Een verdeelde Verlichting. Stemmen uit de spectators
(2001)–Dorothée Sturkenboom– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Over de politieke dweperijDe Patriot, of Politike Bedenkingen, over den Staat der Vereenigde Nederlanden in 't jaar mdccxlvii (no. 27 - Dinsdag, de 26e december 1747)
-- qualis commotis excita sacris
Thyas, ubi audito stimulant trieterica Baccho
Orgia, nocturnusque vocat clamore Cithaeron.
VergiliusGa naar eindo
Het wekelijks gezelschap waarvan ik in mijn eerste vertoogGa naar eindo gewag gemaakt heb, bestaat uit leden van bijzondere aard, studiën en liefhebberij; doch allen komen ze hierin overeen, dat zij hun vermogens en oefeningenGa naar eindo ten dienste van hun landslieden zoeken aan te leggen. Wanneer ik de eer gehad heb van dit gezelschap bij te wonen, heeft het mij doorgaans niet weinig vermaakt elk iets bijzonders, naar zijn aard en bezigheden geschikt, tot welstand van het land op de baan te horen brengen. Somtijds verhaalt ons een dokter, dat hij op de weg is om een preservatiefGa naar eindo tegen de veepest uit te vinden, welk hij terstond gemeenGa naar eindo denkt te maken. Dan horen we van een rentenier, dat hij een werkje onder handen heeft om zijn landslieden het beleggen van hun geld in vreemde fondsen af te raden. Zelfs beweerde een liefhebber van poëzie onlangs, dat men zijn tijd tegenwoordig nauwelijks nuttiger besteden kon dan in het samenstellen van straatliedjes, in welke de dapperheid, de trouw, de eendracht en dergelijke burgerlijke deugden aangeprezen worden. ‘Zo hebben,’ zei hij, ‘onze voorouders, in de aanvang van de Spaanse beroerte,Ga naar eindo gedaan. De deftigste en bekwaamste lieden hebben het zich niet te laag gerekend door straatliedjes op het gemeen te werken. Het bekende deuntje Wilhelmus van Nassouwen is gemaakt door iemand, die het ambt van Secretaris van de | |
[pagina 102]
| |
Staten van HollandGa naar eindo bekleed heeft, en wiens pen nu en dan door de regering gebruikt geworden is om gewichtige stukken van Staat op te stellen.’ Een ander lid van hetzelfde gezelschap, die de filosofie tot zijn geliefde studie verkoren heeft, laat zelden een bijeenkomst voorbijgaan zonder de politieke discoursenGa naar eindo te doormengen met enige filosofische aanmerkingen, die ook hun bevalligheid hebben. Voor enige weken stelde hij een nieuwe gedachte voor over de politieke geestdrijverij, gelijk hij ze noemde, die mij gelegenheid gaf tot enige overdenkingen met welke ik mijn lezer in dit vertoog zal onderhouden. Wanneer wij de werkingen van onze geest gadeslaan, ontdekken wij in dezelve niets, dat enige overeenkomst heeft met de gedaante en de veranderingen welke wij in de stof gewaarworden. Verstaan, overleggen, oordelen, besluiten, willen, en alle andere wijzen van denken hebben niets gemeen met uitgebreidheid, figuur, vastheid, rust, beweging en hetgeen men meer in de lichamen bespeurt. De filosofen hebben hieruit de onstoffelijkheid van de ziel besloten. De nauwe vereniging die er echter is tussen de ziel en het lichaam, heeft sommigen doen vermoeden, dat er in deze beide delen van het menselijk wezen iets zijn moet, dat enige onderlinge overeenkomst heeft: iets, door middel waarvan de zinnen aangedaan zijnde, gewaarwordingen in de geest verwekken; of waardoor de geest bewegingen in het lichaam veroorzaakt. Mijn vriend, de filosoof, noemt dit iets het punt, waarin geest en lichaam elkander naderen en raken kunnen. Doch ik ben te onbedreven in de filosofie om te kunnen oordelen, of hij zich hierin welGa naar eindo genoeg uitdrukt. Dit alleen weet ik, dat het uit hoofde van de enge betrekking tussen de geest en het lichaam somtijds moeilijk is te onderscheiden, of zekere wijzen van denken en zekere bewegingen welke wij gemeenlijkGa naar eindo daden noemen, meer moeten toegeschreven worden aan het onstoffelijke dan aan het stoffelijke gedeelte van ons wezen. Duizend malen heb ik in mijn leven ondervonden, dat ik droom als ik op mijn rug slaap. Ik weet niet hoe het te pas kwam, | |
[pagina 103]
| |
