| |
| |
| |
Hoofdstuk XVIII
De ongeschorene
Ferdinand en Betty hadden, zooals we gezien hebben in een vorig hoofdstuk, den Mercedes op den weg van Dordrecht naar Rotterdam gevolgd; dank zij de nachtelijke stilte in de stad slaagden ze er zelf in, den wagen te volgen tot deze de Ochterveldstraat insloeg. Ferdinand reed verder in de richting Schiedam: een vergissing was uitgesloten, de spelbreker bracht het meisje thuis.
‘Voordat we het aan Nico vertellen,’ zei Betty, terwijl de Buick met groote snelheid naar Hoek van Holland reed, ‘breng je mijn koffer in den wagen, Herbert. Want als de ouwe in de gaten heeft, dat hij zijn centen kwijt is zonder kans om losgeld te eischen, is hij in staat, ze terug te nemen.’
‘Laat dat maar aan mij over. Ik haal trouwens mijn eigen spullen ook, al had ik geen geld achtergelaten. Dat is het domste, wat je doen kan. En dan stap ik in den eersten trein naar Parijs. Een paar dagen potverteren en dan zal ik zien, den overkant weer te bereiken. Het wordt hier te haai, als die meid al te veel over ons zou kunnen vertellen. Bovendien, ik heb glad genoeg van Nico z'n
| |
| |
bazigheid. Die ouwe heeft te veel pretenties, omdat hij wel en ik nog niet in de gevangenis gezeten heeft.’
Een kort poosje reden ze zwijgend voort. Dan bleek Betty tot een besluit te zijn gekomen. ‘Ik ga met je mee naar Parijs, morgen vroeg,’ zei ze. ‘Wees maar niet bang, ik betaal voor mezelf, als je tenminste mijn koffer voor me bemachtigd hebt. Vertel je Nico, dat het meisje thuis is?’
‘Waarom niet? Dat zal hij anders toch wel te weten komen en als ik het niet vertel, denkt hij, dat ik bang voor hem ben. De beste manier om hem moedig te maken. Niks hoor, ik zal hem niemandal verbergen.’
‘Behalve dan natuurlijk, dat jij die juffrouw Zwart op ons spoor hebt gebracht,’ herinnerde ze. Ze had hierin een machtsmiddel tegen hem, voor het geval hij haar niet mee zou willen nemen naar Parijs en den overkant.
‘Die grijpt er evengoed naast. In Parijs zal ze ons niet kunnen vinden en wat Nico doet, moet hij zelf maar weten. Ik zal hem zeggen, dat het gevaarlijk voor hem wordt, want dat we die auto voor het pad hebben zien staan toen we met het meisje wegreden.’
Toen ze bij het zandpad zagen, dat de door Ferdinand verminkte auto was verdwenen, hadden ze nog geen vermoeden van de overbodigheid eener waarschuwing betreffende Thea Zwart. Ferdinand zei alleen: ‘Verrek’, en hij bedoelde daarmee een complimentje aan de handigheid van de detective.
| |
| |
Toen hij echter den Buick voor de huisdeur gekeerd had en hun komst door een afgesproken geklop had aangekondigd, werd hij weldra beter ingelicht.
‘Je bent veel te gauw terug,’ verwelkomde Nico, de baardige, hem. ‘Zeg maar ineens, dat de boel misgeloopen is.’
‘Dat is het, bij Zwijndrecht,’ bekende Ferdinand.
‘En ik heb jullie vooruit betaald.’ Natuurlijk dacht de oude het eerst aan den strop, dien hij had kunnen voorkomen. ‘Zesduizend gulden heb ik er jullie voor betaald en nou kom je me dat vertellen? Behalve wat je me vóór vandaag al gekost hebt. Als je maar weet, dat ik dat niet neem. Daar zullen we nog eerst een hartig woordje over praten. Ga naar binnen.’
Ferdinand gehoorzaamde, doch liep meteen de trap op, om na enkele minuten terug te keeren met Betty's en zijn eigen bagage, die hij in de auto ging brengen. In het portaal beneden had de oude toegekeken, doch terwijl zijn medeplichtige boven was, had hij vlug het contactsleuteltje uit den Buick gehaald. Dat kwam er nog aan te kort, dat ze hem niet alleen bedrogen, maar nu nog in den steek lieten ook, nadat ze die detective op zijn dak hadden gestuurd.
