Mooi spelen dat hij kan op zijn ocarina! Paul heeft nog nooit zo'n instrument gezien, maar grootvader vertelde dat het ‘ocarina’ heet.
Dat gaat Paul ook leren, wanneer hij later groot is.
‘En Paul, zullen we nu naar Oelie gaan kijken?’ vraagt grootvader, als zijn kleinzoon de laatste druppel limonade door het rietje uit het glas weggezogen heeft.
‘O graag, ja fijn, grootvader.’
In de stallen is het vol mensen. De dieren kijken rustig hun bezoekers aan.
Mooie, slanke, gitzwarte paardjes zijn er. De tijgers zitten in de kooi met dikke tralies ervoor. En dan zijn er nog jonge leeuwtjes, waar de oppassers mee in hun armen lopen. Paul streelt heel voorzichtig zo'n donzig, klein kopje. Lui geeuwt het diertje en knijpt zijn oogjes dicht tot spleetjes.
Aan de overkant zit Oelie op een witte vacht en houdt Djum vast bij zijn slurf. Vlug lopen grootvader en Paul naar haar toe.
‘Oelie’, zegt Paul verlegen en steekt zijn hand naar haar uit. Ze legt daar haar eigen, kleine, zwarte handje in. Grootvader praat met haar in een taal, waar Paul niets van verstaat Oelie lacht.
In de verte komt een heer aan. Hij is al helemaal grijs en heeft een lichtbruin, door zon en wind verweerd gezicht.
Wat is dat! Paul begrijpt er niets van. Grootvader kent dien heer. Hij schudt zijn hand, alsof ze elkaar in geen jaren gezien hebben.
Paul lacht eens tegen Oelie en zij lacht terug.
Grootvader ziet na lange, lange jaren eindelijk zijn schoolkameraad Markus terug. Veel hebben ze elkaar te vertellen. Paul luistert.
‘Ja, oude vriend’, zegt mijnheer Markus, ‘tenslotte ben ik voor de paardendressuur aan het circus gekomen. We zullen eens zien, hoe lang ik het hier uithoud. Je weet,