dat hiervan onlangs in het wekelijks gezelschap een woord gerept werd. Onze dokter zei ons toen, dat dit dromen veroorzaakt wordt door een sterke en ongewone drukking op de achterhersenen. Is dit zo, dan vraag ik, of het stoffelijke of het onstoffelijke gedeelte van ons wezen de eigenlijke oorzaak van deze wijze van denken zij? Als ik bij helder en lieflijk weer een matige wandeling doe, die het bloed en de sappenGa naar eindo van mijn bouwvallige machineGa naar eindo in een aangename beweging brengt en de uitwasemingen van de overtollige vochtenGa naar eindo bevordert, vallen mij ongezocht allerlei vrolijke, klare, nutte bedenkingen in. Doch wanneer een bulderende storm uit het noordwesten mij dag aan dag ketent aan mijn kamer, waar mij het koude bloed schijnt te stollen in de aders terwijl ik de verdrietige tijd met proesten en kuchen doorbreng, wordt mij de wereld te bang. De staat van het land komt mij veel kommerlijker voor, dan bij lieflijke zonneschijn. Ik durf niets kopen noch verkopen. Mijn beste correspondenten zijn, ducht ik, op het punt van bankroet te gaan. Ik word gemelijkGa naar eindo zonder te weten waarom. Ik knor en mor op mijn huisgenoten om een beuzeling.Ga naar eindo Is, vraag ik weer, het stoffelijk of onstoffelijk gedeelte van mijn wezen de voornaamste oorzaak van deze verschillende wijzen van denken? Elk die de ondervinding raadpleegt zal, dunkt mij, moeten zeggen dat er het eerste meer deel aan heeft dan het laatste. Een beroemd schrijver heeft aangemerkt dat de geestdrijverij,Ga naar eindo de theologische meent hij, ontstaat uit melancholie of zwaarmoedigheid, vermengd met devotie. En ik geloof vastelijk dat de melancholie, zijnde zekere lichamelijke ongesteldheid, de eigenlijke en voornaamste oorzaak van de geestdrijverij of dweperij is: ten dele omdat de dwepers doorgaans zelf van een zwaarmoedige gesteldheid zijn, veel zuchten en stenen,Ga naar eindo en akelige gedachten en verbeeldingen voeden, ten dele ook omdat zij zelden ingang vinden dan bij lieden van gelijke zwaarmoedige gesteldheid. Doch hetzij men het hierin met mij eens zij of niet, het is tot mijn tegenwoordig oogmerk genoeg dat men mij toe- | |
[pagina 104]
| |
staat dat de dweperij iets lichamelijks, iets stoffelijks, niet iets zuiver verstandelijks tot haar eigenlijke oorzaak heeft. Hierin bestaat de nieuwe gedachte van mijn filosofische vriend, die ik de lezer thans wat nader zal openleggen zonder de politieke en theologische dweperij angstvallig te onderscheiden, alzo zij beide een stoffelijke oorzaak hebben, schoon de politieke dweperij zeldzamer uit melancholie ontstaat dan de theologische. Het is een eigenaardig kenmerk van dweperij dat men, om ons van gevoelen of gedrag te doen veranderen, zich niet toelegt op het verlichten van ons verstand maar enkelijk werkt op ons lichaam, op onze verbeelding, op onze tochten,Ga naar eindo met één woord, op iets dat meer overeenkomst heeft met het dierlijke en stoffelijke dan met het redelijke en verstandelijke deel van ons wezen. Wanneer dit plaatsheeft, gebeurt het niet zelden dat onze daden, zo ze anders die naam dragen mogen, niet door onze wil maar door zekere werktuiglijke beweging, door anderen in ons verwekt, afhangen, en derhalven niets prijselijks in zich hebben. Als ik een streek doe op mijn Viool de Gambe,Ga naar eindo geeft een andere die voor mij ligt en op gelijke toon gesteld is, gelijkGa naar eindo geluid zonder dat haar snaren door iets anders dan door de lucht die ik in een trillende beweging gebracht heb, aangeroerd zijn geworden. Mijn vriend, die bij mij aan de haard zit, begint te geeuwen en ik gaap hem op hetzelfde ogenblik na, zonder of mogelijk tegen mijn wil. Hij lacht en ik kan mij niet weerhouden van met hem te lachen. Ik vergelijk deze bewegingen, daden durf ik ze niet noemen, met het geluid van de stilliggende viool. En ik acht dat men hiermee volkomen gelijkstellen moet, de schuddingen en trekkingen van een bijzondere soort van dwepers hier te lande, aan welke men de naam van BeversGa naar eindo gegeven heeft. Ik heb iemand gekend die onder deze gezindheidGa naar eindo verkeerd had en mij verzekerd heeft, dat de een het beven van de anderen leerde of overnam; of liever, dat de zenuwen van de een nauwelijks aan het trillen geraakt waren of deze beweging werd de zenuwen van een ander, op gelijke toon gespannen, insgelijks | |
