P.C. Hooft en de ongeziene, eerste 'fontein' van Amsterdam
(2017)–G.P. van der Stroom– Auteursrechtelijk beschermd17. Philips Vingboons' plattegrondVoor zover ik heb kunnen nagaan, is de hierboven al vaak aangehaalde ir. R. Meischke (1923-2010) de eerste geweest die aandacht heeft geschonken aan de ‘geacquarelleerde inkttekening’ van Vingboons waarop een plattegrond van het OZ Herenlogement zou staan. Meischke deed dat in 1955, toen hij hoofd van de Gemeentelijke Dienst Monumentenzorg van Amsterdam was. Later, in de jaren tachtig, werd hij hoogleraar architectuurgeschiedenis te Leiden. Volgens Meischke werd het OZ Herenlogement in 1646 gevestigd ‘in een | |
[pagina 60]
| |
Afb. R. De opmeting van Vingboons uit 1646/1647 (Beeldbank Stadsarchief Amsterdam).
daartoe aangekochte brouwerij’ (Meischke 1955, kol. 9). Zoals we lazen, was dat hele complex al sinds 1600 geen brouwerij meer en bestond het brouwerijcomplex uit verschillende gebouwen, waarvan wij niet met zekerheid weten welke bedrijfspanden waren en welke het woonhuis, maar het jaartal 1646 klopt. ‘Het volgend jaar’, vervolgde Meischke, ‘werd deze vermoedelijk niet | |
[pagina 61]
| |
geheel passende behuizing door Vingboons geheel verbouwd’ en hij tekende daarbij in een noot aan dat de door Vingboons gesigneerde plattegrond ‘het waarschijnlijk’ maakt dat deze de architect is geweest (a.v., met daar noot 19). Veel verderop in zijn artikel, in het ‘Vervolg’, komt Meischke terug op deze plattegrond. Naar zijn mening geeft de tekening ‘het gebouw weer na de verbouwing in 1647’, al onderkende hij nadrukkelijk de mogelijkheid dat we niet met een bouwtekening te maken hebben, maar met een opmeting, ‘die voor een ander doel vervaardigd is’.Ga naar voetnoot119 Nog steeds volgens Meischke vond er in 1647 ‘een aanzienlijke verbouwing plaats, waarbij de gehele lage vleugel vervangen werd door een hoger opgetrokken gebouw’ (Meischke 1955, kol. 78 en 77). Dat is eenvoudig te verifiëren door prenten van het OZ Herenlogement te vergelijken met de tekening van Visscher of een onbekende kunstenaar van jaren eerder (zie afb. K): het van topgevels voorziene dwarshuis op die tekening is vervangen door een groot klassicistisch gebouw dat zelfs boven het aangrenzende lange huis langs de Oude Nonnensloot uittorent (zie afb. L en afb. P). Meischke vestigde er ten slotte de aandacht op dat op de plattegrond ‘op de plaats van het poortje [...] de gevel een lichte knik maakt’. (Die knik valt ook al op de kaart van 1597 (afb. G) en die van Balthasar Floris. uit 1625 (afb. J) te ontwaren.Ga naar voetnoot120) Vanwege die eigenaardige knik op Vingboons' tekening hield Meischke de mogelijkheid open ‘dat de werkzaamheden van 1647 niet een algehele vernieuwing van de voorvleugel inhielden, doch slechts een verbouwing’ (Meischke 1955, kol. 78-79). In 1989 ging Koen Ottenheym, later hoogleraar in de geschiedenis van de bouwkunst te Utrecht, nog een stap verder, want volgens hem blijkt uit een ‘vergelijking met de tekening van Claes Jansz. Visscher uit ca. 1630’ dat Vingboons op zijn plattegrond de oude toestand weergaf en niet de nieuwe ontwierp. De plattegrond zou dan een opmeting zijn en geen bouwtekening (Ottenheym 1989: 279n281), een mogelijkheid waarmee ook Meischke al rekening had gehouden. Tel daarbij op dat Vingboons wel vaker gebouwen in verband met aanstaande verbouwingen opmat (Ottenheym 1989: 135), dat er in Vingboons' oeuvre geen aan de nieuwe gevel van het | |
[pagina 62]
| |
OZ Herenlogement analoge voorbeelden zijn (Meischke 1955, kol. 79-82), dat de plattegrond geen enkele datering draagt, dat het nieuwe, zeer vermaarde OZ Herenlogement niet voorkomt in de zeventiende- en achttiende-eeuwse prachtwerken met afbeeldingen ‘der voornaamste gebouwen van alle die Philips Vingboons geordineert heeft’Ga naar voetnoot121 en het wordt waarschijnlijk dat we hier te maken hebben met een weergave van de toestand van vóór de verbouwing in 1647.Ga naar voetnoot122 Meer zekerheid krijgen we door Vingboons' plattegrond van dichterbij te bezien. |
|