zorgen. Nee Djum, je moet niet zo gauw de moed laten zakken. Ik begrijp best, dat je jouw vriendinnetje Oelie erg zal missen. Maar er zijn hier ook nog negers uit Afrika. Vooral Tante Jessa en Oom Nonno niet te vergeten, die jou toch al veel te veel naar mijn zin verwennen. En Mevrouw Okapi dan! Hoe dikwijls bewaart ze wat lekkers voor je. Jij bent haar speciale lieveling.’ De grote Indische olifant zwijgt en haalt diep adem. Djum slikt moeilijk zijn tranen weg. Alle dieren verwennen hem, omdat hij één van de jongste is. En de mensen van het circus verzinnen van alles om hem een pleziertje te doen. Maar och, wat zal hij Oelie missen. Hij herinnert zich die verschrikkelijke dagen, toen Oelie ziek was en niet bij hem kon komen. Djum stond iedere dag geduldig op haar te wachten. Eens zou Oelie toch wel beter worden. Wat een vreugde, toen een vermagerde Oelie aan de hand van mijnheer Markus weer bij Djum kwam. Veel hadden ze elkaar te zeggen. En op het laatst, want Oelie durfde het niet goed, vertelde ze Djum, dat zij terug ging naar Afrika met mijnheer Markus en dat Djum in het circus bleef. De laatste morgen! ‘Kan je me geen antwoord geven?’ bromt Oom Olifant. ‘Ja’, Djum slikt nog eens. ‘U weet wel, ik houd veel van U. Maar begrijpt U, met Oelie, ja met haar kon ik over alles van vroeger praten.’
‘Vroeger, vroeger! Je komt pas kijken. Ik zou maar eens hard gaan werken om in de toekomst wat te bereiken. Laat nu eens zien, wat een Afrikaanse olifant allemaal kan. Je kunt het nog ver brengen, maar dan moet je ook aanpakken en niet staan suffen.’ Bij deze woorden draait Oom olifant zich om en wandelt met zware stappen verder. Djum denkt na. Hij weet, dat de Indische olifant gelijk heeft. Hij moet flink zijn! Als Oelie later groot is geworden en Djum nog eens op komt zoeken, dan moet hij kunnen tonen, dat hij heel wat geleerd heeft. ‘Lieve Djumpie, nu kom ik voor het laatst bij je.’ Het is Oelie's stem, heel zacht. Mijnheer Markus maakt de kooi open. De ijzeren deur wijkt en samen komen ze binnen. Oelie slaat haar armen om Djum's slurf en streelt zijn grote kop. ‘Flink zijn Djum. Mijnheer Markus heeft me beloofd, dat wanneer ik later groot en sterk ben, ik dan terug mag komen en dan kunnen wij misschien nog samen menig toertje maken.’ Het lijkt er heus op, of Djum al weer lacht. Oelie, als jij je best doet, doe ik het ook’, knikt Djum. Oelie heeft een mandje bij zich vol lekkernijen. ‘Tot ziens, hoor! Tot ziens.’ Djum houdt zich flink. Hij oogt Oelie na, wanneer ze met mijnheer Markus de stal verlaat. Oelie draait zich bij de hoek om en zwaait. ‘Uit jou kan een uitstekende olifant groeien’, bromt oom olifant.’ Zwijgend gooit Djum hem met zijn slurf een banaan toe. Natuurlijk wil hij een flinke, goede olifant worden. Stilzwijgend heeft hij het Oelie beloofd. 's Middags doet Djum extra zijn best om een nieuw kunstje te leren.