| |
| |
| |
Hoofdstuk III
Thea maakt voorloopig balans
Het was half vier toen ze, na mijnheer Barends, die haar uitliet, de adressen van Anna's patroon zoowel als van haar vriendin, die ze dien Zaterdag zou ontmoeten, gevraagd te hebben, weer op straat stond. Het kantoor was, op Zaterdagmiddag, gesloten. De vriendin echter zou wellicht om dezen tijd thuis te treffen zijn. Maar Thea achtte een onderzoek in die richting niet zoo noodzakelijk, dat het niet wachten kon, tot zij uit wat zij zooeven ervaren had een, zij het desnoods ook negatieve, conclusie zou hebben kunnen trekken. Ze deed dit niet, gelijk de door romanschrijvers ten gerieve van de lezers geschapen speurders, op papier, met a'tjes en b'tjes; ze deed het in gedachten. Maar ze had er wel, evenals die gefantaseerde detectives, enkele minuten rust voor noodig. Ze ging daartoe naar den tearoom van den Bijenkorf. Dat de helft van haar weg die was, welken ook Anna, indien zij aan de afspraak met de vriendin gehoor zou hebben gegeven, had moeten gaan, was louter toeval. Thea koesterde niet de flauwste hoop, vanmiddag al een daadwerkelijk begin te kunnen maken.
| |
| |
Ze zocht een rustig hoekje aan een raam, waar ze den drukken Coolsingel in zijn geheel kon overzien. Hoe gemakkelijk moest het zijn, in een zoo drukke stad een misdaad te begaan, zonder dat die dadelijk werd bemerkt.
Misdaad? Stellig. Anna Barends was niet slordig; zelfs haar handschrift in den duisteren brief leverde het bewijs van haar accuratesse. Doch die brief was zeer haastig drooggevloeid, de inkt was nauwelijks zichtbaar uitgeloopen. Dus oogenblikkelijk na de voltooiïng van den brief trad wel degelijk slordigheid aan het licht. Een bewijs van misdaad was dit niet, een aanduiding echter wel. En indien Anna zelf haar paspoort had gehaald tijdens afwezigheid van haar ouders of misschien 's nachts, zou ze dan haar spaarbankboekje, dat voor het grijpen lag, niet hebben meegenomen? Twee posten waren het, waar Thea niets tegenover kon stellen en die de balans onvoordeelig deden doorslaan. Doch hoe kon ze een spoor volgen, dat er niet was? Ze kon toch niet zelf een spoor maken?
Ze dronk langzaam proevend haar thee en keek daarbij met bijna toegeknepen oogen uit over den Coolsingel. Iets geslepens had haar gezicht en iets onverzettelijks. Waarom niet? Het oude gezegde van Mohammed en den berg. Er zou tijd mee verloren gaan en dien zou Anna, indien ze ondanks Thea's vermoeden vrijwillig weg was gegaan, kunnen benutten. Doch indien Anna haar ouders bedroog, had de zaak voor Thea niets aantrekkelijks. Maar wanneer ze zelf een spoor wilde maken, moest ze
| |
| |
het doen zóó, dat in geval van misdaad de tegenpartij geen tijdwinst maakte. Een spoor in omgekeerde richting. Met andere woorden....
Thea hàd het.
Zonder de kracht en de sluwheid van de tegenpartij te kennen, stortte ze zich op het oogenblik in een avontuur, dat een der spannendste uit haar loopbaan zou worden. Terwijl ze zich nogmaals thee inschonk, begon ze de waarde te berekenen van de posten, die haar voorloopige balans in evenwicht moesten brengen.
De tearoom van den Bijenkorf, een compositie van staal, marmer en glas, een en al moderne efficiency, vergemakkelijkt den bezoekers het logisch, zakelijk denken. Thea dacht altijd logisch en dus vlug, doch nu kwam ze toch al heel spoedig tot een reeks van besluiten, die het omgekeerde-richting spoor moesten uitlokken. Ze rekende af en schreed naar de telefooncel, waar ze verbinding zocht met het huis van de familie Barends.
