| |
| |
| |
Hagenau, 19 Nov. 19..
Aan Elisabeth van Rosande,
Parkstraat, Aarborg.
MIESJE, de erica is daarnet gekomen, terwijl ik mijn hoed al op had om naar mijn bureau te gaan. Maar ik heb 't struikje eerst goed water gegeven en zorgvuldig op mijn schrijftafel geïnstalleerd. Een prettig gevoel dat jij 't broertje hebt. Jij bedenkt toch altijd nog iets lievers dan ik.
Ik heb weer nachtdienst: ik zit hier rustig in mijn redacteurshokje en wacht maar af. Ik hoef niet als Solon rond te trekken om de wereld te zien, maar heel de wereld komt bij mij. Maar ik schijn blasé van 't reizen-in-gedachte te zijn geworden, want ik vind het maar matig interessant wat er te kijk is, en eerlijk gezegd schaam ik me meestal zelfs een beetje er over dat ik journalist ben en mede help de geestelijke atmosfeer te bederven, om niet te zeggen te vergiftigen, met allerlei overbodig nieuws en erger leugens. Aan het laatste doe ik overigens nooit mee en mijn supérieuren beginnen dan ook geloof ik al beducht te worden dat ik niet geheel en al voor mijn taak berekend ben.
Je schreef me laatst dat je het zoo genoegelijk vindt om als je de krant leest je mij voor te stellen als de bewerker van al dat gezellige nieuws. Dat is lief van je, Liesbeth; ik werk voortaan met veel meer pleizier en zal er maar niet te veel aan denken waarin de ‘gezelligheid’ van dat nieuws meestal bestaat. Waarschijnlijk heb je daar zelf ook nooit goed op gelet.
| |
| |
Ja eigenlijk.... Ik schrijf bij stukjes en beetjes, 't is nog niet druk, maar zoo nu en dan komt toch al iets binnen.... Ik wou zeggen dat blijkbaar niemand een krant goed leest. Hoe zouden er anders zooveel kranten bestaan! Hoort ooit iemand graag zijn schande van alle daken verkonden? En toch is goed beschouwd iedere krant een soort van schandpaal voor de geheele menschheid, de rechters en beulsknechten, alias de journalisten, incluis. Neem eens voor de aardigheid één enkel nummer van den Courrier, dat van gisteravond bijvoorbeeld, dat hier ook juist voor me ligt. Misschien heb je, na even haastig inzien, bij jezelf gezegd: ‘Niets bijzonders vandaag’, en heb je je toen maar tevreden gesteld met mijn anoniem artikeltje over den erwtenkever. Maar zie nu eens kritisch datzelfde nieuws door. Ik zal je helpen, in een half uur lever ik je een uittreksel, dat je, als er bovendien toevallig iets hapert aan je thee of humeur, voor goed een walg van het heele menschdom kan geven, Asjeblieft, ik grijp maar voor 't wilde weg. Wacht even, 'n nieuwstje aannemen voor je ontbijt!
1. Het sensationeele moordproces tegen Burton, die zijn vrouw in stukjes sneed. Vier en een halve kolom! Dat is nu al volle drie weken, dag aan dag, hetzelfde. Wie is Burton? Niets! Neen, iets meer dan niets: een zwakkeling? een krankzinnige? In elk geval een mensch, en een heel rampzalig mensch. Maar wie ziet dat in hem? Heele volken houden zich aan hun genoeglijk ontbijt bezig met dit mensch-onwaardig drama en zijn nog mensch-onwaardiger slot: de strop. En wie was zijn vrouw? Niemand weet het. En het kan niemand schelen wat zij deed of leed. Maar wat zij voor de ontbijtende massa is? Een paar griezelig-interessante stukjes gehakt in een stopflesch
| |
| |
met spiritus op de groene tafel van de jury!
2. Het menu van den onttroonden koning N.N., genuttigd tijdens hoogst deszelfs verblijf bij den Hertog van W. Deze hertog heeft 31 bekroonde renpaarden en een dochter die zich onlangs vergat met een pianostemmer.
3. Rede van R. in den Franschen senaat. Bekwame leider; schitterende redenaarsgave, gloeiend woord, vuur van diepe overtuiging, auditorium meegesleept. Alsof niet iedereen in zijn hart weet dat R. het type is van den politieken advokaat, van de triomfeerende oneerlijkheid en gluipende eerzucht!
4. Hier zie ik zoowaar dat eenige ‘priesters’ zich bezig houden met het vraagstuk van den ritueelen moord. Zouden het Senegambische toovenaars zijn? Er staat niets bij, maar hun namen klinken vrij christelijk.