[pagina 105]
| |
ingedrukt; en dit werk,Ga naar eindo in zichzelf niet prijslijker dan mijn geeuwen terwijl mijn vriend geeuwt, kreeg de schone naam van devotie. In deze voorbeelden bespeurt men niet dat de wil enigszins werkzaam is. Men kan er enige bijvoegen waarin de wil meer schijnt te werken. De schrandere ErastusGa naar eindo let zo nauwkeurig op hetgeen hem verhaald wordt en neemt er zoveel deel in dat hij, schier ongevoelig, dezelfde gemoedsdriften aanneemt die in de verteller doorsteken.Ga naar eindo Verhaal hem iets droevigs, straks zal hem het hart beklemmen, en hij zal zijn ogen somtijds niet weerhouden kunnen van wenen. Verhaal hem iets vrolijks, terstond toont hij een blij gelaat. Hij ziet u aan. Zijn ogen volgen de uwe. Al de trekken van uw wezen zijn overgeschilderd op het zijne. Brandt gij, hij is vol vuur. Men sprak hem onlangs zo smakelijk van de krijgsdienst dat hem het bloed kookte in de aders, en het dus of zo was,Ga naar eindo of hij zou zich hebben laten aandienen om vaandrigGa naar eindo onder de waardgeldersGa naar eindo te worden. Doch het leed niet lang, of hij bespeurde dat zijn drift meer aan een stoffelijke dan aan een verstandelijke oorzaak toe te schrijven was, en derhalve niet behoorde ingevolgd te worden. De dweperij van de naaktlopersGa naar eindo hier ter stede is haar oorsprong grotendeels aan een dergelijke mechanique werking op het stoffelijk gedeelte van het menselijk gestel, verschuldigd. Het vuur dat Dirk den SnijderGa naar eindo de ogen uitblonk, zijn stouteGa naar eindo taal, zijn heftige bewegingen veroorzaakten een geweldige gisting in het bloed en in de vochten van de domme hoop mannen en vrouwen, die hem hoorden en zagen en zich niet konden weerhouden van hem na te doen hetgeen hij hen voordeed. Iets dergelijks heeft men dikwijls in een bedaarder soort van dwepers bespeurd. Zij willen u gaarne tot hun gevoelen overhalen of van gedrag doen veranderen. Gij zoudt verwachten, dat zij u teneinde daarvan hun gevoelen klaarlijk voorstellen en bondiglijk bewijzen zouden, of dat zij u zouden zoeken te tonen waarin uw gedrag te misprijzen zij. Doch, gij bedriegt u. Zij slaan een | |
[pagina 106]
| |
Afbeelding 11 Trijn van Leemput als aanvoerster van de Utrechtse vrouwen die optrekken naar kasteel Vredenburg.
| |
[pagina 107]
| |
gans andere weg in. Zij zien u vriendelijk aan. Zij drukken u aan de hand. Zij verzekeren u, met veel ernst, dat zij de waarheid hebben. Zij beloven u veel zoets en troostelijks, zo gij hun mening toevalt. Zij betuigen, hoog en duur, dat liefde tot uw heil hen alleen bij u gebracht heeft. Hun vriendelijke gebaren werken op het stoffelijk gedeelte van uw gestel. Dezelfde drift die hen ontsteekt, wordt in u ontstoken: gij krijgt hen lief, gij begint u te verbeelden dat zij waarheid spreken, gij gelooft hen zonder dat gij in staat zijt, om enig redelijk bewijs te geven voor de waarheid van hetgeen gij gelooft. Uw geloof is louter dweperij. De politie heeft ook haar dweperij. Zij vertoont zich in het leger, in de steden, onder de boeren op het platteland, op de beurs onder de kooplieden, met één woord overal. De oude Romeinen waren gewoon het krijgsvolk ten strijde aan te moedigen, door een gepaste aanspraak die wel op de tochten werkte doch tevens het verstand verlichten kon. Deze gewoonte is niet geheel gestorven. Doch vele bevelhebbers verwachten de goede uitslag van hun ondernemingen enkel en alleen van een werktuiglijke beweging van het bloed en van de zenuwen en spieren. Een halve roes, op het ruimst gerekend, een woest geschreeuw, het steken van de trompet, en wat er meer in het werk gesteld wordt om dierlijke driften gaande te maken, is het enige waarop zij zich verlaten. Mag men dit, op zichzelf en zo er niets meer bijkomt, geen militaire dweperij noemen? Een helleveeg, trommelende met talhoutenGa naar eindo op een ledig halfvatGa naar eindo dat haar voor het lijf gebonden is, brengt geheel een dorp, een ganse stad in beweging. Haar schorre stem, haar vurige ogen, haar driftige gang werken op de domme menigte. Men raakt gaande. Het geldtGa naar eindo hier, roept men, de eer, de welstand van de ganse burgerij. Een ontelbare menigte vloeit samen. Doch de meesten weten niet wat zij willen. Niemand tenminste weet op welke reden zijn begeerte steunt. Trijn Boshond,Ga naar eindo zegt een goede slokker,Ga naar eindo zou zo hels niet gekeken, zo hard niet geschreeuwd hebben, als er niet iets van gewicht te doen geweest was. Wat zijn toch zulke bewegingen | |
