Een verdeelde Verlichting. Stemmen uit de spectators
(2001)–Dorothée Sturkenboom– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Over het volkskarakter, zijn natuur en oorsprongDe Borger (no. 82 - de 17e april 1780)
DewijlGa naar eindo er veel gesproken wordt van de onderscheidene karakters van de volken, aan elk waarvan men gewoon is een verschillend en de natie kenbaar makend karakter toe te schrijven, was ons oogmerk heden het een en ander omtrent dit onderwerp aan te merken. Een volk is niets anders dan een verzameling van mensen die tezamen, door de banden van een burgerlijke maatschappij verenigd, onder een hoge overheid leven. Het karakter van een volk is dan niet anders, dan het karakter van de mensen die een volk uitmaken. Maar, dewijl ieder mens zijn eigen karakter heeft - hetwelk meer of min van dat van anderen verschilt - is het volkskarakter niets anders dan dat karakter, hetwelk bij de meeste mensen die dat volk uitmaken, heersend is. Wanneer men dan een volk een zeker karakter toeschrijft, geeft men niet anders te kennen, dan dat onder de ondeelbaren waaruit dat volk bestaat, velen zijn van zodanig een karakter. Wanneer men dan zegt, dat de Franse natie van een vlug, levendig, gezellig,Ga naar eindo geestig karakter is; dat het karakter van de Spanjaards statig, dat van de Turken droefgeestig en hoogmoedig; dat van de joden en de Chinezen diefachtig is; zegt men niets anders, dan dat men in Frankrijk zeer vele en meest vlugge, levendige, gezellige en geestige mensen vindt; dat de meeste Spanjaards statig, de meeste Turken droefgeestig en hoogmoedig, zeer veel joden en Chinezen diefachtig zijn; zonder daarom evenwel zo algemeen te willen wezen, van niemand uit die volken van de algemene regel uit te zonderen. Zeker, on- | |
[pagina 74]
| |
der alle volken vindt men enkele mensen van een geheel andere inborst: men vindt in Frankrijk ook stompe, stille, eenzaamheid zoekende mensen; gelijk er levendige en vrolijke Spanjaards, blijgeestige en menslievende Turken, eerlijke joden en Chinezen gevonden worden. Alleen de geestneiging van de meeste mensen in een land, het karakter van het grootste getal van de ingezetenen, bepaalt en maakt het volkskarakter uit. Het valt gemakkelijker de oorzaken aan te wijzen welke het volkskarakter formeren, dan bepaaldelijk aan te tonen hoe die oorzaken werken. Evenwel zullen wij trachten, iets over dit onderwerp te zeggen. De oorzaken, die het volkskarakter formeren, zijn of natuurlijk of zedelijk. De natuurlijke oorzaken moet men in de gesteldheid van lucht en grond, en in de levenswijze van de mensen zoeken, welke laatste oorzaak ook onder de zedelijke kan gebracht worden. De gesteldheid van de lucht, de trap van warmte en koude, droogte en vochtigheid van de lucht, heeft een zo sterke invloed op het menselijk lichaam dat zij zelfs de kleuren van de mensen bepaalt, en ze zwart, bruin, rood of wit verft naar de maat van de hitte en droogte van de lucht in dewelke de mensen leven. Heeft nu de lucht zulk een invloed op de uiterlijke delen van het menselijk lichaam, geen wonder, dat zij ook de vezelenGa naar eindo van hetzelve wijzigt, uit de samenstelling waarvan het werktuiglijkeGa naar eindo van het menselijk lichaam bestaat. Een koude lucht maakt de vezelen van de huid hard en ruw. Dit kan eenieder bevinden, die zich 's winters enige tijd aan een felle vorst blootstelt. Harde, ruwe vezelen worden zo licht niet aangedaan als fijne; daar wordt een sterker indruk van buiten vereist om de verstijfde vezelen te bewegen, dan tot het in beweging brengen van slappere. Een vochtige warme lucht daarente- | |
[pagina 75]
| |
Afbeelding 8 Een schrijver aan het werk, omringd door inspirerende geschriften.