5. Een marmeren borstbeeld van C. onthuld. In tegenwoordigheid van een koppel ambassadeurs en eenige dozijnen markiezen, graven, sir's etc. C's marmeren oogen hadden moeten schreien van machtelooze woede toen daar de diplomaten van de halve wereld voor zijn verheven aangezicht durfden zwetsen over de ‘nauwe banden van vriendschap’ die het vaderland van den grooten dichter-wijsgeer verbonden met het land waarin hij zijn laatste jaren ‘sleet’ (in verbanning nota bene). ‘Een onvergankelijke vriendschap’, staat er, ‘nog onlangs zoo duidelijk en spontaan gebleken bij het overlijden van Z.M. den geëerbiedigden koning.’ Of het God niet duizelde? In één adem te noemen een van de grootste dichters en
| |
| |
een van de belachelijkste monarchen! En dan nog het woord ‘geëerbiedigde’ te misplaatsen! En daarna een banket. En over een paar jaar, of eerder, oorlog; let op mijn woorden!
6. Hier staat iets over de verhouding van het Duitsche keizershuis en de Welfen. Dit sla ik over omdat wij anders tot de kruistochten zouden afdwalen.
7. De moordenaar van.... is krankzinnig geworden in zijn cel. Veertien jaar heeft hij daarin gezeten zónder krankzinnig te worden! Denk daar eens veertien seconden over na.
8. De sultan heeft het op zijn zenuwen en wordt met een stuk of twintig vrouwtjes naar de Sommerfrische gestuurd. Het ziet er bedenkelijk naar uit alsof zij hem nog iets verder zullen sturen, waar hij zich eeuwig in tienduizend schoone Fatma's zal kunnen verlustigen.
9. In.... je raad nooit waar.... in New-York, hebben op een afgesproken tijdstip twee millioen.... je raadt nooit wat.... menschen, een minuut lang gebeden voor het welslagen van.... een collecte. Krijg eens het tiende, honderdste, duizendste deel van die menschen bij elkaar om te bidden voor iets nuttigs en noodigs! Laat staan iets nuttigs en noodigs te doen.
10. Het lieftallige princesje (alle princesjes zijn merkwaardig lieftallig) heeft een half uur gewandeld. Het waar, wanneer en hoe beslaat 27 regels. Een half millioen lezers besteden anderhalf millioen minuten of ongeveer drie jaar, om hiervan kennis te nemen.
| |
| |
11. In de Vereenigde Staten van Amerika, waar de menschen zoo flink zijn, staan de weddenschappen op het oagenblik als 2, 5 tegen 1 op den ex-president Y, De tegencandidaat zond vier welbespraakte senatoren naar de twijfelachtige staten om het volk te bewerken. Een vrij volk heet dat, gezonde demokratie!
12. Prinses Sophie heeft na lang procedeeren het jaarlijksche fooitje gekregen van fr. 500.000.
13. Zelfde kolom. De subsidie voor de Tuberculosebestrijding moest tot fr. 20.000 worden verminderd. Welja.... den een zijn dood, den ander zijn hofhouding.
14. Een mijn, ingestort. Aantal slachtoffers nog niet bekend. Daarom was dit nieuws gisteren nog ‘niets bijzonders’. Vandaag weet je dat het er meer dan 300 zijn. Wat gaat er nu om in de meewarig schuddende hoofden van huismoeders die klagen over dure steenkool en van beursgangers die vreezen voor lage dividenden wanneer mijndirecties kostbare maatregelen nemen om dergelijke rampen te voorkomen?
15. 16, etc., o, er is nog veel meer uit te halen! Kunst b.v.! Strauss, Futurisme, snobbisme en tientallen andere ismen. Christian Science, boksen, kritiek ....och, kermis aller ijdelheden.
Heb je genoeg aan dit krantje? - Ik heb even zitten luisteren naar den storm buiten. Misschien lig je nu wakker om het geweldig zwiepen van de popels voor je raam....
De telefoon.
Het was een telegram. De Nora vergaan, vlak aan
| |
| |
de kust. Waarschijnlijk zeventig passagiers. En de bemanning. Ik schoof het papiertje waarop ik deze mededeeling van de vriendelijke telefoniste noteerde, bij mijn andere aanteekeningen, die ik pas na 12 ga verwerken als er geen aanvullingen meer kunnen komen. Ik dacht weer aan jou. Bij een hevige vlaag rinkelden alle ruiten en opeens was het of ik den rauwen doodgil hoorde van honderd stervenden. Ik huiverde; toen kwam de corrector binnen met een onbenullige vraag, en toen de jongen van de zetterij, om alvast wat nieuwtjes mee te nemen: van Burton, Abdul Hamid etc. etc.