‘We hebben ons best gedaan, Nico,’ zei Ferdinand, op het stoepje. ‘Kom je, Betty, dan gaan we weg. Het wordt ons te heet hier.’
‘Tegenhouden kan ik je niet, maar je zal moeten loopen, want ik heb het sleuteltje,’ grijnsde de
| |
| |
oude. ‘Ik zou trouwens wel eerst graag van je willen weten, waarom je Thea Zwart den weg hier naar toe hebt gewezen. Je weet toch zeker wel, wat er gewoonlijk met verraders gedaan wordt?’
Indien dit een bedreiging was, was het een voortijdige, want de oude had geen wapen in de hand en was, ongewapend, stellig niet tegen Ferdinand opgewassen. Ferdinand ging daar niet op in, toonde hierdoor wel het duidelijkst, dat hij voor een dreigement niet bang was. ‘Dus het wàs Thea Zwart, in die auto?’ vroeg hij.
‘Waar jij de banden van vernield hebt,’ vulde Nico aan.
‘Hoe weet jij dat?’
‘Doordat ik een uurtje met haar heb zitten praten. Ze is nog maar kort geleden weggegaan.’
‘Dan had zij dus niets te maken met dien Mercedes? Nee, dat weet je nog niet. Anna Barends werd door een Mercedes weggebracht naar d'r eigen huis.’
‘Zou je me nou niet liever een regelmatig verslag geven? Weg kom je toch niet, zoolang ik er niet alles van gehoord heb. En daarna, nou, we zullen eens zien, we moeten overleggen. Want ìk blijf hier natuurlijk evenmin. Die Thea is geen katje, om zonder handschoenen aan te pakken. Nou, vooruit, kom binnen.’
Met hun drieën gingen ze naar de kamer, die Nico bewoonde en daar kreeg Ferdinand gelegenheid, precies te vertellen, wat er nu vannacht zoowel als wat er gisternacht gebeurd was. De baar- | |
| |
dige voelde er niets voor, nog eens in de gevangenis te belanden en dus zou hij stellig geen wraak op Ferdinand en Betty nemen, door ze thans uit den weg te ruimen. Doch alles over zijn kant gaf hij evenmin; Ferdinand kreeg een moeilijk uurtje, waarin de oude hem bij elke aanleiding op een stommiteit wees, er over snauwde of grinnikte, bazig en beleedigend om beurten. Toen hij tenslotte zijn medeplichtigen hun plannen voor de naaste toekomst afgezeurd had, wees hij hen op het onredelijke van een onmiddellijk vertrek.
‘Wou je een halven nacht op het station zitten? Of wou je me den wagen door den neus boren en daarmee naar het buitenland gaan? Je ziet me toch niet voor een kwajongen aan, hoop ik? Daar komt niets van. Ik zal blij zijn, als ik jullie kwijt ben. Je kost me alletwee geld als water en je ben geen knip voor je neus waard, als het er op aankomt, dat geld terug te verdienen. Wat heb ik aan je? Zoolang jullie in Holland zit, moet ik alleen mijn hart vasthouden dat je niet weer een stommen streek uithaalt, zooals met die Thea Zwart. Je dondert maar op, mijn verlies kan ik nemen als het heelemaal niet anders gaat. Maar den wagen krijg je niet en je gaat ook niet een halven nacht in de gaten loopen ergens op een station, begrepen? Jullie blijft hier, tot het tijd is om naar den trein te gaan en ik zelf zal je daarheen brengen; dan weet ik tenminste, dat je den Buick niet van me gapt. Intusschen zal ik zien, dat ik een veiliger onderdak vind. Morgenochtend hebben we, dank zij
| |
| |
je zelfstandig optreden tegen dat Amsterdamsche juffie, de politie hier op ons dak en dan zullen ze mij hier niet meer vinden. Je wacht dus hier, tot ik terug ben.’
‘En wie zegt mij, dat je niet wegblijft? Dat je ons niet hier in den steek laat?’