| |
[pagina 76]
| |
gen verslapt de vezelen en, door ze al te veel te verslappen, maakt zij ze even zo onaandoenlijk,Ga naar eindo zo nog niet meer, als een droge koude lucht. Een gematigde lucht, noch al te heet noch al te koud, geen al te grote vochtigheid, onderhoudt in de vezelen die toon van beweegvaardigheid,Ga naar eindo welke een vlug, vrolijk, geestig karakter uitmaakt. Deze beschouwing wordt door de ondervinding zo sterk bevestigd dat men volgens dezelve, op het inzien van een aardrijkskundige kaart alleen, het karakter van de onderscheidene volken bijna zou kunnen bepalen. De volken onder de Poolkring geplaatst, zijn zodanig door de koude verstijfd en verstompt dat zij bijna geheel onaandoenlijk zijn. Daarop volgen wakkere, oorlogszuchtige, arbeidzame, sterke, welgemaakte volken, de Zweden, Denen, Duitsers, Britten en Nederlanders, van wie de vezelen door de koude van hun luchtstreek zulk een toon van spanning hebben verkregen, dat zij minder aandoenlijk zijn dan die van meer zuidelijke volken, doch meer dan die van de noordelijke natiën. Hiervandaan bij die volken een grote gehardheid tegen de ongemakken van de lucht, een standvastigheid in hun ondernemingen,Ga naar eindo een liefde tot beweging en arbeid, en een onverschrokkenheid in de gevaren van de krijg, waarvan het gezicht op weinig aandoenlijke zenuwen zulk een indruk niet maakt als bij mensen, begaafd met veel beweegbaarder vezelen. De volken welke in de gematigdste luchtstreken leven, bezitten de grootste aandoenlijkheid. Zij zijn daarom de levendigste en geestigste van alle volken, maar ook de geweldigste in hun driften. Dit is het heersend karakter van de Fransen, Italianen en Grieken. In de verzengde luchtstreken worden de vezelen van de mensen zo verslapt en de lichamen zo ontzenuwd, dat men daar over het algemeen een heersende luiheid, zwakte van lichaam en geest, en wel felle driften doch nevens die domheid en lafhartig- | |
[pagina 77]
| |
heid vindt. En waar de lucht tevens heet en vochtig is, wordt het menselijk lichaam het allermeest verzwakt, zodat bij sommige volken zelfs de driften nauwelijks te bespeuren zijn. Dit is het geval van de volken uit Zuid-Amerika tussen de Keerkringen. De gesteldheid van de grond doet hier ook veel toe. Vooreerst brengt de grond, naar datGa naar eindo hij droog of waterachtig is, hoog of laag ligt, een grotere droogte of vochtigheid van de lucht voort. Ten tweede, naar dat de grond vruchtbaar is en goed voedsel oplevert, wordt ook het menselijk lichaam alsGa naar eindo verbeterd; en in de bloeiende staat van het lichaam deelt de geest. Schrandere waarnemers menen te hebben opgemerkt dat de bewoners van de vruchtbaarste streken van een en hetzelfde land gemeenlijk,Ga naar eindo en alle andere dingen gelijk staande, ook vernuftiger, levendiger en arbeidzamer zijn dan hun landgenoten uit min vruchtbare oorden. De levenswijze van de mensen doet ook zeer veel tot het formeren van het karakter: en deze oorzaak, welke half natuurlijk en half zedelijk kan genoemd worden, kan ons tot een overgang verstrekken tot de zedelijke oorzaken. De levenswijze van de mensen heeft grotere of kleinere invloed op het volkskarakter, naarmate het gehele volk meer of min dezelfde levenswijze leidt. Een volk van jagers, veehoeders en rovers zal meer een bepaald karakter van zijn levenswijze ontvangen, dan een volk bestaande uit mensen van allerlei beroepen. En dit is zeer waarschijnlijk een van de redenen waarom men bij de wilde Amerikanen, bij de stropende Arabieren en Tartaren, het volkskarakter veel sterker ontdekt dan bij de beschaafde volken. Dat de levenswijze het karakter van de mensen zeer sterk formeert, zal eenieder geredelijk toestaan die weet, wat invloed de gewoonte op de mens heeft. Een jager die altijd door de bossen zwerft, de ruwheden van lucht en weer tart, dikwijls een schrale maaltijd moet houden en in een gestadige beweging is, krijgt een lichaam, om zo te spreken, van ijzer en staal; wordt hard en | |
[pagina 78]
| |