Ik krijg weer telegrammen, poeslieve praatjes van elkaar bezoekende ministers. Toch heerscht er spanning in de hooge diplomatie, ‘men’ ziet de toekomst duister in. De regeeringen voelen zich door al die nauwe en warme vriendschapsbanden wat bekneld en benauwd. Er zijn ook dissonanten hoorbaar in het ‘concert’ der naties, men fluistert van verstoringen en verschuivingen van het ‘evenwicht’, die Frankrijk niet dulden kan. En Duitschland niet, en Engeland niet, en Turkije niet en niemand niet. Geen mensch weet waaróm niet, maar in de welingelichte kringen die ons genadiglijk hun mystificaties ter publicatie geven, verluidt het dat een en ander verband houdt met weinig lofwaardige handelingen van een rooverhoofdman in Tunis. Anderen zeggen dat hij in Berlijn woont en een ‘consortium’ is. Of in Londen, Rome, Parijs.... weet ik waar. Ook de namen van eenige kanonnenmagnaten worden genoemd. In elk geval gaat het blijkbaar om levenskwesties, zooniet om hooger, om de eer. Ik zeg blijkbaar om levenskwesties en niet om blijkbare levenskwesties, want niemand weet ooit zulk een kwestie te noemen; als je den geestdriftigsten pro-dit of pan-dat op den man af vraagt: ‘en houdt
| |
| |
ge dàt nu werkelijk voor een lévenskwestie of een eerezaak’? dan is zijn ultima ratio een vuistslag op tafel en een onoverwinnelijk gezicht. Net als bij beschonken boerenknechts. Maar hoe het zij: als Oostenrijk wil dat....en Rusland zegt dat....dan moet natuurlijk Duitschland.... en kan Engeland niet dulden dat....terwijl Montenegro den duren plicht heeft om.... Frankrijk moet waken voor.... en Turkije, Luxemburg, Japan en de heele overige pan zich er ook mee moeten bemoeien. Maar weet je wie die Oostenrijk,. Italië, Frankrijk etc. zijn? Voor de meeste menschen zijn het zonderling mystieke, zelfstandige wezens, die ‘willen, moeten, niet kunnen dulden etc.’. Humbug. Een schetterige, roemdorstige generaal, een vaderlandslievende winkelbediende, een spekuleerend vorstje, een al te rijk en kortzichtig industrieel of bankier, een paar fiksche ferme jongens van Jan de Wit, een gegalloneerde markies met 19 ridderorden en dan wij, wij rampzalige journalisten, omgekocht of niet, die de hopeloos bekrompen dogmas en frases van dit ongure kliekje aan de sullige massa helpen opdringen, dàt zijn die zonderling mystieke wezens, Oostenrijk, Italië en de rest. God verdelge ze allemaal.
Nu ik dit zoo neerschrijf bekruipt mij een walging van dit klein gedoe als ik nog nooit gevoeld heb. En ook een huivering van ontzetting dat deze comedie van waanzin niet lang zoo kan doorgaan zonder dat alle gekken volslagen razend worden en elkaar gaan verscheuren.
Lieveling, ik kan niet verder schrijven, al heb ik den tijd. Er kwam daarnet een telegram dat Y gevallen is bij zijn vlucht over de Pyrenaeën. Dat bericht heb je nu al gelezen als je dezen brief krijgt. Misschien vindt jij het niet erger dan een tramongeluk. Maar mij
| |
| |
grijpt de val van een vliegenier altijd bijzonder sterk aan. Voor mij is de vliegkunst een symbool van het edele en hoogwillende in ons, het bewijs dat de mensch toch niet een kruipend gedierte is. Dergelijke bewijzen zijn schaars, heel schaars. Daarom vind ik zulk een val zoo tragisch.
Weet je hoe zoo'n bericht komt? - Telefoon. Ja juffrouw? U zegt? 107 woorden? Welke taal? Fransch? Goed, dikteert u maar’. En ik schrijf werktuigelijk op wat zij dikteert met haar beleefd geanimeerd stemmetje, - het eenige waarmee zij op zoo'n afstand koketteeren kan -: van de pest in Rusland, van de Hongaarsche begrootingsdebatten, van wéér een nauwer aangehaalden vriendschapsband enz. En tenslotte, heel kort: ‘Y tombé mort’. Meer niet? Dank u vriendelijk, dag juffrouw. - Kort daarop nog een uitvoeriger berichtje over de plek waar het gebeurde,
Lieveling, ik kan heusch niet meer schrijven. Het is of buiten, in den storm, duizenden, myriaden, millioenen gillende spoken voorbijzwieren, legers van demonen, de hellevaart van een heele menschheid. En die ééne edele, die viel, omdat hij bewijzen wou dat een mensch niet behoeft te kruipen! Hij zweefde boven gletschers die nog niemand had kunnen beklimmen. En hij viel te pletter op een vredig weilandje aan de overzij, nadat hij de gruwelijke eenzaamheid van zijn hoogste vlucht al overwonnen had. Ikarus, edele Ikarus!
Maar misschien vloog hij omdat de Matin er 20.000 frs, voor had uitgeloofd.
En nu komt Albrechts bij me zitten om het verslag van een vergadering uit te werken. En ik moet ook langzamerhand beginnen mijn nieuwtjes persklaar te maken, Albrechts heeft een half fleschje punch meegebracht, omdat ‘je al koud wordt van het luisteren
| |
| |
naar zulk beestenweer’. Hij heeft gelijk: jij pelt een eitje terwijl je léést van Ikarus' einide, waarom zou ík niet genoeglijk punch drinken terwijl ik het bericht ervan schrìjf?
Joost
|
|