‘U spreekt met juffrouw Zwart,’ zei ze, zoodra ze Anna's vader aan de lijn had. ‘Hebt u het paspoort van uw dochter nog gevonden? Neen? Nee natuurlijk niet, ik was er dadelijk van overtuigd, toen u het miste, maar het was te verwachten, dat u verder zou zoeken, nietwaar? Ik wilde u even zeggen, dat u voor de politie niets verborgen moet houden.... Ja juist, u moet het haar zeggen, zoo spoedig mogelijk. En vertelt u er dan bij, hoe het gegaan is.... Juist, dat ik er bij was en er naar vroeg.... O, de politie kent mij wèl, zegt u het
| |
| |
gerust. Het beste zou zijn, dat u meteen een paar kranten opbelde.... Dat wist ik, ik begrijp het volkomen. Ik kan er u natuurlijk niet toe dwingen, dat u de pers op uw dak haalt, nu u ze net verjaagd hebt.... Maar de politie in elk geval.’ Nu hij weigerde, de kranten in te lichten, hoopte Thea, dat een foxterrier onder de verslaggevers het bericht uit de politie zou bijten. ‘En dan is er nog iets. Ik wou graag de adressen hebben van Anna's tante's buiten de stad.... Dat kan ik u nu niet uitleggen, maar ik denk, dat ik ze noodig zal hebben. Een oogenblikje, ik zal ze noteeren. Vlaardingen, juist, en Laan van Meerdervoort in Den Haag, de nummers nog graag even? Prachtig. Ik dank u wel. U zei toch, dat uw broer in Amerika woont? Nee, vanzelfsprekend is ze daar niet naar toe, dat wil ik ook niet beweren. Toch geloof ik dat het beter is, als u mij zijn adres ook geeft.... En dan dank ik u nog eens. Ik hoop heel gauw iets naders van me te laten hooren. Mocht er iets gebeuren, bericht u het mij dan direct? .... Graag ja. En u belt nu dus even de politie op.’
Ziezoo, dat was de eerste stap in de vermoedelijk goede richting. Voordat ze den tweeden kon doen, volgde eerst de terugreis naar Amsterdam.
Ondanks het vrij late middaguur trof ze Andries Vierhouten nog op zijn kamer aan De Objectieve Courant, waarheen ze zich rechtstreeks van het station begeven had.
‘Halloo Dries,’ zei ze, met een joviale handwuif. ‘Snoezepoes, wat kijk je verwonderd en sip en
| |
| |
ontstemd, alsof ik je carrière ondergraven heb. Ik zal een lachje van dankbaarheid op je edele trekken tooveren, want ik kom je beloonen voor de belofte, waar je vast en zeker allang berouw over voelt. Waarom, geniepigerd, heb je in godsnaam je lezers tegen je in het harnas gejaagd met de bedreiging, dat je je mond zou houden, terwijl je niets liever doet, dan je krant volstoppen met sensatie?’
‘Uitbundige en aanminnige jonge dame,’ antwoordde Andries als chef-redacteur, ‘je vergeet, dat wij Objectief zijn. Sensatie, graag, maar mits objectief te verschaffen. En die krijg ik pas, als jij dit zaakje achter den rug hebt. Geef me maar een sigaret van je, om me te benevelen over dat beroerde Zondagsblad.’
‘Jouw Zondagsblad, broer, dat wordt denderend,’ voorspelde ze met een rukkend handgebaartje naast een minzaam grimlachje. Ze klauterde op den rand van het schrijfbureau, sloeg haar beenen over elkaar. Ze mikte hem een sigaret toe, stak er zelf een op. ‘Doe het liever maar direct op de machine, want een halve pagina in jouw kriebelschrift bederft den zetters hun Zondag.’
‘Thea, je liegt niet?’
‘Heb je me ooit op een leugen betrapt?’ Vanuit de hoogte keek ze vernederend op hem neer.
‘Daar ben je te geraffineerd voor, engel,’ antwoordde hij, zijn schrijfmachine voor zich schuivend.
‘Hoe jullie, die met schrijverij omgaan, toch door
| |
| |
een enkel toevoegsel een diskwalificatie tot een complimentje kunt maken,’ zei ze prijzend. ‘Nou, daar gaat ie. Kop vet, heel vet, over drie kolom: HET VERDWENEN MEISJE.’
