joop bleek hoogst overmoedig. Ze speelden en beperkten hun aandacht tot de kaarten.
‘Als de vrouw en de dochter en de aanstaande schoonzoon van Barends hun mond houden, dan zijn ze natuurlijk heilig er van overtuigd, dat jij
| |
| |
bezig bent, de man en vader op te sporen,’ hernam Andries, terwijl hij het aan Katrien overliet, de cijfers op de bridgebloc bij te tellen.
‘Dat zou best kunnen,’ antwoordde Thea. ‘Dat is zelfs zeer waarschijnlijk, ja.’
‘En jij bedriegt dat vertrouwen, door je tijd aan het zondige kaartspel te verdoen,’ verweet hij.
‘Waartoe jullie me niet buitensporig veel gelegenheid geeft,’ kaatste ze.
‘Dus dan heb je al min of meer een vermoeden, waar je dien vader zoudt kunnen vinden?’ ging Andries verder.
‘Van misdaden heb je niet veel kaas gegeten, broertje,’ vergoelijkte ze, ‘maar mij blijk je zoo langzamerhand toch te leeren kennen.’
‘Dan verwacht je dus blijkbaar heel spoedig een soort catastrophe,’ hernam Andries, zonder zich uit het veld te laten slaan. ‘Want zóó ken ik je ook wel, lieverd, dat je twee vrouwen niet noodeloos lang in onrust zult laten.’
‘Jij kent me veel te goed, dan dat ik ooit met je zou willen trouwen, Andries. Drie klaveren.’
Ze zei het zoo pertinent, dat de anderen er ook door aan het bieden geraakten en wederom werd een partij uitgespeeld. Andries trachtte aan Thea's houding te bepalen, of ze den afloop van het avontuur werkelijk van oogenblik tot oogenblik verwachtte, doch daarin slaagde hij niet. Het kon ook best zijn, dat ze een beetje overdreven had of dat ze zelf niet wist, op welke wijze en wanneer het einde komen zou. Al had ze voor een groot deel
| |
| |
het raadsel reeds opgelost. Aan dit laatste twijfelde hij niet meer. Want anders zou Thea niet zoo orakelachtig doen.
‘Heb je ook een vermoeden, waar je de ontvoerders zou kunnen vinden?’ vroeg hij.
‘Méér dan dat. Daaromtrent heb ik absolute zekerheid,’ pochte ze.
‘Thea.’ Het was Katrien, die haar kaarten resoluut neerlegde. ‘Ik ben met je door den dood gegaan bij wijze van spreken, toen ik persé in deze kamer, waar die ongure sinjeur je om hals wou brengen, om een taxi wilde telefoneeren. Ik heb je gezegd, dat ik je hóógacht, want jouw werk artistiek genoemd, toen we het samen bij dansen vergeleken. Maar nou moet ik toch even wat tegen je zeggen, wat je niet in den wind mag slaan. Ik ga nooit meer met je dood en ik vind jouw werk allerluguberst prozaïsch, als je ons niet een behoorlijk resumé geeft, van wat je over die geschiedenis van den ongeschoren kerel eigenlijk weet. Ik heb gezegd.’
‘En móói gezegd,’ prees Andries, zijn kaarten op een bundeltje kloppend.
‘Waarmee ik me geheel kan vereenigen,’ besloot Joop.
‘Zoodat er niets anders op zit, dan jullie een verhaaltje te vertellen?’ vroeg Thea. ‘Het zij zoo. Maar Katrien en Joop, jullie kunnen later voor het gerecht getuigen dat ik met voorbedachten rade gehandeld heb, als ik door Andries' onbescheidenheid tot moord en doodslag zou worden gedwongen.
| |
| |
Schenk dan nog eens in, Katrien, en ruim de kaarten maar weg.’
Toen aan haar verzoek voldaan was, vertelde ze aan de beide mannen allereerst, wat Katrien en zij beleefd hadden op den avond, dat de Buick bij haar in de buurt in beslag genomen werd. Andries wist dit ten deele reeds. Daarna maakte ze hen deelgenoot van het gebeurde bij Oegstgeest, van het schot in haar arm, waarvan Katrien dadelijk den wond wilde zien, om zich te overtuigen dat het niet ernstiger was, dan Thea voorgaf. Zonder het te verklaren, zei ze, dat dit haar de oogen geopend had en nu kwam ze tot het zoo begeerde resumé.
‘Er woonde in Amerika een eenzelvig man, philatelist en millionnair. Omgezet in goed Hollandsch geld bezat hij een dikke zeven millioen gulden. Eenzelvig was de man tot de volle honderd procent, dus ongetrouwd. Als jongen was hij naar New-York gegaan, vanuit Rotterdam, waar hij zijn familie en de nette armoede ontvluchtte; in New-York maakte hij zijn fortuin. Maar die volle honderd procent eenzelvigheid, het feit dat hij geen andere liefhebberij had dan zijn philatelie, stelde hem voor een moeilijkheid, toen hij er aan dacht, wat er met zijn vermogen moest worden gedaan indien hij ooit, wat onze burgers noemen, kwam te vallen. Dus begon hij zich te herinneren, wat hij in Holland aan familie had achtergelaten en zie, hij schreef zijn broer, hij begon een tamelijk regelmatige correspondentie met hem. Hij bleef dus op de hoogte van de gebeurtenissen in Holland, hij
| |
| |
hoorde dus van het opgroeien van zijn nichtje Anna, ja, voor zoover dat per correspondentie mogelijk is, hechtte hij zich aan dat nichtje.