[pagina 108]
| |
anders dan loutere dweperij? Gelijkt zulk een onstuimige menigte niet beter naar een hoop ontstelde machines dan naar wezens, die door rede en verstand bestierd en geleid worden? Jochem GietleugenGa naar eindo stelt de beurs in rep en roer, door het verspreiden van een valse tijding. Men gelooft hem, omdat men wenst dat zijn zeggen waar zijn mocht. Maar iets te geloven omdat men het wenst, zonder enige andere reden, is al mede dweperij. En wie heeft sedert enige tijd niet kunnen opmerken, welke geweldige gistingen deze dweperij in vele kooplieden en anderen die de beurs frequenteren, verwekt heeft? Indien ik de gedachten van mijn filosofische vriend verder uitbreiden en met meer voorbeelden ophelderen wilde, zou ik mogelijk het geduld van sommige van mijn lezers, niet zeer gewoon aan filosofische speculatiën, al te veel vergen. Uit het gezegde zal, acht ik, genoeg gebleken zijn dat zijn begrip van de politieke dweperij hierop uitkomt, dat er in de burgerstaat zowel als in de kerk mensen gevonden worden, die tot het geloven, voorstaan en drijven van zekere gevoelens of tot het houden van zeker gedrag bewogen worden, niet door klare en gegronde begrippen van hun verstand, maar doordien er op hun tochten en driften, op het lichamelijk en stoffelijk gedeelte van hun gestel gewerkt wordt. Mijn redelijke landslieden zullen hieruit, vertrouw ik, afnemenGa naar eindo kunnen dat de politieke dweperij, zowel als alle andere, de achting van verstandige wezens ten enenmale onwaardig is. Nooit kunnen wij gerust zijn dat wij wel doen, nooit kunnen onze daden enig lof verdienen, dan wanneer zij gevolgen zijn van de besluiten van een verlicht verstand. Tevergeefs vleien we ons dat wij het vaderland liefhebben, als wij niets voor het vaderland doen dan waartoe wij door de onverstandige drift van anderen worden aangezet. Al strekten onze bedrijvenGa naar eindo waarlijk tot algemeen nut, wij zouden er in het minst niet over te prijzen zijn en op zijn best de naam van patriottische dwepersGa naar eindo verdienen. Het verstandigste soort van mijn lezers zal dit lichte- | |
[pagina 109]
| |
lijkGa naar eindo begrijpen. Doch ik wanhoop niet dat ik er zelfs de eenvoudigsten van zal kunnen overtuigen, na het gesprek welk ik over dit onderwerp gehad heb met Joris Goedbloed,Ga naar eindo van wie ik nog eens gewag heb gemaakt. Ik vertoonde hem de redeloosheid en de schandelijkheid van de politieke dweperij in meer dan een opzicht zo klaar, dat hij bewogen werd om een briefje te tekenen, van welk ik een afschrift hier bij zal voegen, en welk ik van zins ben hem tot verversing van zijn geheugen van tijd tot tijd eens voor te lezen. Dus luidt het: ‘Door de redenenGa naar eindo van de Heer Patriot klaarlijk en volkomen overtuigd geworden zijnde van de dwaasheid van de politieke dweperij in verscheidene bijzonderheden, beloof ik, ondergeschrevene, nooit iemands gevoelen te zullen toestemmen omdat hij mij een glas brandewijn geschonken heeft, en nooit enige nieuwe tijding te zullen geloven omdat iemand zijn hals erom verbeuren wil zo zij niet waar is. Ook zal ik nimmer denken dat iemand gelijk heeft, omdat hij hard schreeuwt, zijn hoed dwars zet, met de hand op de tafel klopt, en een paar gloeiende blikken opslaat tegen elk die hem tegenspreekt. Een blootGa naar eindo straatgeroep, Wie mij lief heeft volge mij, zal mij nimmer bewegen om de voeten voor de deur te zetten. Nimmer zal ik onder het vendel van een blauw schorteldoekGa naar eindo optrekken. Maar in alle gevallen die van enig belang zijn en enig gevolg kunnen hebben, zoeken te verstaan wat er gedaan moet worden en om welke goede redenen, eer ik mij tot doen bewegen laat. In kennis van dit mijn voornemen, heb ik deze eigenhandig ondertekend. Joris Goedbloed.’ |
|