‘Je zou niet beter verdiend hebben, maar ik ben niet gek. Als ze jullie te pakken krijgen, komt er meer aan het licht over wat er den laatsten tijd gebeurd is en zoo flink zijn jullie niet, om dan je mond te houden over mijn persoontje. Al hebben ze mij dan nog niet, het is beter, dat ze jullie ook niet krijgen.’
‘Als jij gaat, gaan we mee,’ dreigde Ferdinand.
‘Alle menschen, wat ben jij een slimmerd,’ spotte Nico grijnzend. ‘Je vindt mij natuurlijk een stommen gevangenisboef, maar je vergeet, dat ik al die zaakjes van den laatsten tijd op touw heb gezet en dat het eenige, waarbij het misliep, net dat is, waar ik teveel op jullie vertrouwde. Als je het mij had gevraagd, dan zou je die Thea er heelemaal niet hebben ingehaald, dan zouden we nou niet hals over kop hier hoeven te verdwijnen, want Anna Barends vindt den weg hier naar toe nooit terug. Ik weet waarachtig wel, wat ik doe en ik zal jullie niet nog eens de kans geven, iets te verraden.’
Ze behoefden er niet aan te twijfelen, of Nico hen zou laten vertrekken. Inderdaad was dit ook voor hem, nu de ontvoerde toch eenmaal in vrijheid was, het beste. Bovendien had hij gelijk met zijn
| |
| |
bewering, dat zij en niet hij Thea Zwart op hun spoor hadden gebracht, dat zij en niet hij schuld hadden aan den tegenslag van dezen nacht. Ze moesten overigens ook erkennen, dat ze zouden opvallen, wanneer ze zoo vroeg op een station kwamen en den Buick stelen konden ze niet, waren ze ook niet van plan geweest, omdat Thea Zwart die nu wel zoo goed zou kunnen beschrijven, dat bij een vlucht een aanhouding verre van onwaarschijnlijk zou zijn. Wanneer Nico nog vannacht een veiliger schuilplaats wilde zoeken, zou het van hen, die hem daartoe noodzaakten, niet alleen verraad, doch tevens onverstandig zijn, hem daarin te belemmeren, terwijl hij natuurlijk zijn nieuwe verblijf niet aan hen bekend zou willen maken, zoomin als zij hem vertelden, waar ze in Parijs te vinden zouden zijn. Ze erkenden dus de eenige mogelijkheid en lieten Nico gaan, nadat Betty voor alle zekerheid haar koffer weer uit de auto genomen had.
Ze bleven samen achter en wachtten op de terugkomst van Nico, die hen naar den trein zou brengen. Ze spraken al dadelijk af, dat ze tot niet later dan half vijf zouden blijven wachten. Mocht hij dan nog niet terug zijn, dan namen ze geen risico, doch zouden naar Hoek van Holland loopen en van daar het eerste treintje naar Rotterdam nemen.
En Nico, de baardige, reed weg met een tweeledig doel. Het eene was zijn medeplichtigen be- | |
| |
kend, het andere ging hen niets aan. Dit andere maakte hij tot het eerste.
Zette hij een grooten mond op tegen Ferdinand en Betty, was hij zelfs door Thea Zwart niet dadelijk tot verlegenheid te brengen, tegenover den man, die hem eens 's nachts bezocht en daarbij Anna Barends in het licht van een zaklantaarn verblind had, trad hij op als ondergeschikte, die zich aan grove nalatigheid heeft schuldig gemaakt.
‘Het meisje zijn we kwijt, Herbert en Betty zijn ezels en het huis is gevonden door een Amsterdamsche detective, Thea Zwart heet ze, die door een stommen zet van Herbert op ons spoor is gebracht,’ zei hij, zoodra hij door zijn opdrachtgever ontvangen was.
‘We hadden afgesproken, dat je niet dan in het uiterste geval hier zou komen,’ was het antwoord. ‘Had dit niet kunnen wachten tot onze eerstvolgende ontmoeting?’