onaandoenlijk van gestel; en zijn geest, bijna geen andere denkbeelden bezittende dan welke hem de jacht oplevert, formeert een ruw, woest, onaandoenlijk karakter en de beginselen tot een geschikte krijgsman. Een boer, een leven leidende ook verre af van gemakkelijk en verwijfdGa naar eindo te zijn, doch gemeenlijk iets minder wild, wordt ook hard en ongevoelig, evenwel gemeenlijk minder dan de jager. Ook trekt men uit de boerenstand de beste voorraad voor de krijgsmacht. Een wever, integendeel, wordt stijf van leden door de houding in welke hij zijn werk doet; in stilte en rust zijn bestaan winnende, blijft zijn geest vreedzaam, veeltijds bloodaardig.Ga naar eindo En zo is het met de overige kostwinningen van de mensen: naar dat hun levenswijze met een moeilijke arbeid en met gevaren vergezeld gaat, wordt hun karakter mannelijker en harder; daar rust, gemak en overvloed de geest zowel als het lichaam plegen te verslappen en verwijfd te maken. Een volk nu, bij hetwelk een zekere levenswijze door een zeer groot getal van mensen geleid wordt, ontvangt een karakter dat meer of min gewijzigd wordt door de invloed van die levenswijze. Het volk, bijvoorbeeld, langs de zeekusten deelt gemeenlijk in de ruwheid van de zeevarenden; waar, integendeel, de bewoners van grote koopsteden veel zachter van karakter, zo niet veeltijds laf en verwijfd worden, en iets hebben van die heersende geest welke des koophandels is, namelijk: de zucht naar winst aan de ene kant, en een zucht naar verkwisting aan de andere, welke laatste uit de rijke overvloed, door de handel aangebracht, geboren wordt. De geest van bedriegerij, het gros van de joden en Chinezen eigen, in zoverre dat men de dieverij en schelmerij bijna zou aanzien als uitmakend de hoofdtrekken in de karakters van die twee volken, ontstaat, denk ik, voornamelijk uit de levenswijze van die volken welke voor een zeer groot gedeelte van een kleine koophandel leven. Deze mensen, wier winsten geen grote sommen kunnen bedragen omdat zij niet handelen dan in het klein, | |
[pagina 79]
| |
gehele dagen moetende zwoegen en ploegen om een kleinigheid te winnen, komen zeer licht in de verzoeking van door bedrog een klein voordeel te zoeken, hetwelk zij op een eerlijke wijze niet dan met grote moeite verkrijgen zouden. Wat de overige zedelijke oorzaken welke het volkskarakter formeren aangaat, deze zijn juist dezelfde welke het zedelijke karakter van bijzondere mensen formeren, ik meen: zedelijke begrippen, godsdienst, gevoelens van eer, en goede burgerlijke wetten. De invloed van ieder van deze beginsels hebben wij breedvoerig elders aangewezen, waarom wij thans daar niet op zullen blijven staan. De vrijheid heeft ook een machtige invloed op het volkskarakter. Een volk van slaven denkt laaghartig, en acht zich weinig omdat het geleerd heeft weinig geacht te worden. Een vrij volk, integendeel, gevoelende dat zij mensen zijn, wil ook op een menselijke wijze gehandeld worden. Een pasjaGa naar eindo mag in Syrië en Egypte het volk knevelen; de mensen zijn daar gewend aan de onderdrukking en hebben nauwelijks een denkbeeld van vrijheid en de rechten van de menselijkheid. Maar bij vrije volken, bij mensen die weten dat zij mensen zijn, is alleen het denkbeeld van onderdrukking genoeg om een omwenteling te veroorzaken en het volk aan te zetten om, ten koste van zijn bloed, zich tenminste de waan te kopen dat het vrij is. Macht en voorspoed enige tijd door een volk genoten, heeft ook invloed op het volkskarakter. Een volk, gewoon gevreesd te worden en in de oorlog te overwinnen, wordt gemeenlijk stoutmoedig en daardoor veeltijds, ja de meeste tijd, heerszuchtig en onrechtvaardig. Welk een hoogmoed was niet die van de Romeinen in de tijden van hun voorspoed; en welke was niet hun heerszucht en onrechtvaardigheid? Ware of ingebeelde voordelen, van wat aard ook, hebben dikwijls insgelijks een machtige invloed. De hoogmoed van de Turken steunt ten opzichte van de Christenen voor een groot gedeelte op de verbeelding, dat zij de ware gelovigen en lievelin- | |
[pagina 80]
| |
gen van de hemel en dat de Christenen, integendeel, verworpelingen zijn. Behalve dit alles, zijn er dikwijls nog verborgen redenen welke een machtige invloed op het volkskarakter hebben. Oude vooroordelen en gewoonten, van welke de oorsprong reeds lang vergeten is, vermogen dikwijls zeer veel; en daar zijn niet zelden in de karakters van de hedendaagse volken trekken, waarvan men geen reden geven kan, omdat de oorzaak ervan gelegen is in bijzonderheden die voor vele eeuwen plaatshadden en waarvan het geheugen thans volkomen verloren is. W. |
|