‘Drie kolom?’ herhaalde hij. ‘Ernst, Thea? Je bent dus heusch nogal wat van plan?’
‘Ja, maar niet om jouw broodje te verdienen. Schrijven mag je het zelf. Dat van de schrijfmachine is alleen maar een raad, geen bevel. Luister, Andries.’ Als ze hem bij zijn vollen naam noemde, was het haar ernst. Ze praatte een kwartier aan een stuk, sprak haar vermoeden van misdaad uit en verdedigde dit, legde haar plannen bloot en verklaarde ze, gaf aanwijzingen omtrent de manier, waarop de journalist haar het best kon helpen. Ze besloot haar cursus in criminologie met de korte vraag: ‘Snap je?’
‘Je bent gek,’ zei hij.
Ze antwoordde niet, keek hem alleen, het eene oog dichtgeknepen achter den sigarettenrook, vanuit haar hoogte op het bureau aan.
‘Als je gelijk hebt met je veronderstelling van misdaad, ben je in ieder geval ongeloofelijk brutaal. Want gesteld dat er een schurk in het spel is, dan laat hij het natuurlijk zoo niet zitten. Ja ja, dat is je bedoeling, dat heb je me waarachtig wel duidelijk gemaakt, maar brutaal is het ook. Ik zal je je zin geven, omdat je toch niet naar mijn vaderlijken raad luistert.’
‘En omdat de copie goed is,’ vulde ze aan.
| |
| |
‘Die is goed, ze zullen er van smullen morgenochtend,’ erkende hij loyaal.
‘Dan zal ik je nou alleen laten, opdat je er aan werken kunt,’ zei Thea. ‘En ik begeef mij naar het telegraafkantoor, om te zorgen, dat jij geen leugens schrijft.’
‘Dus je wilt heusch tot zelfs dien oom in Amerika er in betrekken?’ vroeg hij verbaasd. ‘Dat is toch zonde van het geld, beste meid.’
‘En jij zou leugens schrijven in je Objectieve?’ vroeg ze op haar beurt verwonderd.
‘Nou ja, om bestwil en een doodenkelen keer.’
‘Nee, broeder, als we met een bandiet te maken hebben, moet hij weten, dat het me zoo heilige ernst is, dat ik tot over den oceaan mijn voelhorens uitsteek. Ook al heeft Amerika er niets mee te maken, het zal mijn tegenstander eveneens ernstig stemmen en zijn spoor zichtbaar doen maken.’ Ze wipte van het bureau, greep haar taschje. ‘En als je iets doet, kun je het net zoo goed goed doen. Dus doe ik het radiografisch, gesnopen? Ik wensch je Maandag honderd nieuwe abonné's. Als ik nog meer publiciteit noodig heb, kom ik het je wel vertellen.’
‘Je doet maar,’ antwoordde hij, alsof het hem niet schelen kon. Dat was niet waar; hij was slechts verdiept in zijn artikel voor de beroerde Zondagskrant, die heelemaal zoo beroerd niet zou worden.
Thea deed niet precies, wat ze Andries Vierhouten gezegd had. Want op weg naar het telegraafkantoor kwam ze tot de conclusie, dat ze veel
| |
| |
beter een internationaal informatiebureau in den arm kon nemen. Daar had men reeds contact met den overkant en het kon geen kwaad, zooveel mogelijk menschen van haar plan te doen weten. Ze ging dus naar den haar bekenden directeur van een dier bureaux en bestelde radiografisch informaties op Joe Barends, New-York. Daarna dineerde ze in American, waar ze zich tegenover kennissen geheimzinnig over het geval Anna Barends uitliet. Vervolgens bezocht ze kort Krasnapolski, Schiller en nog eenige vermaarde café's, om haar dag tenslotte te besluiten in Carlton, vanwaar ze eerst laat huiswaarts keerde met de voldoening, zich zooveel mogelijk te hebben laten zien en overal onopvallend het gesprek te hebben geleid naar het verdwenen meisje. Zelfs al zou niemand een krant lezen, dan zou morgen toch half Amsterdam weten, dat Thea Zwart het zich in het hoofd had gezet, Anna Barends te vinden. Hierdoor sloot, vond ze, de voorloopige balans niet zoo heel slecht. En toen ze den volgenden morgen het artikel van Andries Vierhouten las, gaf dat de creditzijde zelfs een overwicht.