‘Die zal in de duinen niet meer kunnen plaats hebben, want morgenochtend moet de boel daar ontruimd zijn. Ik heb vannacht, terwijl zij zich het meisje lieten ontnemen, al bezoek gehad van die ondernemende juffrouw Zwart en ik ben geen oogenblik bang, dat die niet met het eerste daglicht weer voor mijn neus zou staan, in gezelschap dan van de politie. Voor dien tijd moet ik dus weg en het leek mij beter, dat wij weten, waar we elkaar kunnen ontmoeten.’
‘Hebben je helpers niets meer gedaan, om te
| |
| |
probeeren het meisje weer in hun macht te krijgen?’
‘Ze hebben gezien, dat het werd thuisgebracht en ze hebben gisternacht geprobeerd, Thea Zwart onschadelijk te maken. Ze zijn bang, dat ze vandaag of morgen gegrepen worden en omdat ik ze immers reeds betaald heb, willen ze hem smeren, naar Parijs, zeggen ze. Of dat waar is, weet ik natuurlijk niet. Intusschen zitten wij dan met die detective?’
‘En is die zóó gevaarlijk? Ook nu het meisje dus weer bij haar ouders is?’
‘Zooals ik zei, ik heb ze op bezoek gehad en ze ziet er niet naar uit, dat ze iets halverwege zal laten liggen. Die ontsnapping van het meisje heeft aan het gevaar voor een deel een einde gebracht, maar al is ze nu vrij, de ontvoering is er niet minder strafbaar door en bovendien zal die Thea het verband met de andere zaakjes niet zijn ontgaan. Ze heeft nota bene in de auto met Herbert en Betty gereden gisternacht; ze heeft alles kunnen verstaan, wat die twee met elkaar bespreken en ik zou er niet graag een eed op doen, dat daarbij geen woord over het andere viel, temeer doordat ze juist een karweitje voor den boeg hadden.’
De opdrachtgever had den baardige ontvangen in een klein kamertje gelijkvloers, waarvan hij, om gerucht aan de voordeur te voorkomen, de slagramen geopend had toen het claxonsignaal het bezoek aankondigde. Door die geopende, thans weer gesloten ramen was Nico naar binnen ge- | |
| |
klauterd. Ze zaten tegenover elkaar aan een kleine, vierkante tafel. De opdrachtgever had de ellebogen op die tafel gesteund, de onderarmen omhoog en de kin op de gevouwen handen. Nico, wiens verslagenheid gereed was een woede-uitbarsting op te vangen, keek met bewondering naar den man, wiens zelfbeheersching niets van teleurstelling liet blijken.
‘Is die Herbert in staat tot.... tot het meest radicale?’ vroeg hij.
‘Herbert is in staat, om een kaartje naar Parijs te nemen, doch door te rijden naar Marseille,’ antwoordde de baardige. ‘Bang is hij niet, maar een waaghals nog minder.’
‘Wat zou hij er voor moeten hebben? Het is natuurlijk beter, het hem te laten opknappen, dan nog weer een ander met die detective kennis te laten maken.’
‘Gisternacht zou hij het voor niemendal gedaan hebben. Toen heeft hij zijn revolver namelijk op haar leeggeschoten, zonder te raken overigens. Maar toen wist hij nog niet, wanneer die kwestie met dat meisje zou eindigen, toen vond hij zelf het veiliger, als Thea Zwart onschadelijk was. Nu denkt hij, weg te kunnen en eenmaal in Frankrijk heeft hij lak aan de detective, die in Holland naar hem zoekt.’
‘Heb je geen dwangmiddel?’
‘Is dat niet even lang als breed? Een medeplichtige, die met tegenzin op het pad gaat, is voor tachtig procent een verrader. Dat wil zeggen, als
| |
| |
hij in de knijp komt. Een dwangmiddel zou trouwens alleen kunnen helpen tegenover een bangen kerel en aan een bangen kerel heb je in zoo'n geval precies niks. Als hij er toe over te halen is, zal het een bom duiten kosten. De zaken gingen voor hem niet slecht, een dikke tien mille zal hij wel in zijn zak hebben. Ik zou niet graag beloven, dat hij voor nog eens tienduizend in koelen bloede tot moord te bewegen is.’
‘Biedt vijfentwintig.’
‘Die heb ik niet meer.’
‘En ik heb óók weer wat noodig!’