Nou moet ik jullie dadelijk zeggen, dat ik ook nog niet àlles weet en dat ik drijf op gevolgtrekkingen, die gemaakt zijn op wat oorspronkelijk veronderstellingen waren; welke veronderstellingen intusschen vrijwel bevestigd zijn. Verondersteld nu, dat een paar handige schavuiten dat nichtje ontvoeren en den eenzelvigen philatelist om een losgeld vragen? De man heeft aan zijn geld eigenlijk niets, want postzegels verslinden slechts een gering deel van zijn inkomen, raken dus zijn kapitaal niet aan. Hij zal dus zonder haperen het gevraagde losgeld geven en de schurken kunnen om zoo'n gemakkelijk zaakje hun handen wrijven.’
‘Dat is zeker nogal eenvoudig,’ meende Joop, heel anders dus dan vanmorgen in Rotterdam geoordeeld werd.
‘Inderdaad. Maar nog veel eenvoudiger is het, na een eersten stap over te gaan tot een tweeden. Op welke manier kan je, inplaats van als losgeld een déél van dien rijken oom, het geheel van zijn eigendom in de wacht sleepen? Door hem alles te vragen? Als hij gek was, zou hij zoo rijk niet geworden zijn en als hij niet gek is, zegt hij op een dergelijk hebberig verzoek natuurlijk geen ja. En toch wordt het hoe langer hoe verleidelijker. Want met zeven millioen gulden, of laten we zeggen vier millioen dollar in het vooruitzicht, kan je je een behoorlijke onkostenrekening permitteeren, zonder
| |
| |
de winstmarge noemenswaard te verkleinen. Ik wedde dus op dit paard, dat wil zeggen, ik behield mij de gelegenheid voor, om op dit paard te wedden, totdat ik wat je als wedder noemt een: hint kreeg. De baardige noemde mij, toen hij me vertelde over de ontvoering van Anna Barends, Antwerpen als doel en gaf me zelfs een naam op: de Lange Lijzenstraat. Waar die is, mag Joost weten. Ik bezocht, nadat ik me over mijn gepikeerdheid van niet uitgenoodigd te worden had heengeworsteld, de familie Barends op een uur, dat ik moeder en dochter rustig zou kunnen spreken. De dochter vertelde me niet veel nieuws, zelfs niet wat betreft het adres, waar zij zou worden heen gebracht. Ze noemde namelijk ook de Lange Lijzenstraat te Antwerpen. Welnu, wat lag voor de hand?’
‘Dat je naar Antwerpen ging,’ raadde Andries.
‘Die Andries, die slaat den spijker....’
Maar hij kreeg het pluimpje nog niet, want er werd gebeld en bij afwezigheid van het meisje voor de ochtenduren moest Thea zelf de deur gaan openen. ‘Een oogenblikje,’ zei ze, ‘de volgende acte volgt direct.’
Ze ging de kamer uit, naar de voordeur, opende de deur, sloot die weer, kwam echter nog niet naar binnen. Het bleef stil op het portaal, het bleef stil op de trap; de bij hun borrel achtergeblevenen keken elkaar bedenkelijk aan. Een nieuwe phase in den strijd, dien Thea op zich genomen had? Een hernieuwde aanslag door den Katrien bekenden
| |
| |
baardige? Bericht van Anna's vader? Het bleef te stil, om een aanslag werkelijk te veronderstellen en dus gingen ze niet kijken. Dat hoefde trouwens niet meer, want Thea kwam binnen, een telegramformulier in de hand.
‘Ik dacht, dat ik er vroeg genoeg bij was,’ zei ze. ‘Ten slotte moest ik het me uit eigen middelen veroorloven zonder te weten of ik het ooit terug kreeg. Ja, daar snappen jullie geen steek van, maar ik kan het je gauw uitleggen. Ik heb eergisteren telegrafisch opdracht gegeven, Anna's oom, den millionnair Joe Barends, te bewaken, want ik verwachtte, dat hem iets zou kunnen overkomen. Ik ontvang nu een telegram, dat hij vanmorgen in alle vroegte werd vermoord.’
‘En nu?’ vroeg na eenige oogenblikken stilte Andries.
‘Nu krijg je binnen afzienbaren tijd je copie en kan de vader van Anna Barends rustig naar huis gaan.’
Andries trok de wenkbrauwen hoog op, begreep het verband niet. Doch Katrien glimlachte.
‘Die logeert in Dordrecht, in een hotel, op mijn advies,’ besloot Thea.
|
|