De objectieve redacteur had zich keurig van zijn taak gekweten. Zonder eenig definitief gunstig nieuws in een veertien dagen oude, volkomen duistere kwestie levendige hoop op onthulling te wekken valt niet mee. Desondanks oordeelden de lezers van De Objectieve dien Zondag anders, dan toen ze de zaak naar de overdreven of onoplosbare gevallen verwezen. Men kon hen daarom echter niet
| |
| |
beschuldigen van lichtzinnigheid, want ziehier Andries' overtuigend artikel.
HET RAADSEL ANNA BARENDS
Wie stal haar paspoort?
Conclusies van Thea Zwart
Moesten wij, die bij het lanceeren van berichten objectiviteit een eersten eisch achten, eergisteren nog waarschuwen tegen sensatie, die den weg baant naar onjuiste gevolgtrekkingen, wij zijn het onzen lezers verplicht, onthullingen, waarvan de waarheid onomstootelijk vaststaat, te doen ook dan, wanneer wij het gevaar, sensatie te verwekken, het meest dreigend voor ons zien.
Dorothea Zwart, de eminente, zij het ook niet in samenwerking met de politie arbeidende, detective, heeft een verbazingwekkende ontdekking gedaan waardoor zij, naar ons uit absoluut betrouwbare bron werd medegedeeld, tot de overtuiging gekomen is, dat het verdwenen meisje het slachtoffer werd van een tegen haar beraamde misdaad.
Bij het onderzoek, dat de politie daags na de verdwijning instelde, heeft de vader het paspoort van het meisje getoond. De nauwkeurige gegevens in haar signalement zijn er aan ontleend. De vader bewaarde dit paspoort bij andere waardepapieren in een afgesloten kast, waarvan hij den sleutel bij zich draagt.
Toen gistermiddag juffrouw Zwart zich ter plaatse op de hoogte stelde van de naar men weet schaarsche gegevens, bleek het paspoort te zijn verdwenen. Oogenblikkelijk werd de
| |
| |
politie hiervan in kennis gesteld en dus zal deze geheimzinnige tweede verdwijning ook door haar worden onderzocht. Intusschen - twee zien meer dan één -, is het ons een voorrecht, onzen lezers te kunnen mededeelen, dat de bijzonder begaafde detective Dorothea Zwart, overtuigd van misdaad, niet rusten zal voordat deze duistere zaak zal zijn opgehelderd.
Waarom misdaad?
De redenen, waarom Thea Zwart aan misdaad gelooft, zijn even duidelijk als overtuigend. Allereerst het uitgesproken openhartig karakter van Anna Barends. Het is onaannemelijk, dat het meisje, waarvan bekend is dat zij het hart altijd op de tong droeg, zonder eenige voorkennis het ouderlijk huis zou hebben verlaten, doch het is absoluut ondenkbaar, dat dit meisje later zou zijn teruggekeerd, om zelf haar paspoort te halen. Temeer waar een haar toebehoorend spaarbankboekje onaangeroerd is gebleven. Daarbij komt, dat Thea Zwart, reeds voordat de verdwijning van het paspoort was geconstateerd, in den brief van Anna, haar door den vader ter inzage gegeven, eenige aanwijzing tot een misdrijf gevonden had. Mogen we dit laatste een oogenblik als juist aannemen, dan zou de brief, in plaats een reden tot geruststelling te zijn, verkeeren in het tegenovergestelde: een reden tot verontrusting, aangezien er uit blijken zou dat Anna gedwongen wordt, het contact met thuis te bewaren, wat bij een gewone ontvoering volkomen overbodig zou zijn.
Het zij verre van ons, onzen lezers geheimzinnigheden voor te zetten. Wij beschikken
| |
| |
echter tot dusver nog niet over verklaringen er van. Integendeel, wij hebben nog meer vragen. Waarom werd het paspoort gestolen? Met welk doel? Opdat het meisje de grens zou kunnen passeeren? Het is mogelijk. Om politie en publiek de meening bij te brengen, dat zij de grens gepasseerd is? Niet minder mogelijk. Terwijl in dit geval het doel dus uitsluitend misleiding zou zijn.
