haar gezien, geschreven en gesproken, en.... een week, langer dan een week zijn wij gelukkig geweest. Zij ook, stellig zij ook.’
Hij bleef een heel poosje stil liggen mijmeren en ging toen weer voort: ‘Ja, zìj ook.’
‘En ìk weet nu wat liefde is, voor alle eeuwigheid weet ik dat. Zij weet het nog niet. Maar dat zal eens komen. Zeker, - En er zijn meer menschen geweest die van mij hielden, wel zes misschien. Ook kinderen. En ook de gewonden hier. Wat is dat rijk, niet waar? Dat was mijn leven. En nu sterf ik bovendien nog met een zuster naast me die....’ en vervolgens zeide hij een paar vriendelijike woorden over mij, woorden die ik zeker niet verdien, maar die ik toch altijd in mijn hart zal bewaren.
Vanmiddag, nadat hij den brief had gedikteerd, was hij geheel uitgeput, maar kalm. Ik moest elders zijn, maar zuster Frida vertelde mij dat hij tijdens de twee uren van mijn afwezigheid rustig was, zonder koorts en geheel bij kennis, zoodat hij zelfs correct Duitsch met haar sprak Een paar malen had hij weder uw naam gepreveld; ook ééns ‘Anneke’. Kort nadat ik terug was gekomen riep hij mij zacht en zei: ‘Het is toch goed, ja, zend ze haar maar.’ Ik begreep dat hij de dagboeken bedoelde. Een kwartiertje daarna zei hij, gelaten en als in zichzelf: ‘het is niets, allemaal niets, alleen liefde is werkelijk.’ Hij glimlachte en even later fluisteride hij: ‘Het komt, het is heerlijk.’ En toen: ‘Ik hoor het, nu hoor ik het!’ Ik vroeg wàt hij hoorde. Hij glimlachte nog steeds. Toen trachtte hij zich op te richten en zei: ‘Zeg 't haar.... de stille lach....’ Dit was zijn laatste woord, hij stierf terwijl hij het prevelde.
Het zou mij leed doen als ik verkeerd verstaan had, maar misschien hebben die woorden voor u