later mee gaan varen. ‘Ja, ik word kapitein’, zegt Hans. Paul twijfelde: wat zou leuker zijn, matroos of clown? Op zee was het ook wel fijn. Daar valt ook van alles te beleven. Storm en schipbreuk! Het kan spoken op het water. Clown was natuurlijk een minder gevaarlijk beroep. Vanavond in bed zal hij er eens over denken.
Als ze alles gezien hebben en ook de kajuit van Oelie, luidt de bel.
Ze moeten afscheid nemen. Paul en Hans houden ieder een zwart handje van Oelie vast. Haar lipjes trillen. Het valt ook niet mee. Grootvader tilt haar op en zoent haar op het kleine mopneusje. Dan luidt de bel voor de tweede maal.
‘Jongens, tot ziens. Wanneer ik in Holland terug ben, kom ik jullie vast opzoeken’, zegt mijnheer Markus. Hij geeft hun een stevige hand en nog een klap op de schouder. Nu luidt de bel voor de derde en laatste keer.
Grootvader verlaat met de jongens de boot.
‘Dag, Oelie, dag mijnheer Markus, goede reis.’
Lange tijd staan grootvader en de jongens nog te wuiven.
De boot vaart langzaam weg en de muzikanten op de boot spelen, na het ‘Wilhelmus’, allerlei vrolijke wijsjes.
Paul en Hans roepen nog steeds ‘Dag Oelie, dag mijnheer Markus. Goede reis en heel veel groeten in Afrika!’
En Oelie knikt en wuift maar. Mijnheer Markus zwaait met zijn hoed.
Toch ook wel fijn om eens mee naar Afrika te gaan, peinst Paul. O, wat is er nog veel te zien en veel te doen!
De boot wordt kleiner en kleiner en nu kunnen ze Oelie niet meer onderscheiden. ‘Het wordt tijd om weg te gaan, anders missen we de trein’, zegt grootvader. En langzaam wandelen ze weg. Het is druk op de kade. Maar de jongens hebben er niet zoveel belangstelling voor. Hun gedachten zijn nog steeds bij Oelie. Dat kleine negermeisje heeft toch al heel wat meegemaakt, vindt Paul. Wacht maar, als hij