Het stemt ons hoopvol, dat juist Thea Zwart op zich genomen heeft, dit raadsel op te lossen. Want zooals mag verondersteld worden algemeen bekend te zijn, ziet zij bij een onderzoek nimmer iets over het hoofd. Zij houdt rekening met alle mogelijkheden en stelt er zich op in, alles omtrent de betreffende personen te weten, ook uit het verleden. Naar ons werd medegedeeld, heeft zij in verband met de verdwenen Anna Barends contact gezocht niet alleen met de familie van het meisje in ons land, doch zelfs met een oom, die reeds vele jaren in Amerika verblijf houdt. Zij zal dit contact uitstrekken tot allen, met wie Anna omgang had of gehad heeft.
Zooals onze lezers weten, kan Dorothea Zwart terugzien op een prachtigen ‘staat van dienst’. Aan haar optreden is het te danken, dat vele oogenschijnlijk onoplosbare misdaden aan het licht kwamen en bestraft werden. Wilden we haar in alle opzichten bij een terugblik recht doen wedervaren, we zouden meer plaatsruimte behoeven, dan ons ter beschikking staat. Toch dringen zich enkele gebeurtenissen zoo op den voorgrond, dat wij ze in de herinnering willen oproepen.
Ja, Andries had den hem door haar ingefluister- | |
| |
den tekst prachtig uitgewerkt, erkende Thea, terwijl ze, een sigaret tusschen de uitgestrekte vingers, de korte opsomming van avonturen las, waaruit zonneklaar bleek, dat ze nooit mistastte. Zelfs de gewiekste of meest zorgelooze misdadiger zou haar, indien hij dit las, niet voor een te verwaarloozen tegenpartij houden. Dit had zij dan ook willen bereiken. Tien tegen één stond de kans, dat de misdadiger, wanneer hij Andries' artikel gelezen had, het spoor zou banen niet van Thea naar hem, doch van hem naar Thea. Voor Thea kwam dit op hetzelfde neer, al stond zij er bij in het licht, terwijl hij uit het donker zou kunnen treffen. Per saldo: het was de éénige kans. En zij was niet bang.
Jammer, dacht ze, dat Dries er mijn adres niet bij heeft kunnen schrijven. Maar ten eerste kan hij dat tegenover de lezers niet doen, doch ten tweede zou het te in het oog loopend een uitnoodiging tot bezoek zijn. Bovendien, onze vriend de ontvoerder, gesteld althans dat er een vriend de ontvoerder is, zal toch wel zoo intelligent zijn, mijn adres uit het telefoon- of adresboek te kunnen visschen en dus is de kans op een verrassing toch niet uitgesloten, althans niet wanneer die vriend in Holland is. Laat ons geduld oefenen tot tegen etenstijd en dan bel ik Andries, of hij lust heeft in dansen vanavond. Hij heeft een belooning verdiend, de sukkel. En hij moet morgen wellicht weer iets voor me doen.
Zondagmorgens kwam het meisje voor de ochtenduren niet. Thea vond het prettig, één dag per week te kunnen uitslapen zoolang ze wilde,
| |
| |
zonder gestommel in de keuken te hooren. Thea was dus alleen en in de stilte van de eenzaamheid voelde ze zich een beetje ongedurig. Want ze zag zeer terecht in dat, indien er na dit krantenartikel niets gebeurde, ze nog geen stap verder was en hoe zou ze dan kunnen voortgaan? Ze liep heen en weer in haar kamer. Ze ontveinsde zich niet, dat ze haar voorloopige balans met een tikje forceering sluitend gemaakt had, een soort geestelijke fraude. Als het noodig was, kon ze een taai geduld aan den dag leggen, doch aan het oefenen er van had ze gruwelijk het land. En ze kon niets doen, niets anders dan wachten. Want ook als ze het huis verliet, deed ze eigenlijk niets anders.
Ze hoefde echter niet al te lang te wachten. Want nog voordat ze in eenzaamheid koffie zou gaan drinken, gebeurden er twee dingen.
Ze ontving radiografisch antwoord uit Amerika. En er kwam bezoek.
|
|