‘Dan is het onmogelijk, Herbert een aanlokkelijk voorstel te doen,’ besloot de baardige. ‘Tenzij hij met den troep eerst de kas spekt en daar zal hij niet veel voor voelen, nou hij zijn schaapjes voor een poosje op het droge denkt te hebben. Is het absoluut noodzakelijk, dat Thea Zwart onschadelijk wordt gemaakt?’
‘Je zegt zelf, dat ze gevaarlijk is. Als Herbert uitvalt, zullen we een ander moeten kiezen. Eén, die het goedkooper doet ook. Of je moest zelf...?’
Nico trok een bedenkelijk gezicht. ‘Dan had ik het beter ineens kunnen doen, toen ik haar vannacht op visite had,’ zei hij. ‘Dat juffie heeft bof aan onze pech: eerst ontkomt ze aan Herbert's zes schoten, dan mijn prachtkans. Maar dat was ook geen afspraak, dat ik zooveel zou riskeeren. Is het vijfentwintig waard?’
‘Als het niet anders kan nog wel meer ook. Jij bent voorzichtig genoeg, dunkt me. Die Herbert is
| |
| |
misschien niet eens de aangewezen persoon er voor. Dat hij dat meisje liet ontkomen getuigt niet voor zijn schranderheid en zijn moed. Enfin, als je het zonder hem stellen kunt, laat hem dan gaan, naar Marseille of Singapore of wat doet het er toe. Hoe minder getuigen hoe liever, als de zaak maar aan het rollen blijft. Heb je de mannetjes bij elkaar voor den overval op het fabriekstraktement Zaterdagmorgen? Wanneer dat achter den rug is, zouden we weer een paar dagen verder zijn.’
‘Komt in orde en daar heb ik die twee niet bij noodig. Over Thea Zwart zal ik nadenken. Al is daar niet veel tijd voor, want hoe eerder, hoe beter. In ieder geval ken ik 'r nou ook. We zullen zien.’
‘En waar trek je heen?’
‘Ik had gedacht Gouda of daaromtrent. We zijn in deze buurt eenmaal goed op slag, ik wilde liever niet al te ver weggaan en bij Gouda zullen ze me niet dadelijk zoeken.’ Hij grijnsde zijn gewoontelachje. ‘Bij Reeuwijk moet het aardig wonen zijn voor een natuurliefhebber zooals ik ben. Laten we zeggen, dat we elkaar overmorgen 's avonds om half tien ontmoeten in het stationskoffiehuis, in Gouda. Dan weet ik waar ik woon en als er iets nieuws op stapel staat, hoor ik het dan.’
‘In orde. En Thea Zwart?’
‘Gaat om zeep, zoo goedkoop mogelijk.’
De man opende het venster, luisterde, liet Nico daarna naar buiten klauteren. Dan sloot hij en ging op zijn teenen naar zijn slaapkamer, ofschoon hij toch ook weer niet overdreven voorzichtig deed.
| |
| |
De baardige Nico bereikte het huis in de duinen nog voor drie uur, veel vroeger dan Ferdinand en Betty als grens voor hun geduld hadden bepaald. Hij vond het tweetal in zijn kamer, net zoo, als hij ze had achtergelaten.
‘Je bent toch eigenlijk een sannie, Herbert,’ zei hij. ‘Je heb zes schoten op je benzinetank gelost, zit daardoor nou zonder wagentje en het doel, waar je op schoot, had zich al in veiligheid gesteld. Maar het weet drommels goed, dat je geschoten hebt en waarom je dat deed. Als je hangt, hang je hoog, ook al trof je niet op de goede plaats. Het zou geen overbodigheid voor je zijn, als je die Thea voor je vertrek beter raakte, jongetje. En je kan er nog wat aan verdienen op den koop toe, al zou je het voor het grootste deel uit eigenbelang doen natuurlijk. Nou?
‘Ik zou je danken, mij niet gezien. Vanavond zit ik in Parijs. Ik zal het daar wel lezen, als ze je te grazen hebben gekregen.’
‘Dan niet. Ik raad je in je eigen belang. Sjouw je boeltje dan maar weer in den wagen, want ik maak het niet lang meer. Ik zal jullie naar Rotterdam brengen, daar zie je dan zelf maar verder.’
|
|