van de blijmoedig-vrome Jacqueline van der Waals, die in haar argeloze levens- en doodsaanvaarding een noordelijke, vrouwelijke, protestantse en... minder-begaafde Gezelle gelijkt: ‘Verzen’ (1900), ‘Nieuwe Verzen’ (1909).
Maar het sterkst van karakter, het minst afhankelijk van grote voorgangers, het kloekst van plastiek toonde zich de zee-officier C.L. Schepp, die onder de schuilnaam Jan Prins, na een tienjarige medewerking aan de XXste Eeuw, de Beweging en andere tijdschriften, in 1911 zijn bundel ‘Tochten’, in 1917 zijn bundel ‘Getijden’ uitgaf. Typisch hollands is dit werk, opnieuw herinnerend aan de schilderijen van Jacob Maris: ontstaan uit een diepe liefde voor land en lucht, voor molens en dijken, kanalen en sluizen, een aardse liefde, minder op de mens gericht dan bij Potgieter, minder kosmisch en vervoerend dan bij Gorter, maar binnen haar beperking trouwhartig en onwankelbaar. Ofschoon Verwey deze gedichten terecht gaarne plaatste en zijn schildknaap Gutteling ze nadrukkelijk prees als superieur aan Bastiaanses natuurlyriek, kan men zulk een dichterlijke weergave van zintuiglijke indrukken toch moeilijk houden voor ideeënkunst.
Ook Vlaanderen had z'n impressionisten: een hele stoet van priester-dichters als Cuppens, Winters en Walgrave, die volkomen in de ban bleven van Gezelles poëzie, ofschoon ze mét zijn oertalent ook zijn veelzijdige taalkennis misten, en bovenal zijn mystiek-verwonderd kinderhart. Belangrijker was Arnold Sauwen, leeftijdgenoot van Pol de Mont, een eenvoudige en gemoedelijke limburgse onderwijzer, die zich moeizaam bevrijdde van zijn romantische afkomst maar op rijpere leeftijd tot enkele zuivere en indrukwekkende gedichten in staat bleek. Ook de vroeg-gestorven jurist Omer K. de Laey verwierf zich door z'n scherpe opmerkingsgave, z'n intelligente ironie en een niet groot maar wel persoonlijk beeldend vermogen een bescheiden eigen plaats: ‘Van te lande’ (1904). In dit verband verdient nog Victor de Meyere afzonderlijke vermelding.
Het feit dat het impressionisme op zichzelf betrekkelijk weinig zuivere vertegenwoordigers vond, betekent nog niet dat z'n invloed gering was. Inderdaad is het tegendeel het geval: zowel de ideeënkunst, door Verwey en zijn jongere vrienden voorgestaan, als ook de deels klassieke, deels mystieke poëzie der directe zielsopenbaring bij Leopold, Boutens en Van de Woestijne, als