P.C. Hooft en de ongeziene, eerste 'fontein' van Amsterdam
(2017)–G.P. van der Stroom– Auteursrechtelijk beschermd19. Vingboons levert het bewijsHet staat wel vast dat we hier van doen hebben met een plattegrond van kort vóór de vernieuwing van wat later het beroemde OZ Herenlogement zou worden. Deze tekening van Vingboons toont ons de situatie van 1646 of 1647. In hoeverre stemt die overeen met die in de tijd van Sion Luz? De door Vingboons getekende indeling van het lange gebouw langs de sloot is in 1647 bij de vernieuwing tot Logement niet volledig op haar kop gezet, want zij was tweehonderd jaar later nog goeddeels te herkennen. Dit gegeven ontleen ik aan de bouwtekening van architect W. Klijn uit 1839 (afb. O).Ga naar voetnoot130 Deze zal toen zijn tekening vervaardigd hebben met het oog op plannen van Amsterdam om de gouverneur en de griffier der Staten van de op te richten nieuwe provincie Noord-Holland naar de hoofdstad te krijgen. Voor het kabinet van de gouverneur en voor de griffie werd door Klijn plaats ingeruimd in het hoofdgebouw van het OZ Herenlogement, dat in de breedte aan de Grimburgwal lag. In het lange ‘oude’ gebouw zouden onder anderen de inspecteur Belastingen, de inspecteur Kadaster en de controleur Posterijen onderdak vinden.Ga naar voetnoot131 Doordat de regering in augustus 1841 de strijd tussen Amsterdam en Haarlem in het voordeel van de laatste stad beslechtte, is dit uiteindelijk allemaal niet door- | |
[pagina 68]
| |
Afb. T. Rechts de ‘galderij’ (Beeldbank Stadsarchief Amsterdam)
Afb. U. Het vertrek met in de hoek de ‘fonteyn’ (Beeldbank Stadsarchief Amsterdam)
gegaan, maar de indeling van het lange huis is in grote lijnen gelijk aan die die Vingboons ruim twee eeuwen eerder tekende. Blijkbaar voldeed dat oudste pand als herberg en als veilinghuis én kon het desgewenst als (negentiendeeeuws) kantoor dienst doen. Er is dan ook volgens mij geen reden om te veronderstellen dat Sion Luz het eerder niet, met zijn spijker, als lommerd annex kantoor voor zijn talrijke andere zakelijke besognes zou hebben benut. Het dwarse huis dat Vingboons opmat is ongetwijfeld het huis met de topgevels dat Visscher, of een onbekende tijdgenoot van hem, getekend heeft. Maar was dát de ‘Timmeragie’ die P.C. Hooft op het oog had en die zo'n indruk op hem maakte? Binnen Luz' hele complex was dit brede dwarshuis weliswaar in Amsterdam merkwaardig, maar er was geen galerij in of bij aangelegd, noch was er een fontein te vinden. Die treffen we bij Vingboons allebei wél aan in het lange gebouw. Dit was een chic pand, want twee vertrekken waren voorzien van een marmeren vloer. Een betrof de ‘galderij’, met zes ronde zuilen op vierkant basement en uitzicht op de ‘Tuyn’. Twee stoepen leidden naar het ‘Tuyn Padt’. Die ronde pilaren wijzen erop dat de galerij van Luz aan de zijde van zijn binnenplaats open was; anders waren het wel (vierkante) pilasters geweest. Meestal in verband met de vermeldingen van Luz' schilderijen in Van Manders Schilder-boeck is aangenomen dat Hooft met zijn twee galerij-gedichtjes | |
[pagina 69]
| |
op een ‘kunstgalerij’ van Luz doelde.Ga naar voetnoot132 Het is evenwel niet waarschijnlijk dat Luz zijn schilderijen in een (half)open galerij tentoonstelde. Dat hij elders in zijn huizencomplex een schilderijengalerij had, is mogelijk - er was daar vermoedelijk genoeg ruimte voor -, maar dat Hooft ‘een prijzend epigram op de Kunstgalerij van de bankier Simon Luz’ schreef (Hoogewerff 1950: 46) blijkt niet uit de versjes. Meer vóór in het huis was de kamer direct naast de ‘Steyger’ aan de ‘Nonnen Sloot’ opgetuigd met een ‘fonteyn’ in een hoek, naast een schoorsteen en ingeklemd tussen twee vaste ornamenten aan de muur. Hoe die versiering er uitzag, valt niet te achterhalen. Nu was een galerij in een kostbaar pand uit de vroege zeventiende-eeuw in de Noordelijke Nederlanden niet heel ongebruikelijk - Luz had er eind zestiende eeuw in Leiden ook een laten bouwen (Lunsingh Scheurleer e.a. Vla (1992): 84)Ga naar voetnoot133 -, maar een fontein was dat beslist wel. Afb. V. De Sleutelbrug met daarachter een deel van het Binnengasthuis (Beeldbank Stadsarchief Amsterdam) op de plek waar eerder de gebouwen van Sion Luz stonden.
| |
[pagina 70]
| |
Dankzij de archieven van de stad Amsterdam en de kaartenzaal van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek weten we nu waar het ‘grof gebouw’ van Luz ooit heeft gestaan. Daarmee is in elk geval de vraag naar de ligging van dat ‘prachtig huis’, die De Hoop Scheffer en Leendertz sr. zich zo'n honderdvijftig jaar geleden stelden, beantwoord. Vanaf de tegenwoordige Sleutelbrug over de Oudezijds Voorburgwal hebben we een fraai uitzicht op het grote gebouw van het vroegere Binnengasthuis dat op de plek staat waar ruim vierhonderd jaar geleden Luz zijn Timmeragie aan de Grimburgwal liet optrekken. Tenminste, dat laatste dacht Hooft toen hij zijn versje op die timmerage schreef. Want bij een vergelijking van het lange gebouw zoals het op de kaart van 1625 van Balthasar Florisz. (afb. J) getekend staat, en het gebouw op die plaats op de kaart van Pieter Bast uit 1597 (afb. G), lijkt het er verdacht veel op dat de twee noordelijke segmenten in 1625 nog altijd hetzelfde gebouw betreffen dat Luz in 1600 van de Bickers kocht. Weliswaar zijn de beide uitbouwsels aan de Nonnensloot blijkbaar enigszins verbouwd en is het achterste vergroot, en lijken de raampartijen aan de Grimburgwal wat veranderd, maar het langste en hoogste eerste segment telt toch wel evenveel verdiepingen en lijkt in 1625 even smal en hoog als in 1597. Het pand dat Luz in 1600 kocht op de hoek van de Grimburgwal en (toen) Oude Nonnensloot, was er dan al door de Bickers neergezet.Ga naar voetnoot134 Hooft moet dan na zijn terugkeer uit Italië gedacht hebben dat Luz de bouwheer was geweest. Het stond er in elk geval toen Hooft in 1598 op zijn reis, allereerst naar La Rochelle, uit Amsterdam vertrok. Was het dan in 1597 gloednieuw? Kende Hooft het niet uit zijn jeugdjaren of was hij, onder de indruk van Luz' galerij en fontein, vergeten dat het er al stond? Wat hier ook van zij, wel zeker is dat er in 1597 een even hoog en groot ‘grof gebouw’ op diezelfde plek al stond vóór Luz' koop van het brouwerij-complex van de Bickers in 1600. Het aantal pilaren en de afmetingen van de Galerije van S Lus die Hooft in een apart versje bezong kennen we van Vingboons’ opmeting nu heel precies. Maar van zijn fontein weten we nog weinig. |
|